display OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ZAFIRA B, Model: OPEL ZAFIRA B 2014Pages: 225, PDF Size: 7.89 MB
Page 141 of 225

Rijden en bediening139
+=Opschakelen naar een hogere
versnelling.-=Terugschakelen naar een la‐
gere versnelling.
Wegrijden
Rempedaal bedienen en keuzehen‐
del naar A, + of - bewegen. De ver‐
snellingsbak staat in de automatische
modus en de eerste versnelling wordt
ingeschakeld. Bij het selecteren van
R wordt de achteruitversnelling inge‐
schakeld.
Na het loslaten van de rem rijdt de
auto langzaam weg.
Om weg te rijden zonder het rempe‐
daal te bedienen, meteen na het in‐
schakelen van een versnelling gas
geven.
Wordt noch het gaspedaal noch het
rempedaal bediend, dan is er geen
versnelling ingeschakeld en knippert
de aanduiding A of R korte tijd op het
display.
Auto stoppen
Bij het stoppen in stand A wordt de
eerste versnelling ingeschakeld en de koppeling gelost. In stand R blijft de
achteruitversnelling ingeschakeld.
Afremmen op de motor Automatische modus
Bergafwaarts schakelt de geautoma‐
tiseerde versnellingsbak pas bij ho‐
gere toeren op. Bij het remmen wordt
tijdig teruggeschakeld.
Handgeschakelde modus
Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een la‐
gere versnelling selecteren.
Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Keuzehendel meerdere ma‐
len tussen stand R en stand A heen
en weer halen. Motor niet te hoge toe‐ ren laten maken en snel optrekken
voorkomen.Parkeren
Handrem aantrekken. De laatst gese‐ lecteerde versnelling (zie versnel‐
lingsbakdisplay) blijft ingeschakeld.
In stand N is geen versnelling inge‐
schakeld.
Na het uitschakelen van de ontste‐
king reageert de versnellingbak niet
meer op bewegingen van de keuze‐
hendel.
Handgeschakelde modus
Wordt bij te lage toeren een hogere
versnelling geselecteerd of een la‐
gere versnelling bij te hoge toeren,
dan schakelt de auto niet. Dit om te
voorkomen dat de motor te lage of te
hoge toeren maakt.
Bij een te laag motortoerental scha‐
kelt de versnellingsbak automatisch
terug.
Bij een te hoog motortoerental scha‐
kelt de versnellingsbak alleen tijdens
een kickdown automatisch op.
Page 143 of 225

Rijden en bediening141
Wanneer het gaspedaal tot voorbij
het weerstandspunt wordt bediend,
wordt afhankelijk van het motortoe‐
rental een lagere versnelling inge‐
schakeld.
Storing
Om schade aan de geautomatiseerde versnellingsbak te voorkomen, grijpt
de koppeling bij zeer hoge koppe‐ lingstemperaturen automatisch in.
Bij een storing brandt A. Verder rij‐
den is mogelijk. Er kan niet in de
handgeschakelde modus worden ge‐ schakeld.
Wanneer F op het versnellingsbak‐
display verschijnt, kan niet meer met
de auto worden gereden.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking en een
ingeschakelde versnelling kan de koppeling niet worden gelost. Er kan
niet meer met de auto worden gere‐
den.Bij een lege accu hulpstartkabels ge‐
bruiken 3 191.
Is een lege accu hiervan niet de oor‐
zaak, dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Moet de auto uit de verkeersstroom
worden gehaald, dan de koppeling
als volgt lossen:
1. Handrem aantrekken, ontsteking uitschakelen.
2. Motorkap openen 3 160.
3. Versnellingsbak ter hoogte van
het afsluitdeksel schoonmaken,
zodat er na het verwijderen van
het deksel geen vuil in de opening
kan komen.
4. Afsluitdeksel losdraaien en naar boven toe wegtillen.
5. Met een platte schroevendraaier de stelschroef onder het deksel
rechtsom draaien totdat u een dui‐ delijke weerstand voelt. De kop‐
peling is daarmee gelost.
6. Schoongemaakt afsluitdeksel te‐ rugplaatsen. Het afsluitdeksel
moet nauw op de behuizing aan‐
sluiten.Voorzichtig
Niet verder draaien dan de weer‐
stand, omdat de versnellingsbak
anders beschadigd kan raken.
Page 146 of 225

144Rijden en bedieningRijregelsystemenElektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronische stabiliteitspro‐
gramma (ESP® Plus
) verbetert indien
nodig de rijstabiliteit ongeacht de
staat van het wegdek of de grip van
de banden. Het voorkomt ook dat de
aangedreven wielen doorslaan.
Zodra de auto dreigt uit te breken (on‐ derstuur/overstuur) wordt het motor‐
vermogen verminderd en worden de
wielen afzonderlijk afgeremd. Daar‐
door wordt de rijstabiliteit van de auto
op een glad wegdek aanmerkelijk
verbeterd.
Het ESP® Plus
is gebruiksklaar zodra
controlelamp v dooft.
Wanneer ESP® Plus
ingrijpt, gaat v
knipperen.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp v 3 92.
Uitschakelen
Het ESP® Plus
kan in de Sport-modus
worden uitgeschakeld om sportief te rijden:
Toets SPORT ca. 4 seconden lang
ingedrukt houden. Controlelamp v
brandt. Bovendien verschijnt ESPoff
op het servicedisplay.9 Waarschuwing
Als bij het gebruik van banden met
noodloopeigenschappen een van
deze banden zijn spanning ver‐
liest, het ESP® Plus
niet uitschake‐
len.
Het ESP® Plus
kan opnieuw worden in‐
geschakeld door toets SPORT in te
drukken. Bovendien verschijnt
ESPon op het servicedisplay. Ook
wordt het ESP® Plus
weer geactiveerd
als het contact opnieuw wordt inge‐
schakeld.
Sport-modus 3 145.
Page 176 of 225

174Verzorging van de auto
Zekeringfuncties bij
zekeringendoos bagageruimte,
type ANr.Stroomkring1ABS2ABS3Interieuraanjager elektronische
klimaatregeling (ECC)4Interieuraanjager verwarming
en airconditioningssysteem5Koelventilator6Koelventilator7Centrale vergrendeling8Voorruitsproeiers, achterruit‐
sproeiers9Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegel10Diagnosestekker11Instrumenten12Mobiele telefoon, infotainment-
systeem, display13InterieurverlichtingNr.Stroomkring14Voorruitwissers15Voorruitwissers16Claxon, ABS, remlichtschake‐
laar, airconditioningssysteem17Dieselbrandstoffilter of aircondi‐
tioningssysteem18Startmotor19–20Claxon21Motorelektronica22Motorelektronica23Instellen koplampreikwijdte24Brandstofpomp25–26Motorelektronica27Verwarming, airconditionings‐
systeem, luchtkwaliteitssensor28–29Stuurbekrachtiging30Motorelektronica
Page 177 of 225

Verzorging van de auto175
Nr.Stroomkring31Achterruitwisser32Remlichtschakelaar33Instellen koplampreikwijdte,
lichtschakelaar, koppelings‐
schakelaar, instrument, bestuur‐
dersportiermodule34Stuurapparaat stuurkolom35Infotainment-systeem36Aansteker, 12V-aansluiting
voorin
Zekeringfuncties bij
zekeringendoos bagageruimte,
type B
Nr.Stroomkring1ABS2ABS3Interieuraanjager elektronische
klimaatregeling (ECC)4Interieuraanjager verwarming
en airconditioningssysteem5KoelventilatorNr.Stroomkring6Koelventilator7Voorruitsproeiers8Claxon9Koplampsproeiers10Noodontgrendeling centrale
vergrendeling11–12–13Mistlampen14Voorruitwissers15Voorruitwissers16Elektronica regelapparaten,
Open&Start-systeem, ABS,
remlichtschakelaar17Verwarming dieselbrandstof‐
filter18Startmotor19Versnellingsbakelektronica20Airconditioningssysteem21Motorelektronica22MotorelektronicaNr.Stroomkring23Adaptief rijlicht (AFL), instellen
koplampreikwijdte24Brandstofpomp25Versnellingsbakelektronica26Motorelektronica27Stuurbekrachtiging28Versnellingsbakelektronica29Versnellingsbakelektronica30Motorelektronica31Adaptief rijlicht (AFL), instellen koplampreikwijdte32Remsysteem, airconditionings‐
systeem, koppelingsschakelaar33Adaptief rijlicht (AFL), instellen
koplampreikwijdte, lichtschake‐
laar34Stuurapparaat stuurkolom35Infotainment-systeem36Mobiele telefoon, infotainment-
systeem, display
Page 183 of 225

