display OPEL MOVANO_B 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2015Pages: 215, PDF Size: 4.97 MB
Page 102 of 215

100Klimaatregeling
De ingestelde temperatuur wordt au‐
tomatisch afgeregeld. In de automa‐ tische modus regelen het luchtdebieten de luchtverdeling automatisch de
luchtstroom.
Het systeem kan met de hand worden
bijgesteld aan de hand van de knop‐
pen voor luchtverdeling en lucht‐
stroom.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Dek de sensor op het instrumenten‐
paneel niet af, anders werkt het sys‐
teem niet goed.
Automatische modusBasisinstelling voor maximaal com‐
fort:
■ Toets AUTO indrukken.
■ Alle luchtroosters openen.
■ AC aan.
■ Gewenste temperatuur instellen.
Temperatuur selecteren De temperatuur kan naar wens wor‐
den ingesteld.Voor maximaal comfort de tempera‐
tuur slechts in kleine stappen wijzi‐
gen.Rood=warmBlauw=koud
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Bij het instellen van de minimumtem‐ peratuur van 15 ℃ werkt het elektro‐
nische klimaatregelsysteem met
maximale koeling.
Bij het instellen van de maximumtem‐
peratuur van 27 ℃ werkt het elektro‐
nische klimaatregelsysteem met
maximale verwarming.
Let op
Als de temperatuur omwille van een
comfortabel klimaat moet worden
verlaagd, kan een Autostop worden
geblokkeerd of wordt de motor bij
het inschakelen van de koeling au‐
tomatisch opnieuw gestart.
Stop-startsysteem 3 113.
Luchtdebiet
Het geselecteerde luchtdebiet wordt
aangeduid met x op het display.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Druk op de toets V.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, de aanja‐
ger draait met een hoge snelheid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: toets V of toets
AUTO indrukken.
Let op
Als de V-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor loopt, wordt een Auto‐ stop verhinderd totdat er opnieuw op
de V-knop wordt gedrukt.
Als de V-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor in een Autostop is, zal de motor automatisch herstarten.
Page 103 of 215

Klimaatregeling101
Luchtverdeling
Druk herhaaldelijk op s of K.
De pijlen op het display geven de ver‐ deelinstellingen aan.
Koeling De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een be‐
paalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling met AC OFF uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie
Bediening met toets u.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Verwarming achterin
Als de motor uitgeschakeld is, kan de achterruimte worden verwarmd door
de extra verwarming via de roosters aan de onderkant.
Door het programmeren van de waar‐
den met behulp van het regelpaneel,
kan de gebruiker de instellingen van
tijd, dag en temperatuur aanpassen.
De verwarming werkt niet meer als er
te weinig brandstof in de tank zit.
Tijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. In ge‐
val van korte ritten dient u de accu re‐
gelmatig te controleren en indien no‐
dig op te laden.
Voor een goede prestatie mogen de
luchtroosters onderaan in de passa‐
giersruimte achteraan niet verstopt
zijn.9 Waarschuwing
Werk niet met het systeem wan‐
neer u bijtankt, wanneer er stof of
brandbare dampen aanwezig zijn
of in gesloten ruimten (v.b. ga‐ rage).
De tijd en dag instellen
Druk op toets Ö tot de tijdsdisplay
knippert.
Als de accutoevoer onderbroken is
voordat u deze gebruikt, moet u op de toets m of n drukken om het tijds‐
display kort te doen knipperen.
Pas de tijd aan met de m of n -toet‐
sen.
Page 104 of 215

