rem OPEL VIVARO C 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: VIVARO C, Model: OPEL VIVARO C 2020Pages: 297, PDF Size: 10.28 MB
Page 196 of 297

194Rijden en bediening9Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, is er mogelijk onvoldoende tijd om een aanrij‐
ding te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Voorzichtig
De kleur van dit waarschuwings‐
lampje komt niet overeen met
plaatselijke verkeerswetten met
betrekking tot uw afstand tot de
voorligger. De bestuurder is te
allen tijde volledig verantwoorde‐
lijk voor het op een veilige afstand volgen van de voorligger, volgens
de betreffende verkeersregels, het weer en de toestand van de weg.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
In het menu 3 127 van de persoon‐
lijke instellingen moet u de systeem‐
gevoeligheid instellen op dichtbij,
normaal of veraf.
De gekozen instelling wordt gehand‐
haafd totdat deze wordt aangepast.
De timing van de waarschuwingen
verandert met de rijsnelheid. Hoe
sneller de auto rijdt, hoe verder de
waarschuwing wordt gegeven. Houd
bij het selecteren van de timing van
de waarschuwingen rekening met de
verkeerssituatie en de weersomstan‐
digheden.
Uitschakelen
Het systeem is alleen uit te schakelen door activering van de actieve nood‐
rem in de persoonlijke instellingen
3 127.
Systeembeperkingen De frontaanrijdingswaarschuwing is
bedoeld om alleen te waarschuwen
voor voertuigen, maar kan ook op
andere obstakels reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing
wellicht geen voorliggers of kunnen
de prestaties van de sensor beperkt
zijn:
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij nachtelijke ritten
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
Page 197 of 297

Rijden en bediening195● de sensor in de voorruit wordtafgedekt door (natte) sneeuw, ijs,modder, vuil etc.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
Actieve noodrem
De actieve noodrem kan helpen om
de schade en letsel door aanrijdingen
met voertuigen, voetgangers of
obstakels direct vóór de auto te
beperken, indien een aanrijding door
remmen of sturen niet langer kan
worden vermeden. Voordat de
actieve noodrem ingrijpt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door de
frontaanrijdingswaarschuwing of de voetgangersbescherming vóór.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 193
Voetgangersbescherming vóór
3 197
Deze functie maakt gebruik van input uit vele bronnen ( bijv. camerasensor,
radarsensor, remdruk, rijsnelheid) om
de waarschijnlijkheid van een frontale aanrijding te berekenen.9 Waarschuwing
Dit systeem is niet bedoeld om de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder, voor het besturen van
de auto en anticiperen op de
verkeerssituatie, over te nemen.
Het is alleen bedoeld als aanvul‐
ling om de rijsnelheid vóór een
botsing te verlagen.
Het systeem reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
Werking
Het actieve noodstopsysteem is voor‐
zien van een frontcamera en werkt in
vooruitversnellingen boven wandel‐tempo tot 85 km/u. Het systeem
detecteert stilstaande voertuigen
alleen bij een rijsnelheid onder
80 km/u. Het detecteert voetgangers
alleen bij een rijsnelheid onder
60 km/u.
Een voorwaarde is dat de actieve
noodrem niet is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen 3 127.
Bij deactivering gaat m branden op
de instrumentengroep en er
verschijnt een waarschuwingsbericht
in het Driver Information Center.
Als het systeem uitgeschakeld is,
wordt het bij de volgende keer inscha‐
kelen van het contact automatisch
opnieuw ingeschakeld.
Het systeem omvat: ● automatisch noodstopsysteem
● frontaanrijdingswaarschuwing
● voetgangersbescherming vóór
automatisch noodstopsysteem
Na het activeren van het remvoorbe‐
reidingssysteem en net voor het
moment van aanrijding past deze
functie automatisch beperkte remac‐
tie toe om de snelheid te verlagen of
een botsing te voorkomen.
Page 198 of 297

