Sleutel OPEL MOKKA X 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: MOKKA X, Model: OPEL MOKKA X 2017Pages: 259, PDF Size: 6.49 MB
Page 115 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen113Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Ontgrendelen op afstand : Wijzigt
de configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Open deuren op afstand
vergrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de automatische herver‐
grendeling na het ontgrendelen
zonder de auto te openen.
Afstandsbediening ramen : Acti‐
veert of deactiveert de werking
van de elektrisch bediende ruiten met de handzender.
Passieve portierontgrendeling :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Passieve vergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de passieve
vergrendelingsfunctie. Met deze
functie wordt de auto na enkele
seconden automatisch vergren‐
deld als alle portieren zijn geslo‐
ten en een elektronische sleutel
uit de auto is verwijderd.Waarsch. afstandsbed. nog in
auto : Activeert of deactiveert de
waarschuwingsgeluid wanneer
de elektronische sleutel in de
auto blijft.Telematicaservice
OnStar
OnStar is een persoonlijke connecti‐
viteits- en servicehulp met een geïn‐
tegreerde Wi-Fi Hotspot. De OnStar-
service is 24 uur per dag, 7 dagen per
week beschikbaar.
Let op
OnStar is niet op alle markten
verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Let op
Om OnStar beschikbaar en bedrijfs‐
gereed te kunnen laten zijn, hebt u
een geldig OnStar-abonnement,
een werkend elektrisch systeem van de auto, mobiele service en eenGPS-satellietverbinding nodig.
U activeert de OnStar-services en
stelt een account in door op Z te druk‐
ken en met een adviseur te spreken.
Page 126 of 259

124VerlichtingAuto’s met adaptief rijlicht
1. Sleutel in contactschakelaar.
2. Trek de richtingaanwijzerhendel naar u toe en houd deze vast
(lichtsignaal).
3. Contact inschakelen.
4. Na ongeveer vijf seconden gaat controlelampje f knipperen en
klinkt er een geluidssignaal.
Bij een andere versie zijn de koplam‐ pen via het menu Persoonlijke instel‐
lingen aan te passen voor ritten aan
de andere kant van de weg. Selecteer
de relevante instelling in Instellingen,
I Voertuig .
Persoonlijke instellingen 3 108.
Telkens wanneer u het contact
inschakelt, knippert controlelampje f
ter herinnering ongeveer vier secon‐
den lang.
Ga voor het deactiveren op dezelfde
wijze te werk als bovenstaand
omschreven. Controlelampje f knip‐
pert bij het deactiveren van de functie niet.
Controlelampje f 3 99.
Dagrijlicht
Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt bij daglicht automatisch
ingeschakeld wanneer de motor
draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en koplampen,
afhankelijk van het aanwezige licht.
Automatische verlichting 3 121.Adaptief rijlicht (AFL)
De functies van het adaptief rijlicht
(AFL) zijn alleen beschikbaar bij led-
koplampen voor dimlicht en groot
licht. Het bereik van de lichtbundel, de
lichtverdeling en de -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek en
de rijsituatie.
Led-koplampen voor dimlicht en
groot licht
Led-koplampen voor dimlicht en groot
licht zorgen voor beter zicht onder alle
omstandigheden.
De bediening is hetzelfde als voor
halogeen koplampen.
Lichtschakelaar 3 120, groot licht
3 121 , lichtsignaal 3 122, koplampin‐
stelling in het buitenland 3 123.
Automatische verlichting 3 121.
AFL-led-koplampfuncties De AFL-led-koplampfuncties zijn
automatisch actief, wanneer de licht‐
schakelaar in stand AUTO staat. AFL-
led-koplampen hebben de volgende
functies:
Page 132 of 259

