Sleutel OPEL MOKKA X 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: MOKKA X, Model: OPEL MOKKA X 2017Pages: 259, PDF Size: 6.49 MB
Page 37 of 259

Sleutels, portieren en ruiten35Automatische dimfunctie
Verblinding ’s nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Warmtereflecterende voorruit De warmtereflecterende voorruit
heeft een coating die zonnestralen
weerkaatst. Ook datasignalen zoals
die van tolstations kunnen worden
gereflecteerd.
De aangegeven gebieden van de
voorruit achter de binnenspiegel
hebben geen coating. Apparaten voor
het registreren van elektronische
gegevens en betaling van gelden
moeten op deze plekken worden
bevestigd. Anders is het mogelijk dat
gegevens over ongevallen niet
worden geregistreerd.
Voorruitstickers
Plak geen stickers, zoals bijvoorbeeld tolvignetten, rondom de binnenspie‐
gel op de voorruit. Anders kunnen de detectiezone van de sensor en het
zichtveld van de camera in de spie‐ gelbehuizing kleiner worden.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en/of berich‐
ten van deze systemen.
Page 38 of 259

36Sleutels, portieren en ruitenHandbediende ruitenDe portierruiten kunnen met de hand‐
slingers worden geopend of gesloten.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Druk de schakelaar van de desbetref‐ fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Toets een beetje indrukken of uittrek‐
ken: ruit gaat omhoog of omlaag
zolang u de schakelaar bedient.
Toets zover mogelijk indrukken of
uittrekken en loslaten: ruit gaat auto‐
matisch omhoog of omlaag met geac‐ tiveerde beveiligingsfunctie. U stopt
de ruit door de schakelaar nogmaals
in dezelfde richting te bedienen.
Beveiligingsfunctie
Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten
onmiddellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
vervolgens de schakelaar tot aan de
eerste vergrendeling trekken en vast‐ houden. De ruit gaat omhoog zonder
geactiveerde beveiligingsfunctie. Om
de beweging te stoppen, laat u de
schakelaar los.
Page 39 of 259

Sleutels, portieren en ruiten37Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk op z om elektrisch bediende
ruiten achter te deactiveren.
Druk voor het activeren nogmaals op
z .
Overbelasting Door herhaalde, snel opeenvolgende
bediening wordt de stroomvoorzie‐
ning van de ruitbediening enige tijd
onderbroken.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als de ruiten niet automatisch sluiten(bijv. na het loskoppelen van de
accu), dan moet u de ruitelektronica
als volgt activeren:
1. Portieren sluiten.
2. Ontsteking inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog twee
seconden eraan trekken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
AchterruitverwarmingOm in te schakelen Ü indrukken.
Het led-lampje in de toets geeft aan
dat het systeem geactiveerd is.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Onderweg moeten de afdekkingen
van de zonneklepspiegels gesloten
zijn.
Als de zonnekleppen een make-
upspiegellampje hebben, gaat het bij
het openen van de make-upspiegel
branden.
Page 40 of 259

38Sleutels, portieren en ruitenDakZonnedak9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het bedienen
van het zonnedak. Er bestaat
verwondingsgevaar, met name voor kinderen.
Houd de bewegende onderdelen
tijdens het bedienen goed in de
gaten. Ervoor zorgen dat niets of
niemand bekneld raakt.
Schakel het contact in om het zonne‐
dak te bedienen.
Openen of sluiten
Druk schakelaar 1 of schakelaar 2
een stukje in: zonnedak wordt
geopend of gesloten zolang u de
schakelaar bedient.
Druk schakelaar 1 of schakelaar 2
zover mogelijk in en laat los: zonne‐
dak wordt automatisch geopend of
gesloten met geactiveerde beveili‐ gingsfunctie. Om de beweging te
stoppen, drukt u nogmaals op de
schakelaar.
Omhoog of sluiten Druk op schakelaar 3 of schakelaar
4 : zonnedak gaat omhoog of sluit
automatisch met geactiveerde bevei‐
ligingsfunctie.
Staat het zonnedak omhoog, dan
kunt u het in één keer openen door
schakelaar 1 in te drukken.
Zonnescherm Het zonnescherm wordt met de hand
bediend.
Schuif het zonnescherm open of
dicht.Wanneer het zonnedak openstaat, is
het zonnescherm altijd open.
Op de afdichting van het zonnedak of in de rail kan zich vuil of gruis opho‐
pen waardoor er storingen in het
zonnedaksysteem, lawaai of verstop‐
ping van het waterafvoersysteem
zou(den) kunnen ontstaan. Open het
zonnedak regelmatig en verwijder
voorwerpen of eventueel gruis. Wrijf
de afdichting van het zonnedak en het dak met een schone doek, water en
milde zeep schoon. Ontvet het
zonnedak niet.
Algemene tips
Beveiligingsfunctie
Stuit het zonnedak tijdens het auto‐
matisch sluiten op een obstakel, dan
stopt het meteen en gaat het weer
open.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. schakelaar 2 ingedrukt
houden. Het zonnedak sluit zonder inschakelen van de beveiligingsfunc‐
tie. Om de beweging te stoppen, laat
u de schakelaar los.
Page 41 of 259

Sleutels, portieren en ruiten39Initialisatie na een
stroomonderbreking
Na een stroomonderbreking kan het
zonnedak slechts beperkt bediend
worden. Laat het systeem initialiseren
door uw garage.
Page 55 of 259