196Rijden en bedieningAls de actieve noodrem werkt, knip‐
pert m op de instrumentengroep.
Afhankelijk van de situatie kan de
auto automatisch iets of krachtig
afremmen.
Dit automatisch remmen vóór is
alleen mogelijk bij detectie van een
voorligger of voetganger vóór de
auto.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 193
Voetgangersbescherming vóór
3 197
Bij een snelheid lager dan 30 km/u
kan de actieve noodrem de auto
volledig tot stilstand brengen. Bij snel‐
heden hoger dan 30 km/u verlaagt de
actieve noodrem de snelheid. Het is
echter zaak dat u het rempedaal
bedient.
Het automatische noodstopsysteem
remt de auto mogelijk tot stilstand af
om een mogelijke botsing te helpen
voorkomen. Als de auto volledig tot
stilstand komt, blijft het systeem nog
zo'n 2 seconden automatisch
remmen.● Automatische versnellingsbak: Als de auto volledig tot stilstand
komt, het rempedaal ingetrapt
houden om te voorkomen dat de
auto weer wegrijdt.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: Als de auto volledig tot stil‐
stand komt, kan de motor
afslaan.
De werking van de functie is mogelijk voelbaar door een lichte trilling in het
rempedaal.9 Waarschuwing
Het automatisch noodstopsys‐
teem is een noodfunctie ter voor‐
bereiding op een botsing en is niet ontworpen om botsingen te voor‐
komen. Vertrouw voor het afrem‐
men van de auto niet op het
systeem. Het automatische nood‐
stopsysteem remt niet buiten het actieve snelheidsbereik en
reageert alleen op gedetecteerde
voertuigen en voetgangers.
Systeembeperkingen
In sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in situaties waarin dat onnodig lijkt te
zijn, bijvoorbeeld in parkeergarages,
als er verkeersborden in een bocht
staan of door auto's die zich in een
andere rijstrook bevinden. Dit behoort
bij de normale werking van het
systeem, de auto behoeft geen
onderhoud. Trap om automatisch
remmen te negeren het gaspedaal stevig in als de situatie en de omge‐
ving dat toelaten.
In de volgende situaties zijn de pres‐ taties van de actieve noodrem
beperkt:
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Alle voertuigen detecteren, met name voertuigen met een
aanhanger, trekkers, modderige voertuigen, enz.
● Een voertuig detecteren wanneer
het zicht door weersomstandig‐
heden beperkt is, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
Page 199 of 297

Rijden en bediening197● Bij nachtelijke ritten.
● De voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers.
Houd als bestuurder onderweg altijd
uw aandacht bij het verkeer en wees altijd paraat om handelend op tetreden door bij dreigende botsingen
op de rem te trappen en/of de auto
weg te sturen.
In de volgende gevallen adviseren we u om het systeem te deactiveren in
het menu Persoonlijke instellingen:
● bij het trekken van een aanhan‐ ger of caravan
● bij het vervoer van lange voor‐ werpen op een imperiaal of
dakdrager
● wanneer de auto wordt gesleept met een draaiende motor
● wanneer er sneeuwkettingen zijn
aangebracht
● wanneer een reservewiel is gemonteerd dat kleiner is dan de
overige wielen● alvorens een automatische wasstraat binnen te rijden met
een draaiende motor
● alvorens de auto op een rollen‐ bank te plaatsen in een werk‐
plaats
● als de voorruit beschadigd is in de buurt van de camera
● als de voorbumper beschadigd is
● als de remlichten niet werken
Storing
Als het systeem moet worden nage‐
keken, brandt m op de instrumen‐
tengroep, verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center en klinkt er een geluidssignaal.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 126.Voetgangersbescherming
vóór
Voetgangersbescherming vóór voor‐komt of vermindert mogelijk letsel
voetgangers bij een frontale aanrij‐
ding in een vooruitversnelling.
Het systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit en een radarsensor in
de voorbumper om een voetganger
direct vóór u te kunnen detecteren.
Voetgangersbescherming vóór kan in een vooruitversnelling bij snelheden
tussen 5 en 60 km/u voetgangers
detecteren en ervoor waarschuwen.
Bij 's nachts rijden werkt het systeem
beperkt.9 Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger
Page 204 of 297