Verzorging van de auto181
Bij auto's met bandenspanningscon‐
trolesysteem adapter op ventiel
schroeven.
Bandenspanning 3 213 en op de
sticker aan de binnenkant van de
tankklep.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken. Niet hanteren voor
banden met noodloopeigenschap‐
pen.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde te werk volgens de onderstaande procedure:
1. Bepaal de aandrijfas en de car‐ rosserievariant.
2. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 208.
3. Bepaal het type banden.
In de tabel Bandenspanningswaar‐
den staan alle mogelijk bandencom‐
binaties 3 213.
Raadpleeg voor de banden die voor
uw voertuig zijn goedgekeurd het
'EEC Certificate of Conformity' dat bij
uw voertuig werd geleverd of de an‐
dere nationale voertuigpapieren.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem Het bandenspanningscontrolesys‐
teem bewaakt vanaf een bepaalde
snelheid continu de bandenspanning
van alle vier de banden.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben. Voor het overige wordt de bandenspanning bewaakt
door het drukverliesdetectiesysteem
3 182.
Let op
In landen waar het bandenspan‐ ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
De actuele bandenspanning wordt
weergegeven op het Info-Display
3 110.
Page 199 of 225

Verzorging van de auto197
OnderstelSommige delen van de bodemplaat
zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende was‐
laag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen kun‐
nen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐
schermende waslaag laten controle‐
ren.
Motorruimte
De vlakken in de motorruimte die in
dezelfde kleur zijn gespoten als de
auto op dezelfde wijze onderhouden
als alle andere gelakte vlakken.
Motorruimte bij voorkeur vóór en ná
de winter schoonspuiten en met was
conserveren. Vóór het schoonspuitenvan de motor de dynamo en het rem‐ vloeistofreservoir met kunststof folie
afdekken.
Bij het schoonspuiten van de motor
met een stoomreiniger, de stoom‐
straal niet op de onderdelen van het
antiblokkeersysteem, het airconditi‐
oningssysteem en de riemaandrijving met de daarbij behorende richten.
Na het schoonspuiten van de motor
alle onderdelen in de motorruimte
grondig door een werkplaats laten
conserveren met beschermende
was.
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Aardgasinstallatie Stoom- of hogedrukstraal niet op de
onderdelen van de aardgasinstallatie
richten. In het bijzonder de aardgas‐ tanks en de drukkleppen op de bo‐
demplaat en het schutbord in de mo‐
torruimte beschermen.
Deze onderdelen niet behandelen
met chemische reinigers of conserve‐ ringsmiddelen.Reiniging van de onderdelen van de
aardgasinstallatie door een voor on‐
derhoud van aardgasauto's be‐
voegde werkplaats laten uitvoeren.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐ ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐
leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.
Page 202 of 225

200Service en onderhoud
Zorg ervoor dat het Service- en ga‐
rantieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van ser‐
vice essentieel is bij aanspraken op
garantie of goodwill en tevens een
pluspunt is bij verkoop van de auto.
Vast service-interval Wanneer het tijd is voor service, ver‐
schijnt na het inschakelen van het
contact ca. 10 seconden lang InSP op
het servicedisplay van de kilometer‐
teller. Binnen een week of na maxi‐
maal 500 km (afhankelijk van wat het
eerst bereikt wordt) de servicebeurt
door een werkplaats laten uitvoeren.
Flexibel service-interval
Het service-interval is gebaseerd op meerdere gebruiksparameters en
wordt aan de hand van deze parame‐ ters berekend.
Is dit minder dan 1500 km, dan wordt
na het in- en uitschakelen van het
contact InSP weergegeven met een
resterende afstand van 1000 km. Is
dit minder dan 1000 km, dan wordt
enkele seconden InSP weergegeven.
Binnen een week of na maximaal500 km (afhankelijk van wat het eerst
bereikt wordt) de servicebeurt door
een werkplaats laten uitvoeren.
Aanduiding van de resterende af‐
stand:
1. Ontsteking uitschakelen.
2. Resetknop van de dagteller kort indrukken. Het afgelegde aantal
kilometers verschijnt.
3. Resetknop nogmaals ca. 2 seconden indrukken: InSP en
het resterende aantal kilometers
verschijnt.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen
en smeermiddelen Gebruik alleen producten die voldoenaan de aanbevolen specificaties.
Schade als gevolg van het gebruik van producten die niet voldoen aandeze specificaties, wordt niet gedekt
door de garantie.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig han‐ teren. Informatie op de verpakking in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis
van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit be‐
langrijker dan viscositeit. Door de
Page 221 of 225