Stoelen, veiligheidssystemen53
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het hoofd bij een zijdelingse aanrijding aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Houd de zone waarin de airbag
zich ontplooit vrij van obstakels.
De haken in het dakframe zijn
uitsluitend geschikt voor het
ophangen van lichte kledingstuk‐
ken, zonder kledinghangers.
Bewaar geen spullen in deze
kleding.
Airbag deactiveren
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem op de voorstoel gebruikt, moet
u het airbagsysteem van de passa‐
gier deactiveren. Het zijairbag- en het gordijnairbagsysteem, de gordel‐
spanners en alle airbagsystemen van
de bestuurder blijven actief.
U deactiveert het airbagsysteem van
de voorpassagier met een slot aan de passagierszijde van het instrumen‐
tenpaneel.
Gebruik de contactsleutel om de posi‐
tie te kiezen:c:airbags van voorpassagier zijn
gedeactiveerd en gaan niet af
bij een aanrijding. Controle‐
lampje c brandt voortdurend
in de middenconsole. U kunt
een kinderzitje aanbrengen in
overeenstemming met de tabel
Inbouwposities kinderveilig‐
heidssystemen 3 56. Er mag
geen volwassen persoon op de
stoel van de voorpassagier
vervoerd worden.d:airbags van voorpassagier zijn
actief. U mag geen kindervei‐
ligheidssystemen aanbren‐
gen.9 Gevaar
Kans op dodelijk letsel voor een
kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel met geactiveerde
airbag.
Kans op dodelijk letsel voor een
volwassene op de passagiersstoel met gedeactiveerde airbag.
Page 100 of 259

98Instrumenten en bedieningsorganenHet voorverwarmen van de dieselmo‐tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv. reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 207.
Motoroliedruk
I brandt rood.Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 189.
Te laag brandstofpeil Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Tanken 3 177.
Page 109 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen107ValetmodusSommige functies van het DriverInformation Center en het Info-
Display kunnen voor sommige
bestuurders beperkt zijn.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐
kelen in het menu Instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Boordinformatie
Meldingen worden voornamelijk
weergegeven op het Driver Informa‐
tion Center, in sommige gevallen
samen met een geluidssignaal.
Druk op SET/CLR op de richtingaan‐
wijzerhendel om een bericht te
bevestigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor het niet
dragen van veiligheidsgordels heeft
voorrang op alle andere geluidssig‐
nalen.
● Als een portier, achterklep/koffer‐
klep of motorkap openstaat.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Center.
● Wanneer de afstand tot de voor‐ ligger te klein is.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
Page 112 of 259

110Instrumenten en bedieningsorganenhet ontgrendelen zonder de auto
te openen.
Afstandsbediening ruiten : Acti‐
veert of deactiveert de werking
van de elektrisch bediende ruiten
met de handzender.
Passieve portierontgrendeling :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Passieve portiervergr. : Activeert
of deactiveert de passieve
vergrendelingsfunctie. Met deze
functie wordt de auto na enkele
seconden automatisch vergren‐
deld als alle portieren zijn geslo‐
ten en een elektronische sleutel
uit de auto is verwijderd.
Waarsch. afstandsbed. in auto :
Activeert of deactiveert de waar‐
schuwingsgeluid wanneer de
elektronische sleutel in de auto
blijft.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op
de standaardinstellingen.Persoonlijke instellingen
7" Colour-Info-Display
Druk op ;, selecteer Instellingen en
vervolgens Auto op het aanraak‐
scherm.
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Auto ● Klimaat en luchtkwaliteit
Auto. max. ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Automatisch verwarmde stoelen :
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatische ontwaseming :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische ontwaseming.
Autom. achterruitontwaseming :
Voor automatisch inschakelen
van de achterruitverwarming.
● Bots-/detectiesystemen
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
● Comfort en gemak
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
Page 113 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen111●Verlichting
Buitenverlichting bij
ontgrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de instapverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en wijzigt de duur ervan.
Links- of rechtsrijdend verkeer :
Schakelt om tussen verlichting
voor links- of rechtsrijdend
verkeer.
Adaptief rijlicht (AFL) : Verandert
de instellingen van de functies
voor de led-koplampen.
● Elektrische portiersloten
Geen vergrendeling bij open
deur : Activeert of deactiveert de
portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie na inschakelen van
het contact.Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrendeling.
● Vergrendelen, ontgrendelen,
starten op afstand
Op afst. ontgrendelen lamp
feedback : Activeert of deacti‐
veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Opn. vergrendelen op afst. vergr. deuren : Activeert of deactiveert
de automatische hervergrende‐
ling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.
Ruiten met afstandsbediening :
Activeert of deactiveert de
werking van de elektrisch
bediende ruiten met de handzen‐
der.Passieve portierontgrendeling :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Passieve portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de passieve vergrendelingsfunctie.
Met deze functie wordt de auto
na enkele seconden automatisch vergrendeld als alle portieren zijn gesloten en een elektronische
sleutel uit de auto is verwijderd.
Melding afstandsbed. nog in
voertuig : Activeert of deactiveert
de waarschuwingsgeluid
wanneer de elektronische sleutel
in de auto blijft.
Persoonlijke instellingen
8" Colour-Info-Display
Druk op ;, selecteer vervolgens het
pictogram INSTELLINGEN .