stop start OPEL VIVARO B 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2016.5Pages: 219, PDF Size: 4.88 MB
Page 133 of 219

Rijden en bediening131De vulpijp voor AdBlue zit achter de
tankklep, aan de linkerkant van de
auto.
De tankvulklep kan alleen worden ge‐
opend als de auto ontgrendeld is en
de linker deur wordt geopend.9 Gevaar
Auto's met Stop/Start-systeem:
De motor moet uitgeschakeld en
de contactsleutel verwijderd zijn
om het risico te vermijden dat het
systeem de motor automatisch op‐ nieuw start.
Inhouden 3 203.
Tankstation
9 Gevaar
Volg bij het tanken van AdBlue de
bedienings- en veiligheidsinstruc‐
ties van het tankstation.
1. Schakel de motor uit en trek de sleutel uit het contactslot.
2. Trek de tankklep open.
3. Schroef de beschermdop linksom
los van de vulpijp.
4. Steek het vulpistool geheel in de vulpijp en zet het open.
5. Breng de beschermdop na het bijtanken weer aan en schroef
deze rechtsom vast.
6. Sluit de tankklep en het portier links.
AdBlue-jerrycan Let op
Tank AdBlue alleen bij vanuit de daarvoor bedoelde jerrycans om te
voorkomen dat er teveel AdBlue
wordt bijgetankt. Bovendien stro‐
men de dampen vanuit de tank dan
in de jerrycan en komen deze niet
vrij.
Let op
Controleer vóór het bijtanken van AdBlue de houdbaarheidsdatum er‐van, omdat het maar beperkt mee‐
gaat.
1. Schakel de motor uit en trek de sleutel uit het contactslot.
2. Trek de tankklep open.
3. Schroef de beschermdop linksom
los van de vulpijp.
4. Open de AdBlue-jerrycan.
Page 136 of 219

134Rijden en bedieninger een storing in het ABS. Controle‐lamp F 3 89 kan ook oplichten op de
instrumentengroep samen met een
bijbehorend bericht op het Driver In‐
formation Center (DIC). Het remsys‐
teem blijft zonder ingrepen van het
ABS werken.9 Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen de
neiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Als controlelampen u, F , R 3 89 en
C 3 89 branden, is er een storing in
het remsysteem. Er verschijnt ook
een bijbehorend bericht op het DIC
3 93. Laat de oorzaak van de storing
door een werkplaats verhelpen.
Boordinformatie 3 94.
Handrem9 Waarschuwing
Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken, op op- of aflopende
hellingen altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de
ontgrendelingsknop indrukken en
de hendel helemaal omlaagzet‐
ten.
Trap om minder kracht te hoeven
uitoefenen bij het aantrekken van
de handrem tegelijkertijd het rem‐ pedaal in.
Controlelamp R 3 89.
Parkeren 3 126.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet ver‐
minderen, zolang er maximaal ge‐ remd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de rem‐
kracht automatisch verminderd.
Tijdens een Autostop is remassisten‐
tie niet beschikbaar.
Stop-startsysteem 3 124.
Hellingrem Het systeem helpt ongewilde bewe‐
ging te voorkomen wanneer u vanop
een helling vertrekt.
Page 137 of 219