130VerlichtingUitstapverlichting
Het dimlicht, de zijmarkeringslichten
en de achterlichten zullen de directe
omgeving een instelbare tijd verlich‐
ten terwijl u de auto verlaat.
Inschakelen
Aan- en uitzetten van deze functie en de verlichtingsduur kunnen worden
gewijzigd in de boordinstellingen.
Persoonlijke instellingen 3 108.
1. Ontsteking uitschakelen.
2. Contactsleutel verwijderen.
3. Bestuurdersportier openen.
4. Richtingaanwijzerhendel naar u toe trekken.
5. Bestuurdersportier sluiten.
Wordt het bestuurdersportier niet
gesloten, dan gaat de verlichting na
een paar seconden uit.
De verlichting wordt meteen uitge‐ schakeld als u de richtingaanwijzer‐
hendel naar u toe trekt, terwijl het
bestuurdersportier geopend is.
Ontlaadbeveiliging accu Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl het contact is uitgescha‐
keld, wordt de interieurverlichting na
enige tijd automatisch uitgeschakeld.
Page 143 of 259

Rijden en bediening141Contactslotstanden0:contact uit: Sommige functies blij‐
ven actief tot de sleutel eruit
wordt getrokken of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, mits
het contact van tevoren aan was1:accessoirestand: Stuurslot
losgezet, sommige elektrische
functies werken, contact is uit2:contactstand: Contact is aan,
dieselmotor gloeit voor. De
controlelampjes branden en de
meeste elektrische functies
werken3:motor starten: Laat de sleutel los
nadat de motor gestart isStuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het vastklikt.9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Aan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoirestand
Druk een keer op Engine Start/Stop
zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. Het oranje led-lampje in
de toets brandt. Het stuurslot wordt
losgezet en sommige elektrische
functies werken, contact is uit.Contactstand aan
Houd Engine Start/Stop zes secon‐
den ingedrukt zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. Het
groene led-lampje in de toets brandt,
de dieselmotor gloeit voor. De contro‐ lelampjes branden en de meeste
elektrische functies werken.Motor starten
Trap het koppelingspedaal (handge‐
schakelde versnellingsbak) of het
rempedaal (automatische versnel‐
lingsbak) in en druk nogmaals op
Engine Start/Stop . Laat de toets los
nadat de motor gestart is.Contact uit
Druk in elke modus kort op
Engine Start/Stop of wanneer de
motor draait en de auto stilstaat.
Sommige functies blijven actief totdat
Page 144 of 259

142Rijden en bedieninghet bestuurdersportier wordt
geopend, mits het contact van
tevoren aan was.Uitschakelen in noodsituatie tijdens
het rijden
Druk langer dan twee seconden op
Engine Start/Stop of druk er binnen
vijf seconden twee keer kort op
3 143.
Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
● Het bestuurdersportier geopend is.
Zet het stuurslot los door het bestuur‐ dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.
9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
1. Plaats de elektronische sleutel in de voorste bekerhouder van de
middenconsole. Leg alleen de
elektronische sleutel in de lengte‐
richting plat op het zendergebied,
met de toetsen omhoog; zoals
afgebeeld.
2. Bedien met stand P (parkeer‐
stand) of N (neutraalstand) inge‐
schakeld het rempedaal en druk op Engine Start/Stop .
Vervang de batterij van de elektroni‐ sche sleutel zo spoedig mogelijk.
Page 145 of 259

Rijden en bediening143Vertraagde uitschakelingstroom
De volgende elektronische systemen kunnen na uitschakeling van de
motor nog tot tien minuten lang blijven
werken:
● Elektrisch bediende ruiten
● Zonnedak
● Audiosysteem
De elektrisch bediende ruiten en
zonnedak blijven tot tien minuten
werken of tot een willekeurig portier
wordt geopend. De radio werkt bij een ingeschakeld contact in de modus
contact en accessoirevoeding. Na
uitschakeling van het contact is de
radio nog tien minuten lang te gebrui‐
ken of tot het bestuurdersportier
wordt geopend.Motor starten
Auto's met contactschakelaar
Draai de sleutel naar stand 1 om het
stuurslot te ontgrendelen.
Handgeschakelde versnellingsbak: koppelings- en rempedaal bedienen.
Automatische versnellingsbak:
rempedaal intrappen en keuzehendel
in stand P of N zetten.
Bedien het gaspedaal niet.
Dieselmotoren: de sleutel naar stand
2 draaien om voor te gloeien en wach‐
ten totdat het controlelampje !
uitgaat.
Draai de sleutel even naar stand 3 en
laat deze los: een automatische rege‐ ling bedient de startmotor na een
korte vertraging zolang de motor
draait; zie 'Automatische startmotor‐ regeling'.
Handgeschakelde versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de motor
herstarten door het koppelingspedaal
in te trappen 3 145.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
herstarten door het koppelingspedaal los te laten 3 145.
Auto's met Aan/Uit-knop
Page 146 of 259

