stop start OPEL VIVARO C 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: VIVARO C, Model: OPEL VIVARO C 2020Pages: 297, PDF Size: 10.28 MB
Page 118 of 297

116Instrumenten en bedieningsorganenUitlaatfilter 3 164.
AdBlue
B knippert of brandt geel.
Brandt geel
De resterende actieradius ligt tussen
100 km en 2400 km.
Knippert geel De resterende actieradius ligt tussen0 km en 100 km.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 165.
Drukverliesdetectiesysteem
q brandt of knippert geel.
Brandt
Bandenspanningsverlies bij een of meer wielen. Meteen stoppen en
bandenspanning controleren.Knippert
Storing in het systeem. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Drukverliesdetectiesysteem 3 247.
Motoroliedruk
T brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering kan worden onder‐
broken. Hierdoor kan de motor
beschadigd raken/kunnen de
wielen blokkeren.
1. Neutraalstand selecteren.
2. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
3. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Laat de auto met de motor uitgescha‐
keld naar een werkplaats slepen.
Te laag brandstofpeil
r of 2 brandt geel.
Peil in brandstoftank is te laag.
Tanken 3 211.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 226.
Autostop ñ brandt of knippert groen.
Page 119 of 297

Instrumenten en bedieningsorganen117Brandt groenDe motor is een Autostop.
Knippert groen
Autostop is tijdelijk niet beschikbaar
of de Autostop-modus wordt automa‐ tisch opgeroepen.
Stop-startsysteem 3 160.
Rijverlichting
F brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 133.
Dimlicht
D brandt groen.
Brandt bij ingeschakeld groot licht.
Grootlicht A brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 134.Grootlichtassistentie
B brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd 3 134.
LED-koplampen
C licht op en er verschijnt een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Mistlampen voor
G brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 137.
Mistachterlicht
H brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 137.
Regensensor y brandt groen.Brandt bij inschakeling van de regen‐
sensorstand van de ruitenwisserhen‐
del.
Cruise control
v brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐ zer actief is. De ingestelde snelheid
wordt in het Driver Information Center
aangegeven.
Cruisecontrol 3 178.
Adaptieve cruise control
Q brandt op het Driver Information
Center wanneer de adaptieve cruise‐ control actief is.
Adaptieve cruise control 3 185.
Voorligger gedetecteerd
Afhankelijk van de versie verschijnt
V of I op het Driver Information
Center.
Page 123 of 297

Instrumenten en bedieningsorganen121Actueel brandstofverbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige snelheid.
Teller stop- en starttijden
Een teller houdt de Autostop-tijd bij
tijdens een rit.
Bij inschakeling van het contact wordt
de teller weer op nul gezet.
Kompas
Geeft de geografische rijrichting aan.
Actieradius AdBlue
Druk net zolang op F totdat het
AdBlue-menu verschijnt.
Geeft een schatting van het AdBlue- peil. Een melding geeft aan of het peil in orde of te laag is.
AdBlue 3 165.Menu Rit-/verbruiksinformatie,
Midlevel-display
U hebt de keuze uit verschillende
pagina's met diverse informatie.
Selecteer de gewenste pagina:
Trippagina's:
Dagteller
De gemeten afstand weer sinds de
reset.
Voor het resetten drukt u SET 000
enkele seconden in.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u SET 000
enkele seconden in.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u SET 000
enkele seconden in.
Informatiepagina's:
Actieradius brandstof
De actieradius wordt berekend op
basis van het huidige brandstofpeil en het momentane verbruik. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐
radius na korte tijd automatisch bijge‐ werkt.
Wanneer het brandstofpeil laag is,
verschijnt er een bericht op het
display en gaat de controlelamp 2
op de brandstofmeter branden
3 116.
Page 124 of 297