202Rijden en bedieningPersoonlijke instellingen 3 127.
T brandt groen op de instrumenten‐
groep om aan te geven dat het
systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode hoek detecteert, gaat een ledje in de
desbetreffende buitenspiegel bran‐
den.
Het led-lampje gaat bij detectie van
het voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het led-lampje met vertraging branden.
Gebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
● alle voertuigen rijden in dezelfde richting en in aangrenzende rijst‐
roken
● uw auto heeft een rijsnelheid tussen 12 en 140 km/h
● u haalt in met een relatief snel‐ heidsverschil kleiner dan
10 km/h
● u wordt ingehaald door een ander voertuig met een relatief
snelheidsverschil kleiner dan
25 km/h
● de verkeersstroom is normaal
● u rijdt op een weggedeelte met geen of weinig bochten
● er hangt geen aanhangwagen achter de auto
● de sensoren zijn niet bedekt met modder, ijs of sneeuw
● de waarschuwingszones in de buitenspiegels of de detectiezo‐
nes op voor- en achterbumper
zijn niet bedektEr wordt niet gewaarschuwd in de
volgende situaties:
● als obstakels niet bewegen, bijv. geparkeerde voertuigen,
verkeersdrempels, straatverlich‐
ting, verkeersborden
● bij voertuigen die in tegenge‐ stelde richting rijden
● bij ritten op slingerende wegen of
in scherpe bochten
● u haalt een zeer lang voertuig, bijv. een vrachtwagen, bus, in of
wordt erdoor ingehaald en dit
voertuig wordt niet alleen opge‐
merkt door de dodehoekdetectie,
maar is tevens zichtbaar in het
gebied voor de auto
● in zeer druk verkeer: gedetec‐ teerde voertuigen voor en achter
uw auto worden ten onrechte
geïnterpreteerd als een vracht‐
wagen of een stilstaand obstakel
● wanneer u op te hoge snelheid inhaalt
UitschakelenInfo-Display zonder aanraakscherm
B indrukken.
Page 207 of 297

Rijden en bediening205Uitschakelen
Het panoramazichtsysteem wordt
gedeactiveerd wanneer:
● u sneller rijdt dan 10 km/u
● zeven seconden na uitschakelen
van de achteruitversnelling
● u het pictogram 3 in de linker
bovenhoek van het touchscreen aantikt en vervolgens op & tikt
● u de achterklep opent
● u een aanhanger of een fietsen‐ drager aankoppelt
Algemene informatie9 Waarschuwing
Het panoramazichtsysteem kan
nooit het zicht van de bestuurder
vervangen. Het brengt geen
kinderen, voetgangers, fietsers,
kruisend verkeer, dieren of even‐
tuele andere obstakels buiten het
zicht van de camera, zoals onder
de bumper of onder de auto, in
beeld.
Gebruik niet alleen het panorama‐
zichtsysteem om te rijden of te
parkeren.
Controleer vóór het wegrijden
altijd de omgeving van de auto.
Weergegeven beelden zijn moge‐
lijk verder weg of dichterbij dan ze lijken. De weergegeven zone is
beperkt en obstakels dicht bij een
van de randen van de bumper of
onder de bumper worden niet op
het scherm weergegeven.
Systeembeperkingen
Voorzichtig
Voor een optimale werking van het systeem is het belangrijk om de
cameralens tussen de kenteken‐
plaatverlichting op de achterklep
schoon te houden. Spoel de lens met water af en veeg deze met
een zachte doek af.
Reinig de lens niet met een stoom- of hogedrukreiniger.
Het panoramazichtsysteem werkt
mogelijkerwijs niet goed wanneer:
● In een donkere omgeving.
● De zon of de straal van koplam‐ pen rechtstreeks op de lenzen
van de camera valt.
● Bij 's nachts rijden.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De lenzen van de camera zijn bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil.
● De auto een aanhangwagen trekt.
● De auto een aanrijding heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Achteruitkijkcamera
Afhankelijk van de versie is de
camera boven het kenteken in de
achterklep/de achterdeur links
gemonteerd.
Page 209 of 297

Rijden en bediening207●de cameralenzen zijn bedekt met
sneeuw, ijs, sneeuwbrij, modder,vuil. Reinig de lens, spoel deze
met water en veeg deze met een
zachte doek af
● de achterklep wordt geopend
● de auto trekt elektrisch aangeslo‐
ten aanhangwagen, fietsdrager
enz. trekt
● de auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad
● bij extreme temperatuurwisselin‐ gen
Lane Departure Warning
Het Lane Departure Warning-
systeem houdt via een frontcamera
de belijning in het oog van de rijstrook
waarin u rijdt. Het systeem detecteert veranderingen van rijstrook en waar‐
schuwt u met visuele en akoestische signalen wanneer u onbedoeld van
rijstrook verandert.De criteria voor een onbedoelde verandering van rijstrook zijn:
● geen bediening van de richting‐ aanwijzers
● geen gebruik van het rempedaal
● geen actieve acceleratie
Wanneer de bestuurder actief is,
waarschuwt het systeem niet.
InschakelenInfo-Display zonder aanraakscherm
Druk op Q om het systeem in te scha‐
kelen.
Het systeem is ingeschakeld
wanneer het ledje in de toets brandt.
Info-Display met aanraakscherm
Het systeem kan worden ingescha‐
keld in de Persoonlijke instellingen
3 127.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den boven 60 km/h en wanneer rijst‐ rookmarkeringen aanwezig zijn.
Wanneer het systeem een onbe‐
doelde verandering van rijstrook
detecteert, dan knippert het controle‐
lampje ) geel. Tegelijkertijd klinkt er
een geluidssignaal.
Uitschakelen
Info-Display zonder aanraakscherm
Druk op Q om het systeem uit te
schakelen. Het led-lampje in de toets
Q dooft.Info-Display met aanraakscherm
Het systeem kan worden uitgescha‐
keld in de Persoonlijke instellingen
3 127.
Page 215 of 297