144Rijden en bedieningHandgeschakelde versnellingsbak:koppelings- en rempedaal bedienen.
Automatische versnellingsbak:
bedien het rempedaal en zet de
keuzehendel in P of N.
Bedien het gaspedaal niet.
Druk op Engine Start/Stop en laat
deze weer los: een automatische
regeling bedient de startmotor met
een kort interval tot de motor draait;
zie automatische startmotorregeling.
Voordat u de motor weer start of
uitschakelt terwijl de auto stilstaat,
drukt u nog een keer kort op
Engine Start/Stop .
Handgeschakelde versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de motor
herstarten door het koppelingspedaal in te trappen 3 145.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
herstarten door het koppelingspedaal los te laten 3 145.Sleutelbeveiliging
Een aantal voertuigen met een auto‐
matische versnellingsbak is uitgerust
met een elektronisch sleutelbeveili‐
gingssysteem. De sleutelbeveiliging
is ontworpen om te voorkomen dat de
contactsleutel wordt verwijderd als de keuzehendel niet in P staat.
De auto starten bij lage
temperaturen
Het is mogelijk om de motor zonder
bijkomende verwarming te starten tot -25 °C voor dieselmotoren en –30 °C
voor benzinemotoren. Motorolie met
de juiste viscositeit, de juiste brand‐
stof, uitgevoerd onderhoud en een
voldoende opgeladen accu zijn
vereist. Bij temperaturen lager dan
–30 °C moet de automatische
versnellingsbak gedurende ca.
vijf minuten worden verwarmd. De
keuzehendel moet in stand P staan.
Automatische startmotorregeling Deze functie regelt de startprocedure
van de motor. De bestuurder hoeft de
sleutel niet op stand 3 te houden of
Engine Start/Stop niet ingedrukt tehouden. Het eenmaal actieve
systeem zal de motor automatisch
blijven ronddraaien tot deze start.
Vanwege de controleprocedure
begint de motor na een korte vertra‐
ging te lopen.
Mogelijke redenen voor startproble‐
men:
● Koppelingspedaal niet bediend (handgeschakelde versnellings‐bak).
● Rempedaal niet bediend of keuzehendel niet in P of N (auto‐
matische versnellingsbak).
● Time-out opgetreden.
Opwarmen van de turbomotor
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motortemperatuur koud
is. Deze beperking is er om het
smeersysteem de motor volledig te
laten beschermen.
Page 149 of 259

Rijden en bediening147Als er zich een van de volgende
omstandigheden voordoet tijdens een Autostop, dan zal de motor auto‐
matisch door het stop-startsysteem
worden herstart:
● Het stop-startsysteem is manu‐ eel uitgeschakeld.
● De motorkap is open.
● De veiligheidsgordel van de bestuurders is losgemaakt en hetbestuurdersportier is geopend.
● De motortemperatuur is te laag.
● Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
● Het remvacuüm is niet voldoende.
● De auto reed minstens stap‐ voets.
● De klimaatregeling vereist het starten van de motor.
● De airconditioning wordt hand‐ matig ingeschakeld.
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information
Center.Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de
aansluiting is aangesloten, merkt u
mogelijk een korte terugval tijdens het
herstarten van de motor.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste
versnelling inschakelen of de
keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐ pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Bij auto's met auto‐
matische versnellingsbak kan de sleutel alleen worden verwij‐
derd met de keuzehendel in
stand P.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Page 153 of 259