122Instrumenten en bedieningsorganenActueel brandstofverbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige snelheid.
Teller stop- en starttijden
Een teller houdt de Autostop-tijd bij
tijdens een rit.
Bij inschakeling van het contact wordt de teller weer op nul gezet.
Kompas
Geeft de geografische rijrichting aan. Actieradius AdBlue
Druk net zolang op SET 000 totdat het
AdBlue-menu verschijnt.
Geeft een schatting van het AdBlue-
peil. Een melding geeft aan of het peil in orde of te laag is.
AdBlue 3 165.
Actieradius AdBlue
Druk net zolang op CHECK totdat het
AdBlue-menu verschijnt.Actieradius AdBlue
Geeft een schatting van het AdBlue-
peil. Een melding geeft aan of het peil in orde of te laag is.
Menu Rit-/verbruiksinformatie,
Uplevel-display
U hebt de keuze uit verschillende
pagina's met diverse informatie.
Selecteer de gewenste pagina:
Trippagina's:
Dagteller
De gemeten afstand weer sinds de
reset.
Voor het resetten drukt u 000 enkele
seconden in.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u 000 enkele
seconden in.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u 000 enkele
seconden in.
Informatiepagina's:
Actieradius brandstof
De actieradius wordt berekend op
basis van het huidige brandstofpeil en het momentane verbruik. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐
radius na korte tijd automatisch bijge‐ werkt.
Page 125 of 297

Instrumenten en bedieningsorganen123Wanneer het brandstofpeil laag is,
verschijnt er een bericht op het
display en gaat de controlelamp 2
op de brandstofmeter branden
3 116.
Actueel brandstofverbruik
Weergave van het actuele verbruik. Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Teller stop- en starttijden
Een teller houdt de Autostop-tijd bij
tijdens een rit.
Bij inschakeling van het contact wordt
de teller weer op nul gezet.
Kompas
Geeft de geografische rijrichting aan.
Actieradius AdBlue
Druk net zolang op 000 totdat het
AdBlue-menu verschijnt.
Geeft een schatting van het AdBlue-
peil. Een melding geeft aan of het peil in orde of te laag is.
AdBlue 3 165.Info-Display
Het Info-Display zit in het instrumen‐
tenpaneel bij de instrumentengroep.
Op het Info-Display kan het volgende
worden aangegeven:
● tijd 3 100
● buitentemperatuur 3 100
● datum 3 100
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleidingInfotainment
● weergave van achteruitkijkca‐ mera 3 205
● panoramazichtsysteem 3 203
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● auto- en systeemberichten 3 126
● persoonlijke instellingen 3 127Radio (Infotainmentsysteem)
Druk op ) om het display in te scha‐
kelen.
Druk op MENU om de hoofdmenupa‐
gina te selecteren.
Druk op fYZ g om een menu‐
pagina te kiezen.
Druk op OK om een geselecteerde
optie te bevestigen.
Druk op 1 om een menu af te slui‐
ten zonder een instelling te wijzigen.
Page 132 of 297

130Instrumenten en bedieningsorganenBesturingsfuncties
_ indrukken.
Selecteer Besturingsfuncties .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Automatic headlamp dipping :
Activeert of deactiveert de groot‐ lichtassistentie.
● Lane departure warning system :
Activeert of deactiveert de Lane
Departure Warning.
● Stop and start : Activeert of deac‐
tiveert het Stop/Start-systeem
● Cruise control active : Activeert of
deactiveert de adaptieve cruise‐
control.
● Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulpsensoren.
● Dodehoekbewaking : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
● Traction control : Activeert of
deactiveert het Traction Control-
systeem.● Bandenspan.contr. : Initialiseert
het detectiesysteem voor
bandenspanningsverlies.
● Diagnose : Toont waarschu‐
wingsberichten voor het diagno‐ sesysteem.
Vooraf ingestelde snelheden opslaan
in geheugen
Met deze functies kunt u maar liefst zes snelheidsinstellingen voor decruisecontrol en de snelheidsbegren‐
zer instellen. Er zijn standaard al
enkele snelheden in het geheugen
opgeslagen.
● _ indrukken.
● Selecteer Snelheden
aanpassen .
● Selecteer Cruisecontrol of
Snelheidsbegrenzer .
● Selecteer de te wijzigen snel‐
heidsinstelling.
● Voer de nieuwe snelheidswaarde
in via het toetsenblok en bevestig deze met A/OK .
● Bevestig nogmaals met A/OK
om het menu af te sluiten.
Instellingen van de auto.
_ indrukken.
Selecteer Instellingen van de auto. .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Parkeren
Ruitenwisser achter bij
inschakelen achteruit : Activeert
Page 147 of 297

