stop start OPEL MOKKA X 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: MOKKA X, Model: OPEL MOKKA X 2019Pages: 269, PDF Size: 6.8 MB
Page 13 of 269
Kort en bondig111Centrale vergrendeling .........24
2 Elektrisch bediende ruiten ....35
3 Buitenspiegels ......................33
4 Lichtschakelaar ...................120
5 Cruisecontrol ....................... 163
Snelheidsbegrenzer ............165
Frontaanrijdingswaar‐ schuwing ............................. 166
6 Zijdelingse luchtroosters .....137
7 Richtingaanwijzers ..............127
Lichtsignaal ......................... 122
Groot licht en dimlicht .........121
Knoppen voor Driver
Information Center ..............100
8 Instrumenten ......................... 85
9 Stuurbedieningsknoppen .....78
10 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ...................79
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ............................ 81
11 Middelste luchtroosters .......137
12 Status-led alarmsysteem .....31
13 Info-Display ........................ 10514Bedieningselementen
voor display ......................... 105
15 Handschoenenkastje ...........59
16 Systeem voor
gecontroleerde afdaling ........96
Brandstofkeuzeschakelaar ...87
Stop/Start-systeem .............146
17 Verwarming en ventilatie ....132
18 Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................161
19 Controlelampje airbag-
deactivering .......................... 95
20 Opbergruimte voor ................60
Stroomaansluiting .................84
USB-poort, AUX-aansluiting
21 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................157
Keuzehendel,
automatische
versnellingsbak ..................154
22 Handrem ............................. 159
23 Alarmknipperlichten ...........12724Parkeerhulp ........................ 169
Lane Departure Warning ....177
25 Contactslot met stuurslot ...142
Aan/Uit-knop ....................... 143
26 Claxon .................................. 79
Bestuurdersairbag ...............50
27 Stuurwiel instellen ................78
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 192
29 Opbergruimte voor ................60
Zekeringenkast ..................206
Page 20 of 269
18Kort en bondigAan/Uit-knop
● Druk enkele seconden lang opEngine Start/Stop totdat het
groene led-lampje brandt.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaal
intrappen.
● Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel in P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Druk op Engine Start/Stop laat
weer los.
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en bepaalde voorwaarden zijn
vervuld, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in N.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven op de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten moet u het
koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop/Start-systeem 3 146.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste
versnelling inschakelen of de
keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Page 45 of 269
Stoelen, veiligheidssystemen43Lendensteun
Stel de lendensteun op uw persoon‐
lijke wens af met de vierwegschake‐
laar.
Lendensteun omhoog en omlaag:
duw de schakelaar omhoog of
omlaag.
Meer of minder ondersteuning: duw de schakelaar naar voren of
achteren.
Verstelbare dijbeensteun
Trek aan de hendel en verschuif de
dijbeensteun.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het led-lampje in de toets geeft aandat de instelling geactiveerd is.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop-startsysteem 3 146.
Page 90 of 269
88Instrumenten en bedieningsorganenIn extreme situaties kan het systeem
ook terugschakelen naar de benzine‐ modus als niet aan de minimale eisen wordt voldaan. Als dat het geval is,
kunt u mogelijk weer overschakelen
op lpg-aandrijving.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen
alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-
systeem te handhaven.
Aan vloeibaar gas is een speciale
geur gegeven zodat alle lekken
gemakkelijk ontdekt kunnen worden.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de onmid‐
dellijke omgeving ruikt, schakel
dan onmiddellijk naar benzinemo‐
dus. Niet roken. Geen open vlam‐ men of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Oorzaak van de
storing onmiddellijk door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijk wetgeving volgen.
Let op
Bij een ongeluk moet u het contact
uitschakelen.
Brandstof voor gasaandrijving
3 181.
Koelvloeistoftemperatuur‐ meterGeeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.50:motor nog niet op
bedrijfstemperatuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfstem‐
peratuur130:koelvloeistoftempera‐
tuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit informeert u wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Wanneer het systeem heeft berekend dat de levensduur van de motorolie is
verstreken, verschijnt er een waar‐
schuwingsbericht op het Driver
Page 97 of 269
Instrumenten en bedieningsorganen959Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 44.
Airbagsysteem 3 47.
Airbag-deactivering V brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd. * brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 52.
9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet geladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de
koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 196.
Page 99 of 269
Instrumenten en bedieningsorganen97KnippertHet systeem grijpt actief in. Het
motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 161.
Traction Control-systeem 3 160.
Traction Control-systeem UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld.
AdBlue
ù knippert geel.Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 151.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 212.
Motoroliedruk
I brandt rood.Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Schakel het contact uit.
Page 100 of 269
98Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Laat de auto met de motor uitgescha‐
keld naar een werkplaats slepen
3 193.
Te laag brandstofpeil Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Tanken 3 181.
Katalysator 3 150.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 198.
Startbeveiliging d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een reparatiebedrijf laten verhel‐ pen.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 120.
Groot licht
C brandt blauw.
Brandt wanneer het grootlicht aan is
of tijdens een lichtsignaal 3 121 of
wanneer het grootlicht aan is met grootlichtassistentie, adaptief rijlicht
3 124.Grootlicht-assistent
f brandt groen.
De grootlicht-assistent is geactiveerd
3 124.
Adaptive Forward Lighting
f brandt of knippert geel.
Brandt Het adaptief rijlicht voor moet wordenonderhouden.
De hulp van een werkplaats inroepen. Adaptief rijlicht (AFL) 3 124.
Knippert
Systeem overgeschakeld op symme‐ trisch dimlicht.
Controlelamp f knippert na het
inschakelen van de ontsteking ca. 4 seconden om u eraan te herinneren
dat het systeem is geactiveerd
3 123.
Automatische verlichting 3 121.
Page 110 of 269
108Instrumenten en bedieningsorganen● Als de elektronische sleutel zichniet in het interieur bevindt.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Als het brandstofpeil laag is.
Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als een voorwaarde voor een autostart niet is vervuld.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt of waarschuwings code 174 op
het Driver Information Center.1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv. de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of met een oplaadapparaat.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnt nadat
de motor twee keer achter elkaar is
gestart zonder spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen in het Info-Display aan te passen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om het desbetref‐
fende menu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings) ,
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings)
Page 135 of 269
Klimaatregeling133●Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem
worden geregeld:
n:koeling4:luchtrecirculatieKoeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. Het led-lampje in de knop brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de
buitentemperatuur iets boven een
specifiek niveau ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen.
Stop-startsysteem 3 146.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant beslaat,
moet u de ruitenwisser inschakelen
en l uitschakelen.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
Page 136 of 269
134Klimaatregeling●Koeling n inschakelen.
● Luchtrecirculatiesysteem 4
aan.
● Luchtverdeelschakelaar M
indrukken.
● Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Alle luchtroosters openen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
● V indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als l wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op l
wordt gedrukt of totdat de aanjager
uitgeschakeld wordt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Als l wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 146.Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ● luchtverdeling
● temperatuur
● luchtdebiet
AUTO:automatische modus4:handmatig bediende lucht‐
recirculatieV:ontwasemen en ontdooien
Verwarmbare achterruit Ü 3 37.