Rijden en bediening151De motor start alleen wanneer de
hendel in stand P of N staat. Wanneer
de stand N is geselecteerd, trapt u de
rem in of trekt u de handrem aan alvo‐
rens te starten.
Tijdens het schakelen geen gas
geven. Gas- en rempedaal nooit
gelijktijdig bedienen.
Wanneer een versnelling is ingescha‐ keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Afremmen op de motor
Om bij het afdalen van een helling op de motor af te remmen, tijdig eenlagere versnelling selecteren; zie
handmatige modus.
Auto heen en weer schommelen Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Beweeg de keuzehendel
meermaals tussen stand D en R heen
en weer. Motor niet te hoge toeren laten maken en snel optrekken voor‐
komen.Parkeren
Trek de handrem aan en schakel P in.
De contactsleutel kan alleen verwij‐
derd worden met de keuzehendel in
stand P.
Handmatige modus
Zet de keuzehendel in de stand M.
Druk op de knop op de keuzehendel:
<:opschakelen naar een hogere
versnelling]:terugschakelen naar een lagere
versnellingWordt bij een te lage snelheid een
hogere versnelling geselecteerd of
een lagere versnelling bij een te hoge
snelheid, dan schakelt de auto niet.
Hierdoor kan er een melding verschij‐ nen op het Driver Information Center.
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
opgeschakeld naar een hogere
versnelling.
Aanduiding versnelling
Het symbool R met een cijfer ernaast
verschijnt wanneer schakelen
omwille van het brandstofverbruik
wordt geadviseerd.
Aanduiding om te schakelen
verschijnt alleen in de handgescha‐
kelde modus.
Elektronische rijprogramma's
● Het bedrijfstemperatuurpro‐ gramma brengt de katalysator na
een koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te
verhogen.
Page 154 of 259

152Rijden en bediening● De automatische neutraalscha‐keling schakelt vanzelf de
neutraalstand in wanneer de auto
wordt stilgezet met een inge‐
schakelde versnelling en de rem
wordt ingetrapt.
● Speciale programma's passen bij
klimmen en dalen de schakelmo‐
menten automatisch aan.
Adaptiefunctie automatische
versnellingsbak
Deze functie past de werking van de versnellingsbak voortdurend aan tijdens het rijden of schakelen. De
functie zorgt voor een langere levens‐
duur en optimale schakelkwaliteit
zolang de versnellingsbak meegaat.
Tijdens het inrijden kunt u het scha‐
kelen als ietwat stug ervaren, maar dit is normaal. De schakelkwaliteit zal
langzaam maar zeker verbeteren
naarmate u langer in de verschillende versnellingen rijdt en meer schakelt.Kickdown
Bij het geheel intrappen van het
gaspedaal in de automatische modus schakelt de transmissie afhankelijkvan het motortoerental over op een
lagere versnelling.
Storing
Bij een storing verschijnt er boordin‐ formatie op het Driver Information Center. Boordinformatie 3 107.
De versnellingsbak schakelt niet
langer automatisch. Verder rijden is
mogelijk door handmatig te schake‐
len.
Alleen de hoogste versnelling is
beschikbaar. In de handgeschakelde
modus kan, afhankelijk van de
storing, ook de tweede versnelling
beschikbaar zijn. Schakel alleen
wanneer de auto stilstaat.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking kan de
keuzehendel niet uit stand P worden
gehaald. U kunt de contactsleutel niet uit de contactschakelaar verwijderen.
Bij een lege accu hulpstartkabels
gebruiken 3 221.
Is de accu niet de oorzaak van de
storing, ontgrendel dan de keuzehen‐
del.
1. Houd het rempedaal ingetrapt en trek de handremhefboom aan.
2. Verwijder de kap van de consolemet een dun voorwerp, zoals een
schroevendraaier.