Klimaatregeling145De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop-startsysteem
3 160.
Luchtrecirculatiesysteem qLuchtrecirculatiemodus met q
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met q
uitschakelen.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
w uitzetten.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Druk op q voor luchtrecirculatie‐
systeem aan.
● Druk op x voor luchtverdeling.
● Draaiknop voor temperatuur ñ in
laagste stand zetten.
● Aanjagersnelheid ý op hoogste
stand zetten,
● Alle ventilatieopeningen openen.
Page 148 of 297

146KlimaatregelingRuiten ontwasemen en ontdooien
● Aanjagersnelheid ý op hoogste
stand zetten,
● Draaiknop voor temperatuur ñ in
hoogste stand zetten.
● Schakel, indien nodig, de A/C in.
● Schakel de achterruitverwarming
è of de verwarmbare buiten‐
spiegels m in.
● Voorruitverwarming 9 inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Let op
Als de instellingen voor ontwasemen
en ontdooien zijn geselecteerd, is er wellicht geen Autostop mogelijk.
Als de instellingen voor ontwasemen
en ontvriezen zijn geselecteerd
terwijl de motor in een Autostop is,
zal de motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 160.
Verwarmbare achterruit è 3 46.
Verwarmbare buitenspiegels m
3 41.
Voorruitverwarming 9 3 46.
Stop-startsysteem 3 160.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie q
● luchtverdeling w
● tuimelschakelaar voor aanpas‐ sen van de temperatuur aanbestuurders- en passagierszijde
voorin
● ontwasemen en ontdooien h
Page 151 of 297

Klimaatregeling149Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Stop-startsysteem 3 160.
Temperatuursynchronisatie met twee
zones MONO
Druk op MONO om de temperatuur‐
instelling passagierszijde te koppelen aan die van de bestuurderszijde/om
te koppeling temperatuurinstelling
passagierszijde aan die van de
bestuurderszijde ongedaan te
maken. De temperatuurinstelling
passagierszijde is gekoppeld aan die
van de bestuurderszijde als de led in
de toets MONO niet brandt.Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Koeling werkt alleen bij
een draaiende motor en ingescha‐
kelde ventilator van de klimaatrege‐
ling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie q
Druk op q om de luchtrecirculatie‐
modus in te schakelen. q verschijnt
op het display om aan te geven dat deze ingeschakeld is.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op q te drukken.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
Page 152 of 297

150Klimaatregelingtoe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij
de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
w uitzetten.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien h
●Druk op h. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
● Airconditioning en automatische stand worden automatisch inge‐schakeld. Het led-lampje in de
toets A/C brandt, AUTO
verschijnt op het display.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit è
inschakelen.
● Voorruitverwarming 9 inscha‐
kelen.
● Om weer naar de vorige modus te gaan: h weer indrukken.
Let op
Als h wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op
h wordt gedrukt.
Als h wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Verwarmbare achterruit è 3 46.Verwarmbare buitenspiegels m
3 41.
Voorruitverwarming 9 3 46.
Stop-startsysteem 3 160.
Elektronische klimaatregeling
deactiveren
Druk daarna op s totdat het elek‐
tronische klimaatregelsysteem wordt
uitgeschakeld.
Parkeerverwarming
Met de parkeerverwarming kunt u het interieur van de auto verwarmen en
het interieur van de auto ventileren
met omgevingslucht.