219
Bekleding.................................... 197
Beladingsinformatie .....................78
Beslagen lampafdekkingen .......115
Beveiliging van de auto ................35
Bevestigingsrails en -haken ........72
Binnenspiegels ............................. 40
Board-Info-Display .......................96
Bochtverlichting .......................... 113
Bodemafdekking bagageruimte ...72
Bolle vorm .................................... 38
Boordcomputer ............................ 22
Boordcomputer op Board-Info-Display ..................106
Boordcomputer op Graphic- Info-Display of Colour-Info-
Display ................................... 107
Boordgereedschap .....................178
Brandstof .................................... 148
Brandstofkeuzeschakelaar ..........87
Brandstofmeter ............................ 87
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 151
Brandstof voor benzinemotoren 148
Brandstof voor dieselmotoren ...149
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 149
Buitenspiegels .............................. 38
Buitentemperatuur .......................83
Buitenverlichting ..................95, 111C
Car Pass ...................................... 26
Centrale vergrendeling ................31
Check-Control .............................. 23
Claxon ................................... 13, 81
Conformiteitsverklaring ...............216
Contactslotstanden ....................129
Controlelampen ......................86, 88
Controle over de auto ................128
Controles .................................... 159
Cruisecontrol ....................... 95, 146
D Dagrijlicht ................................... 113
Dagteller ...................................... 86
Dak ............................................... 44
Dakdragersysteem ......................77
Diefstalalarmsysteem ..........36, 104
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 164
Dimlicht of grootlicht ...................111
Driepuntsveiligheidsgordel ..........57
Drukverliesdetectiesysteem.. 24, 182
Drukverliesdetectiesysteem en bandenspanningscontrole-
systeem .................................... 93
E Easytronic ................................... 138
Een andere auto slepen ............194EHBO........................................... 77
Elektrisch bediende ruiten ...........41
Elektrisch systeem...................... 172
Elektrisch verstelbare buitenspiegels .......................... 38
Elektronische dempingsregeling 145
Elektronische rijprogramma’s ....140
Elektronisch gestuurde rijprogramma’s .......................135
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............123
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .................92, 144
Event Data Recorders (EDR) .....216
F
FlexOrganizer ........................ 23, 73
Frontaal airbagsysteem ...............61
G
Geautomatiseerde versnellingsbak ......................138
Gebruik van deze handleiding .......3
Geopende portieren ....................95
Gereedschap ............................. 178
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................77
Gloeilampen vervangen ............165
Gordelwaarschuwing ...................90
Page 222 of 225

220
Gordijnairbagsysteem .................. 63
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .....................99
Grootlicht ............................. 95, 112
H
Halogeenkoplampen .................165
Handgeschakelde modus ..134, 139
Handgeschakelde versnellingsbak ......................137
Handmatige dimfunctie ................40
Handmatige ruitbediening ...........41
Handrem ............................. 142, 143
Handschoenenkastje ...................69
Hellingrem ................................. 143
Hoofdsteunen .............................. 45
Hoogte hoofdsteunen afstellen ......8
Hulpverwarming.......................... 125
I
Inbouwafmetingen trekhaak ......215
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 65
Info-Displays ................................. 96
Inhouden ................................... 213
Inklapbare spiegels .....................39
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 117
Instellen koplampreikwijdte .......112
Instrumentengroep ......................86Instrumentenverlichting .............172
Interactief rijsysteem (IDS) .........145
Interactief rijsysteem (IDS), elektronische
dempingsregeling (CDC),
SPORT-modus ......................... 93
Interieurverlichting ..............116, 171
Isofix-kinderveiligheidssystemen ..68
K Katalysator ................................. 132Kentekenplaatverlichting ...........170
Keuzehendel ..................... 133, 138
Kilometerteller .............................. 86
Kindersloten ................................. 34
Kinderveiligheids-systemen ..........64
Klimaatregelsystemen ................119
Klok .............................................. 83 Koelvloeistof .............................. 161
Koelvloeistof en antivries ............200
Koelvloeistofpeil ......................... 104
Koelvloeistoftemperatuur .............92
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 112
L Laadruimte ................................... 71Laadsysteem ............................... 90
Laag motoroliepeil .......................94
Leeslampjes .............................. 117Lekke band................................. 187
Lichtschakelaar .......................... 111 Lichtsignaal ................................ 112
Luchtinlaat ................................. 127
M
Meters........................................... 86
Microfilter ................................... 127
Mistachterlicht ...................... 95, 115
Mistlamp ...................................... 95
Mistlampen ................................ 169
Mistlampen voor ........................114
Motorgegevens .......................... 208
Motor-ID...................................... 204
Motorkap .................................... 160
Motorolie .................... 160, 200, 205
Motoroliedruk ............................... 93
Motor starten ..................... 129, 138
Motoruitlaatgassen ....................131
N Nieuwe auto inrijden ..................128
O Obstakeldetectiesystemen .........147
Olie, motor .......................... 200, 205
Ontlaadbeveiliging accu ............118
Opbergruimte................................ 69
Opbergvakken .............................. 69
Opbergvakken hemelbekleding ...71