display OPEL MOKKA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2016.5Pages: 239, PDF Size: 6.58 MB
Page 5 of 239

Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken “Service en onder‐ houd” en “Technische gegevens”,
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐ gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen be‐
dienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wet‐
geving van het land waarin u zich be‐ vindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan. Voor
gasauto's raden wij een door Opel er‐
kende reparateur aan voor onder‐
houd en reparatie aan gasauto's.
Elke Opel Service Partner biedt u eer‐ steklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze handleiding
● Deze handleiding geeft een om‐ schrijving van alle voor dit model
beschikbare opties en functies.
Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassingwanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de af‐
zonderlijke paragrafen geeft aan
waar u de informatie die u zoekt,
kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's ge‐toond. De bediening van rechts‐gestuurde auto's is vergelijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding ge‐
hanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
Page 6 of 239

4Inleiding● Richtingaanduidingen in de be‐schrijvingen, zoals links, rechts,
voor of achter moeten altijd met
de blik in de rijrichting worden
gezien.
● Displays ondersteunen mogelijk uw specifieke taal niet.
● Displaymeldingen en etiketten in het interieur staan vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot ver‐
wondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan ra‐
ken. Het niet naleven van deze richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Adam Opel AG
Page 13 of 239

Kort en bondig111Centrale vergrendeling .........21
2 Elektrisch bediende ruiten ....30
3 Buitenspiegels ......................28
4 Lichtschakelaar ...................109
5 Cruise control ......................144
Snelheidsbegrenzer ............145
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 146
6 Zijdelingse luchtroosters .....124
7 Richtingaanwijzers ..............115
Lichtsignaal ......................... 111
Grootlicht en dimlicht ..........110
Knoppen voor Driver
Information Center ................89
8 Instrumenten ......................... 78
9 Stuurbedieningsknoppen .....72
10 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ...................73
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ............................ 75
11 Middelste luchtroosters .......12412Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................142
Alarmknipperlichten ...........114
Controlelamp
airbag-deactivering ...............84
13 Status-LED alarmsysteem ...26
14 Info-Display .......................... 93
15 Opbergvak instrumenten‐
paneel ................................... 54
16 Handschoenenkastje ...........55
17 Infotainmentsysteem
18 Verwarming en ventilatie ....119
19 Stop/Start-systeem .............130
Brandstofkeuzeschakelaar ...79
20 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf
21 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................138
Automatische
versnellingsbak ..................135
22 Handrem ............................. 140
23 12 V-aansluiting ....................7724Parkeerhulp ........................ 148
Systeem voor
gecontroleerde afdaling ........86
25 Contactslot met stuurslot ...129
26 Claxon .................................. 73
Bestuurdersairbag ...............45
27 Stuurwiel instellen ................72
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 170
29 Opbergvak instrumenten‐
paneel ................................... 54
Zekeringenkast ..................186
Page 22 of 239

20Sleutels, portieren en ruitenSleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling
● diefstalalarmsysteem
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van ca. 30 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw ge‐
synchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 21.
Basisinstellingen Sommige instellingen kunt u veran‐
deren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 100.
Page 23 of 239

Sleutels, portieren en ruiten21Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Handzender sluiten
en synchroniseren.
Afstandsbediening
synchroniseren
Na vervanging van de batterij het por‐
tier openen met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier. De hand‐
zender wordt gesynchroniseerd wan‐ neer het contact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen Wanneer de sleutel uit de contact‐
schakelaar wordt getrokken, worden
de volgende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opge‐
slagen:
● verlichting
● infotainmentsysteem
● centrale vergrendeling
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 129
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de Graphic-
Info-Display. Dit moet worden inge‐ steld voor elke sleutel die gebruikt
wordt. Bij auto's die zijn uitgerust met
een Colour-Info-Display, is de perso‐
nalisatie permanent ingeschakeld.
Persoonlijke instellingen 3 100.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐ greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Page 24 of 239

22Sleutels, portieren en ruitenLet op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐
tieren word geopend, worden deze
na korte tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
Ontgrendelen
Handzender
c indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen:
● Om alleen het bestuurderspor‐ tier, de bagageruimte en de tank‐
klep te ontgrendelen, drukt u
eenmaal op c. Om alle portieren
te ontgrendelen, drukt u twee‐
maal op c.
● Druk eenmaal op c om alle por‐
tieren, de bagageruimte en de tankklep te ontgrendelen.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 100.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel. Opgeslagen instel‐
lingen 3 21.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Centrale vergrendelingstoetsen
Alle portieren, de bagageruimte en de
tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
De toetsen voor centrale portierver‐
grendeling zitten in het bestuurders‐
portier.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.
Page 26 of 239