Rijden en bediening213Gebruik van een trillingsdemper
wordt sterk aanbevolen bij aanhan‐
gers met een geringe rijstabiliteit en
caravans.
Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐
ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
Als de buitentemperatuur hoger wordt
dan 37 °C , moet u de belasting op de
aanhanger verminderen om de motor
van de auto te beschermen.
Bij hoge buitentemperaturen advise‐
ren we om de motor na het tot stil‐
stand komen van de auto nog één of
twee minuten te laten lopen om deze
te laten afkoelen.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 280.
Bij het trekken van een aanhanger
wordt de remweg van de auto langer. Om oververhitting van de remmen te
beperken, adviseren we u om op de
motor te remmen.Bij heuvelopwaarts rijden loopt de
temperatuur van de koelvloeistof op.
Om overmatige warmte te voorko‐
men, langzamer rijden en de koel‐
vloeistoftemperatuur in de gaten
houden. Als de controlelamp 2 van
de thermometer motorkoelvloeistof
oplicht, moet u stoppen en de motor
zo snel mogelijk uitschakelen.
Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het verschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐ pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Dit geldt over het algemeen
voor hellingspercentages tot max.
12%.
De toelaatbare aanhangerbelasting
geldt voor de vermelde hellingshoek
en op zeeniveau. Omdat het motor‐vermogen bij toenemende hoogte
door de lagere luchtdichtheid daalt en
het klimvermogen daardoor afneemt,
moet het maximaal toelaatbare trein‐
gewicht voor elke 1000 meter hoog‐ tetoename met 10% worden vermin‐
derd. Bij het rijden op wegen met een
gering hellingspercentage (minder
dan 8%, bijv. snelwegen) hoeft het
maximaal toelaatbare treingewicht
niet te worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 273
vermeld.
Bij het verdelen van de lading in de
aanhanger moeten zware voorwer‐
pen zo dicht mogelijk bij de as worden gelegd.
Kogeldruk De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel
drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
Page 219 of 297

Rijden en bediening2173. Klap de aanhangeraansluitingomlaag.
4. Koppel de aanhanger aan, sluit de
trekring en breng de splitpen aan.
5. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting en bevestig de losbreekkabel aan het oog op
de drager.
Type D 1. Klap de aanhangeraansluiting omlaag.
2. Koppel de aanhanger aan.
3. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting en haak de
losbreekkabel in het oog op de
drager.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto / aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.
Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 175.
Page 220 of 297

218Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................219
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 219
Auto stallen .............................. 219
Verwerking van sloopauto .......220
Controle van de auto .................220
Werkzaamheden uitvoeren .....220
Motorkap ................................. 221
Motorolie .................................. 221
Koelvloeistof ............................ 222
Sproeiervloeistof ......................223
Remmen .................................. 224
Remvloeistof ............................ 224
Accu ........................................ 224
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 226
Wisserblad vervangen .............227
Gloeilamp vervangen .................228
Halogeenkoplampen ...............228
Xenonkoplampen ....................231
Mistlampen voor ......................232
Richtingaanwijzers vooraan ....233
Achterlichten ............................ 234
Zijrichtingaanwijzers ................236Derde remlicht ......................... 237
Kentekenverlichting .................238
Binnenverlichting .....................239
Elektrisch systeem .....................239
Zekeringen .............................. 239
Zekeringenkast in motorruimte 240
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................240
Boordgereedschap ....................243
Gereedschap ........................... 243
Velgen en banden .....................245
Winterbanden .......................... 245
Aanduidingen op banden ........245
Bandenspanning .....................246
Drukverliesdetectiesysteem ....247
Profieldiepte ............................ 248
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 248
Wieldoppen ............................. 249
Sneeuwkettingen .....................249
Bandenreparatieset .................249
Wiel verwisselen ......................253
Reservewiel ............................. 254
Starthulp gebruiken ...................259
Trekken ...................................... 260
Auto slepen ............................. 260
Andere auto slepen .................261Verzorging van uiterlijk ..............262
Verzorging exterieur ................262
Verzorging interieur .................265
Vloermatten ............................. 265