102Klimaatregeling
De tijd is ingesteld wanneer de weer‐
gegeven tijd stopt met knipperen.
Daarna gaat de display van de dag
knipperen: pas de dag aan met de
m of n -toetsen.
De dag is ingesteld wanneer de dis‐
play stopt met knipperen.
Het display blijft gedurende ongeveer 15 seconden verlicht nadat het con‐tact is uitgeschakeld.
Hulpverwarming achterin in- en
uitschakelen Druk op toets Y om de verwarming te
bedienen. Y verschijnt in de display
om aan te duiden dat de verwarming werkt.
De periode wijzigen waarin de
verwarming werkt
Druk met de verwarming uitgescha‐
keld ( Y is gedoofd in de display) kort
op de m-toets tot de periode waar‐
voor verwarming is voorzien in de dis‐
play knippert.Gebruik de m of n -toetsen om de
duurtijd van de verwarming aan te
passen. De duurtijd is ingesteld wan‐
neer de display knippert.
De verwarmingsmodus
programmeren
Het is mogelijk om tot drie program‐ ma's op te slaan waarmee de verwar‐
ming kan worden ingeschakeld.
Druk het juiste aantal keer op de P-
toets om het gewenste opgeslagen
programma te selecteren.
Druk kort op de m of n -toetsen; de
geprogrammeerde tijd knippert op het
display.
Gebruik de m of n -toetsen om de
gewenste tijd in te stellen en zodra het tijdsdisplay stopt met knipperen, past u de dag aan met de m of n -toet‐
sen.
De tijd en de dag zijn ingesteld wan‐ neer de display stopt met knipperen.Een programmeermodus
opnieuw oproepen
Om een opgeslagen programma te
activeren, moet u het juiste aantal
keer op de P-toets drukken tot het
overeenkomstige nummer op het dis‐ play verschijnt.
Neutrale stand of geen
opgeslagen programma
geactiveerd
Druk op de P-toets tot er geen num‐
mer van een opgeslagen programma
zichtbaar is in de display.
De temperatuur aanpassen
Om de temperatuur van de verwar‐
ming aan te passen, draait u aan de
draaiknop op het bedieningspaneel.Naar rechts
draaien=temperatuur ver‐
hogenNaar links
draaien=temperatuur verla‐
gen
Page 106 of 215

104Klimaatregeling
Voordat u het systeem start of het
programmeert om te starten, dient u de klimaatregeling van de auto en de
luchtcirculatie op V te zetten.
Uitschakelen indien niet noodzakelijk.
De verwarming stopt meteen na de
geprogrammeerde werktijd. Deze
werkt ook niet meer als er te weinig
brandstof in de tank zit.
Tijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. Rijd
daarom minimaal net zo lang als de
verwarming werkt. In geval van korte
ritten dient u de accu regelmatig te
controleren en indien nodig op te la‐
den.
Om een goede prestatie te verzeke‐
ren, moet u de hulpverwarming één keer per maand laten werken.
Regeleenheden
De timer of de afstandsbediening zet‐ ten het systeem aan en uit en worden
gebruikt om specifieke vertrektijden
te programmeren.Timer1 X
Activeringsknop=Schakelt de re‐
geleenheid aan/
uit en wijzigt de
getoonde infor‐
matie.2 q Terug-knop=Selecteert func‐
ties in de menu‐
balk en past
waarden aan.3 Menubalk=Toont de te se‐
lecteren functies
Y , x , P , Ö en Y.4 r Volgende-
knop=Selecteert func‐
ties in de menu‐
balk en past
waarden aan.5 OK knop=Bevestigt selec‐
tie.
Handzender
De regelknoppen werken hetzelfde
als de timereenheid die hiervoor werd beschreven.
Om de afstandsbediening te active‐ ren, drukt u op de activeringsknop X
en laat u deze weer los wanneer de
menubalk in de display verschijnt. De
Page 107 of 215

Klimaatregeling105
signaalaanduiding en SENd verschij‐
nen kort in de display, gevolgd door de temperatuur.9 Waarschuwing
Schakel tijdens het bijtanken zo‐
wel de afstandsbediening als de
verwarming uit!
Om uit te schakelen, houdt u de acti‐
veringsknop X ingedrukt om onge‐
wilde werking te voorkomen.
De afstandsbediening heeft een
maximaal bereik van 600 meter. Het
bereik kan afnemen door omgevings‐
omstandigheden en wanneer de accu leeg loopt.
De verwarming kan niet alleen met de
afstandsbediening worden in- of uit‐
geschakeld, maar ook voor een pe‐
riode van 30 minuten met de knop op
het instrumentenpaneel.
Vervangen van de accu
Vervang de accu wanneer het bereik
van de afstandsbediening afgeno‐ men is of wanneer het symbool voor
het opladen van de accu knippert.
Open de afdekking met een muntstuk
en vervang de accu (CR 2430 of ge‐
lijkaardig) waarbij u ervoor moet zor‐
gen dat de nieuwe accu juist ge‐
plaatst wordt met de positieve ( <)
kant in de richting van de positieve
aansluitingen. Zet de afdekking weer stevig op zijn plaats.
Verwijder oude accu's volgens de mi‐
lieureglementering.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Meldingen van afstandsbedienings‐ storingen
cobA=Zwak signaal -
pas positie aanconP=Geen signaal -
ga dichterbijbALo=Accu bijna leeg -
vervang accuErr=Systeemfout -
raadpleeg
werkplaatsAdd, AddE=Systeem in inleer‐
modus
Page 109 of 215