24Sleutels, portieren en ruitenBovendien kunt u de functie zo confi‐
gureren dat ze het bestuurdersportier of alle portieren opent nadat het con‐
tact is uitgeschakeld en de contact‐
sleutel werd verwijderd (handmatige
transmissie) of wanneer de keuze‐
hendel in de stand P wordt geplaatst
(automatische transmissie).
Instellingen kunt u veranderen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 100.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 21.
Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Gebruik een sleutel of een passende
schroevendraaier en draai het kinder‐ slot in het achterportier in de horizon‐tale stand. Het portier kan niet meer
van binnen worden geopend. Om de
functie te deactiveren, draait u het
kinderslot in de verticale stand.
Portieren
Bagageruimte
Achterklep Openen
Druk na het ontgrendelen op de tip‐
toets en open de achterklep.
Sluiten
Gebruik een van de binnenste hand‐
grepen.
Druk tijdens het sluiten niet opnieuw
op de tiptoets of het merkembleem,
om te voorkomen dat de achterklep
weer wordt ontgrendeld.
Page 73 of 239

Instrumenten en bedieningsorganen71Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................72
Stuurwielverstelling ...................72
Stuurbedieningsknoppen ...........72
Verwarmd stuurwiel ...................72
Claxon ....................................... 73
Wis-/wasinstallatie voorruit ........73
Wis-/wasinstallatie achterruit .....75
Buitentemperatuur .....................75
Klok ........................................... 76
Elektrische aansluitingen ...........77
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................78
Snelheidsmeter ......................... 78
Kilometerteller ........................... 78
Dagteller .................................... 78
Toerenteller ............................... 79
Brandstofmeter .......................... 79
Brandstofkeuzeschakelaar ........79
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 80
Service-display .......................... 80
Controlelampen ......................... 81
Richtingaanwijzer ......................83
Gordelverklikker ........................84Airbag en gordelspanners .........84
Airbag-deactivering ...................84
Laadsysteem ............................. 84
Storingsindicatielamp ................85
Service-indicatie ........................85
Rem- en koppelingssysteem .....85
Pedaal intrappen .......................85
Antiblokkeersysteem (ABS) .......85
Opschakelen ............................. 86
Systeem voor gecontroleerde afdaling ..................................... 86
Stuurbekrachtiging ....................86
Lane Departure Warning ...........86
Ultrasoonparkeerhulp ................86
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............86
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....86
Traction Control-systeem UIT ...87
Voorverwarming ........................87
Roetfilter .................................... 87
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 87
Motoroliedruk ............................. 87
Te laag brandstofpeil .................88
Startbeveiliging .......................... 88
Rijverlichting .............................. 88
Grootlicht ................................... 88
Adaptive Forward Lighting .........88
Mistlamp .................................... 89Mistachterlicht........................... 89
Cruise control ............................ 89
Voorligger gedetecteerd ............89
Motorkap open .......................... 89
Portier open ............................... 89
Informatiedisplays ........................89
Driver Information Center ..........89
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .................... 93
Boordinformatie ........................... 95
Geluidssignalen .........................96
Batterijspanning .........................97
Tripcomputer ................................ 97
Persoonlijke instellingen ............100
OnStar ....................................... 104
Page 77 of 239

Instrumenten en bedieningsorganen75Wis-/wasinstallatie
achterruit
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven:continue werkingschakelaar
onder:onderbroken wer‐
kingmiddenstand:uit
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Sproeiervloeistof 3 173
Persoonlijke instellingen 3 100.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Als de buitentemperatuur tot 0,5 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center met Uplevel-display of
Uplevel-Combi-display.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Page 78 of 239

76Instrumenten en bedieningsorganenKlokDatum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Datum en tijd instellen
CD 400
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
Selecteer Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
● Tijd instellen : Wijzigt de op het
display weergegeven tijd.
● Datum instellen : Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
● Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
● Datumopmaak instellen : Wijzigt
de datumindicatie tussen MM-
DD-JJJJ en DD-MM-JJJJ .
● Klok weergeven : Schakelt de
tijdsindicatie op het display in/uit.
● Kloksynchr. RDS-signaal : Het
RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch
de tijd in. De RDS-tijdsynchroni‐
satie kan enkele minuten in be‐
slag nemen. Sommige zenders
zenden geen correct tijdsignaal
uit. Het is dan raadzaam de au‐
tomatische tijdsynchronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 100.
Tijds- en datuminstellingen
CD 600/Navi 950
Druk op CONFIG en selecteer dan
het menu-onderdeel Tijd en datum
om het respectieve submenu weer te geven.
Let op
Als Kloksynchr. RDS-signaal geac‐
tiveerd is, worden tijd en datum au‐
tomatisch door het systeem inge‐
steld.
Zie voor meer informatie de handlei‐
ding bij het infotainment-systeem.
Tijd instellen
Selecteer het menu-onderdeel Tijd
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐
nele knop om de eerste instelling aan
te passen.