Rijden en bediening135Wanneer het rempedaal wordt losge‐
laten na stoppen op een helling (met
de keuzehendel in een versnelling
vooruit of achteruit), blijven de rem‐
men nog 2 seconden werken. Bij het optrekken van de auto worden deremmen automatisch gelost.Voorzichtig
De hellingrem kan rijden van deauto niet in alle situaties (zeer
steile helling enz.) volledig voor‐
komen.
Trap het rempedaal zo nodig in om te voorkomen dat de auto naar vo‐
ren of achteren rijdt.
De hellingrem is niet actief tijdens een
Autostop. Stop-startsysteem 3 124.
Rijregelsystemen
Traction Control
Traction Control (TC) is een onder‐
deel van het elektronische stabiliteits‐
programma (ESP® Plus
) dat helpt bij
het behoud van de rijstabiliteit, onge‐
acht wegdek en grip van de banden,
en voorkomt dat de wielen gaan door‐
slippen.
Zodra de aandrijfwielen beginnen
door te slaan, wordt het motorvermo‐
gen verminderd en wordt het wiel met de meeste slip afzonderlijk afgeremd.
Daardoor wordt de rijstabiliteit van de
auto op een glad wegdek aanmerke‐
lijk verbeterd.
TC is bedrijfsklaar zodra het contact
wordt ingeschakeld en de controle‐ lamp b op de instrumentengroep
dooft. Er verschijnt ook een bijbeho‐
rend bericht op het Driver Information Center (DIC) 3 93.
Wanneer TC actief ingrijpt,
knippert b.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 90.
Aanhangerstabilisatie (TSA) 3 149.
De functie Meer tractie
Indien nodig kan het Traction Control-
systeem (TC) worden uitgeschakeld
voor meer grip op zachte grond of
modderige of besneeuwde wegen.
Page 148 of 219

146Rijden en bedieningGebruik geen scheepsdieseloliën,lichte stookoliën, Aquazole en soort‐
gelijke diesel-water emulsies. Het is
niet toegestaan om dieseloliën aan te
lengen met brandstoffen voor benzi‐ nemotoren.
De viscositeit en filtreerbaarheid van
dieseloliesoorten zijn temperatuuraf‐
hankelijk. Bij lage temperaturen die‐
selolie met gegarandeerde winterei‐
genschappen tanken.
Dieselbrandstoffilter 3 158, diesel‐
brandstofsysteem ontluchten 3 158.
Tanken9 Gevaar
Zet de motor af en schakel extern
verwarmingen met verbrandings‐
kamers uit alvorens te beginnen met tanken.
Auto's met Stop/Start-systeem:
De motor moet uitgeschakeld en
de contactsleutel verwijderd zijn
om het risico te vermijden dat het
systeem de motor automatisch op‐ nieuw start.
Schakel mobiele telefoons uit.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
Let op
Om er zeker van te zijn dat het juiste
brandstofpeil wordt weergegeven,
moet het contact worden uitgescha‐
keld voordat wordt bijgetankt. Ver‐
mijd bijvullen met kleine hoeveelhe‐
den (bijv. minder dan 5 liter), om ze‐
ker te zijn van een nauwkeurige af‐ lezing.
De tankklep zit aan de linkerkant van
de auto.
De tankvulklep kan alleen worden ge‐ opend als de auto ontgrendeld is ende linker deur wordt geopend.
Trek aan de klep om te openen.
Om de tankdop te openen, deze
linksom draaien.
Bij het tanken de tankdop in de steun op de tankklep hangen.
Page 154 of 219

152Verzorging van de autoControle van de autoWerkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem wekt zeer
hoge spanningsniveaus op. Nietaanraken.
Om ze beter herkenbaar te makenzijn de doppen op de vulopeningen
voor motorolie, koelvloeistof, sproei‐
ervloeistof en de handgreep van de
oliepeilstok geel van kleur.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Veiligheidspal (iets rechts van het
midden) naar de linkerkant van de
auto opzij zetten en motorkap ope‐
nen.
De motorkap wordt automatisch om‐
hoog gehouden.
Als de motorkap wordt geopend tij‐
dens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 124.
Page 159 of 219

Verzorging van de auto157Door korte ritten en vaak starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het gebruik van onnodige elektrische ver‐
bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en los‐
koppelen.
Accu vervangen
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen het gebruik aan van een origineleOpel-accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐
bruikt dan de originele Opel accu is
het mogelijk dat het Stop/Start-sys‐
teem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 124.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
9 Gevaar
Voor voldoende ventilatie zorgen
bij het opladen van de accu. Er be‐ staat gevaar voor ontploffing als
gassen die tijdens het opladen
worden gevormd kunnen blijven
hangen!
Starthulp gebruiken 3 181.
Page 161 of 219

