OPEL MOKKA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2016.5Pages: 239, PDF Size: 6.58 MB
Page 11 of 239

Kort en bondig9Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 28, elektri‐
sche verstelling 3 28, inklapbare
buitenspiegels 3 28, verwarmde
buitenspiegels 3 29.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 42, contactslot‐
standen 3 129.
Page 12 of 239

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 239

Kort en bondig111Centrale vergrendeling .........21
2 Elektrisch bediende ruiten ....30
3 Buitenspiegels ......................28
4 Lichtschakelaar ...................109
5 Cruise control ......................144
Snelheidsbegrenzer ............145
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 146
6 Zijdelingse luchtroosters .....124
7 Richtingaanwijzers ..............115
Lichtsignaal ......................... 111
Grootlicht en dimlicht ..........110
Knoppen voor Driver
Information Center ................89
8 Instrumenten ......................... 78
9 Stuurbedieningsknoppen .....72
10 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ...................73
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ............................ 75
11 Middelste luchtroosters .......12412Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................142
Alarmknipperlichten ...........114
Controlelamp
airbag-deactivering ...............84
13 Status-LED alarmsysteem ...26
14 Info-Display .......................... 93
15 Opbergvak instrumenten‐
paneel ................................... 54
16 Handschoenenkastje ...........55
17 Infotainmentsysteem
18 Verwarming en ventilatie ....119
19 Stop/Start-systeem .............130
Brandstofkeuzeschakelaar ...79
20 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf
21 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................138
Automatische
versnellingsbak ..................135
22 Handrem ............................. 140
23 12 V-aansluiting ....................7724Parkeerhulp ........................ 148
Systeem voor
gecontroleerde afdaling ........86
25 Contactslot met stuurslot ...129
26 Claxon .................................. 73
Bestuurdersairbag ...............45
27 Stuurwiel instellen ................72
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 170
29 Opbergvak instrumenten‐
paneel ................................... 54
Zekeringenkast ..................186
Page 14 of 239

12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht
Automatisch dimlicht
AUTO:automatische verlichting: rij‐
verlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeldm:activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8:zijmarkeringslichten9:dimlicht
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>:mistlampenr:mistachterlicht
Verlichting 3 109.
Lichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwendimlicht:hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Automatische verlichting 3 110,
Grootlicht 3 110, Lichtsignaal
3 111, Adaptief rijlicht (AFL) 3 112.
Page 15 of 239

Kort en bondig13Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 115.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 114.
Claxon
j indrukken.
Page 16 of 239

14Kort en bondigWis-/wasinstallatie
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen of automatisch
wissen met regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Voorruitwisser 3 73, wisserblad
vervangen 3 176.
Wis-/wasinstallatie voor
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 73,
sproeiervloeistof 3 173.
Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven:continue werkingschakelaar
onder:onderbroken wer‐
kingmiddenstand:uit
Page 17 of 239

Kort en bondig15Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 75.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 32.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Klimaatregelsysteem 3 119.
Page 18 of 239

16Kort en bondigVersnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in, druk op
de knop op de schakelhendel en
schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐ len.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 138.
Automatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:neutrale standD:rijstand
Handgeschakelde modus: Zet de
keuzehendel op M.
<:hogere versnelling]:lagere versnelling
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u op de
ontgrendelknop.
Automatische versnellingsbak
3 135.
Page 19 of 239

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en - staat 3 190, 3 225.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 171.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 28,
3 35, 3 40.
● Werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap de koppeling en rem in.
● Automatische versnellingsbak in stand P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 2 om voor te gloeien
en wacht totdat de controle‐
lamp ! dooft.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 129.
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en bepaalde voorwaarden zijn ver‐
vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in N.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven op de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop-startsysteem 3 130.
Page 20 of 239

18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐ snelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Bij auto's met auto‐
matische versnellingsbak kan
de sleutel alleen worden verwij‐
derd met de keuzehendel in
stand P.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto met e op de
handzender.
Activeer het alarmsysteem
3 26.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐king treden 3 170.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 169.