Klimaatregeling107
Als u tijdens de procedure op X drukt,
verlaat u het programma zonder dat
de aanpassingen worden opgesla‐
gen.
Om een vooraf ingestelde vertrektijd
te wissen, volgt u de stappen voor
programmeren tot het verwarmings‐
symbool Y knippert. Druk op knop
q of r tot oFF in de display ver‐
schijnt en bevestig.
De verwarming stopt automatisch
5 minuten na de geprogrammeerde
vertrektijd.
Let op
Het afstandsbedieningssysteem is voorzien van een temperatuursen‐
sor die de looptijd berekent volgens
de omgevingstemperatuur en het
gewenste verwarmingsniveau
(ECO of HIGH). Het systeem start automatisch tussen de 5 en
60 minuten die voorafgaan aan de
geprogrammeerde starttijd.Stel de weekdag, de tijd en de duurtijd
van de verwarming in Ö
Als de voertuigaccu afgekoppeld is of
als de spanning ervan te laag is, moet de eenheid opnieuw worden inge‐steld.
■ Selecteer Ö en bevestig
■ Selecteer de weekdag en bevestig
■ Wijzig de uren en bevestig
■ Wijzig de minuten en bevestig
■ Wijzig de standaard verwarmings‐ tijd en bevestig
Verwarmingsniveau Y
Het gewenste verwarmingsniveau
voor geprogrammeerde vertrektijden
kan worden ingesteld op ECO of
HIGH.
Selecteer Y en bevestig. ECO of
HIGH knippert in de display. Pas aan
met knop q of r en bevestig.Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Bij ingeschakelde koeling moet er mi‐ nimaal één luchtrooster geopend zijn
om te voorkomen dat de verdamper
door gebrek aan luchtcirculatie be‐
vriest.
Middelste luchtroosters
Rooster openen door erop te druk‐
ken.
Luchtstroom door zwenken van het
rooster richten.
Page 122 of 215

120Rijden en bediening
Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.Voorzichtig
Het wordt afgeraden uw hand tij‐
dens het rijden op de schakelpook te laten rusten.
Geautomatiseerde
versnellingsbak
Met de geautomatiseerde versnel‐
lingsbak (MTA) is zowel handmatig
schakelen (handgeschakelde mo‐
dus) als automatisch schakelen (au‐
tomatische modus) mogelijk; beide
met automatische bediening van de
koppeling.
Versnellingsbakdisplay
Weergave van modus en actuele ver‐ snelling.
Motor starten
Bij het starten van de motor het rem‐
pedaal bedienen. Wordt het rempe‐
daal niet bediend, dan brandt T op
het versnellingsbakdisplay en kan de
motor niet worden gestart.
Bij het bedienen van het rempedaal
schakelt de versnellingsbak automa‐
tisch naar N (neutrale stand); op het
versnellingsbakdisplay verschijnt "N"
en de motor kan worden gestart. Dit
gebeurt mogelijk met enige vertra‐
ging.
Page 123 of 215

Rijden en bediening121Keuzehendel
De keuzehendel altijd zover mogelijk
in de gewenste richting bewegen. Als
de hendel wordt losgelaten, keert hij
altijd vanzelf terug naar de middelste stand.
N=Neutrale stand.A/
M=Wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modus.
In de automatische modus
staat er "A" op het versnellings‐ bakdisplay.R=Achteruitversnelling.
Uitsluitend inschakelen als de
auto stilstaat. Bij inschakeling
van de achteruitversnelling
staat er "R" op het versnellings‐ bakdisplay.+=Opschakelen naar een hogere
versnelling.–=Terugschakelen naar een la‐
gere versnelling.
Wegrijden
Bij het starten van de motor staat deversnellingsbak in de automatische
modus. Rempedaal intrappen en de
keuzehendel naar + bewegen om de
eerste versnelling in te schakelen.
Bij het selecteren van R wordt de
achteruitversnelling ingeschakeld.
Na het loslaten van het rempedaal
rijdt de auto langzaam weg. Om snel
weg te rijden het rempedaal loslaten
en meteen na het inschakelen van
een versnelling gas geven.
In de automatische modus schakelt
de versnellingsbak automatisch an‐
dere versnellingen in, afhankelijk van
de rijomstandigheden.
Om de handgeschakelde modus in te
schakelen de keuzehendel naar A/M
halen. De actuele versnelling ver‐
schijnt op het versnellingsbakdisplay.
Om de eerste versnelling in te scha‐
kelen, het rempedaal bedienen en de keuzehendel naar de + of - bewegen.
Naar een hogere of lagere versnelling schakelen door de keuzehendel naar de + of - te bewegen. Het is mogelijk
versnellingen over te slaan door de
schakelhendel meerdere malen met
korte tussenpozen te bewegen.
Auto stoppen Wanneer in de automatische of hand‐geschakelde modus wordt gestopt,
wordt de eerste versnelling ingescha‐ keld, waarna wordt ontkoppeld. In
stand R blijft de achteruitversnelling
ingeschakeld.
Bij het stoppen op een helling de
handrem aantrekken of het rempe‐
daal bedienen. Om oververhitting van
de koppeling te voorkomen klinkt een
onderbroken akoestisch waarschu‐
wingssignaal om aan te geven dat u
het rempedaal moet bedienen of de
handrem moet aantrekken.
Page 124 of 215