Verzorging van de auto159● Het contact gedurende5 seconden per keer inschakelen
(sleutel in stand 2).
● Contact gedurende 3 seconden uitschakelen (sleutel in stand 1).
● Dit meerdere malen herhalen.
● Motor starten (sleutel in stand 3)
en weer uitschakelen (sleutel in stand 0).
Contactslotstanden 3 120.
Met aan/uit-knop● Steek de elektronische sleutel in de kaartlezer.
● Druk op START/STOP maar trap
geen enkel pedaal in.
● Wacht enkele minuten alvorens de motor te starten.
Aan/Uit-knop 3 120.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.
Motor starten 3 122.
Wisserblad vervangen Wisserbladen voorruitTil de ruitenwisser op, druk op de
knop om het wisserblad los te maken en verwijder dit.
Maak een nieuw wisserblad in een
lichte hoek vast aan de wisserarm en
druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig naar omlaag.
Wisserblad achterruit
Til de ruitenwisser op, druk de borg‐
nokken bij elkaar om het wisserblad
los te maken en verwijder dit.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Page 216 of 219

214Ritverslag...................................... 96
Roetfilter .................................... 127
Rugleuning neerklappen .............47
Ruimte voor lang materiaal........... 71
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......148
Rijregelsystemen ........................135
Rijverlichting .......................... 12, 92
S Schakel motor uit ..........................89
Schuifdeur ................................... 30
Selectieve katalysatorreductie ....128
Service ............................... 117, 187
Service-display ............................ 85
Service-indicatie .......................... 89
Service-informatie ...................... 187
Sjorogen ...................................... 74
Sleepoog ............................ 169, 183
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................175
Snelheidsbegrenzer .............83, 141
Snelheidsmeter ............................ 83
Spiegels .................................. 38, 39
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................156
Startbeveiliging ............................ 37
Starten en bediening ..................120
Starthulp gebruiken ...................181Stickers op de voorruit ..................40
Stoelen ......................................... 71
Stoelpositie .................................. 44
Stoelverstelling ........................7, 45
Stoelverwarming ........................... 47
Stop/Start-systeem .....................124
Stop-startsysteem......................... 17
Storingsindicatielamp ..................89
Storingsmeldingen ........................94
Sturen ......................................... 119
Stuurbedieningsknoppen .............78
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......155
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 78
Symbolen ....................................... 4
T
Tablethouder ................................ 69
Tachograaf ............................. 93, 98
Tanken ....................................... 146
Technische gegevens ................194
Te laag brandstofpeil ...................92
Telefoonhouder ............................ 69
Toerenteller ................................. 84
Tolwegstickers .............................. 40
Top-Tether-bevestigingsogen ......68
Traction Control .........................135
Trekken............................... 148, 183
Trekken van een aanhanger ......148
Trekstang.................................... 148Tripcomputer ............................... 96
Typeplaatje ................................ 192
U Uitlaatgassen ...................... 127, 183
Uitrol-brandstofafsluiter .............124
Uitstapverlichting .......................105
Uw autogegevens ..........................3
V Vakken voorportier .......................71
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 174
Vaste luchtroosters ....................116
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................51
Veiligheidsnet .............................. 74
Velgen en banden .....................170
Ventilatie ..................................... 106
Ventilatieopeningen ....................116
Verbanddoos ............................... 75
Vergrendelingssysteem ...............34
Verlichting ..................................... 99
Verlichting handschoenenkastje. 104
Verlichtingsfuncties..................... 105
Verlichting voetenruimte .............103
Versnellingsbak ........................... 16
Verstelbare luchtroosters ........... 116
Verwarmbare achterruit ................15
Verwarmbare buitenspiegels ........15
Verwarmde spiegels ....................39