122Rijden en bediening
Motor afzetten tijdens langere perio‐den van stilstand, zoals bij files.
Als de auto wordt geparkeerd en de
bestuurdersdeur wordt geopend,
klinkt een waarschuwingssignaal als
de neutrale stand niet is ingeschakeld
of het rempedaal niet is ingetrapt.
Afremmen op de motor
Automatische modus
Bergafwaarts schakelt de geautoma‐
tiseerde versnellingsbak pas bij ho‐
gere toeren op. Bij het remmen wordt tijdig teruggeschakeld.
Handgeschakelde modus
Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een la‐
gere versnelling selecteren.Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto
vastzit in zand, modder, sneeuw of
een kuil. Keuzehendel herhaaldelijk
tussen R en A/M (of tussen + of -) be‐
wegen terwijl u lichte druk op het gas‐
pedaal uitoefent. Motor niet te hoge
toeren laten maken en snel optrekken voorkomen.
Parkeren Handrem aantrekken. De laatst gese‐ lecteerde versnelling (zie versnel‐
lingsbakdisplay) blijft ingeschakeld.
In stand N is geen versnelling inge‐
schakeld.
Na het uitschakelen van het contact
reageert de versnellingsbak niet meer
op bewegingen van de keuzehendel.
Bij het niet uitschakelen van het con‐
tact of het niet aantrekken van de
handrem klinkt er bij het openen van
het bestuurdersportier een waarschu‐
wingssignaal.Handgeschakelde modus
Wordt bij te lage toeren een hogere
versnelling geselecteerd of een la‐
gere versnelling bij te hoge toeren,
dan schakelt de auto niet. Dit om te
voorkomen dat de motor te lage of te
hoge toeren maakt.
Bij een te laag motortoerental scha‐
kelt de versnellingsbak automatisch
terug.
Bij een te hoog motortoerental scha‐ kelt de versnellingsbak alleen tijdenseen kickdown automatisch op.
Page 126 of 215

124Rijden en bediening
Uitschakelen
De beladingsmodus wordt uitgescha‐ keld door:
■ het opnieuw indrukken van toets kg,
■ het uitschakelen van het contact.
Kickdown Wanneer het gaspedaal tot voorbij
het weerstandspunt wordt bediend, wordt afhankelijk van het motortoe‐
rental een lagere versnelling inge‐
schakeld. Het volledige motorvermo‐
gen is beschikbaar voor acceleratie.
Als het motortoerental te hoog op‐
loopt, schakelt de versnellingsbak –
ook in de handgeschakelde modus –
automatisch naar een hogere ver‐
snelling. Zonder kickdown wordt deze automatisch schakeling niet uitge‐
voerd in de handgeschakelde modus.
Storing
Bij een storing gaat controlelamp W
op het versnellingsbakdisplay bran‐ den. Verder rijden is mogelijk, zij het
voorzichtig en anticiperend.Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Stroomonderbreking Bij een stroomonderbreking en een
ingeschakelde versnelling kan de
koppeling niet worden gelost. Er kan
niet meer met de auto worden gere‐
den.
Bij een lege accu hulpstartkabels ge‐
bruiken 3 174.
Is een lege accu hiervan niet de oor‐
zaak, dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Als Neutraal geen optie is, kan de
auto alleen met de aandrijfwielen van de grond worden gesleept 3 176.
Auto slepen 3 176.Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remmen wer‐
ken dan achter pas goed als het rem‐ pedaal zeer diep wordt ingetrapt.
Daarvoor is een aanzienlijk grotere
krachtsinspanning nodig. De remweg
wordt langer. Alvorens de reis te ver‐
volgen, de hulp van een werkplaats
inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor niet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 81.
Antiblokkeersysteem Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.