alarm OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ZAFIRA B, Model: OPEL ZAFIRA B 2014Pages: 225, PDF Size: 7.89 MB
Page 13 of 225

Kort en bondig11
1Lichtschakelaar ..................111
Instrumentenverlichting ......116
Mistachterlicht .....................115
Mistlampen ......................... 114
Koplampverstelling ............112
2 Zijdelingse luchtroosters .....126
3 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................ 114
Omgevingsverlichting .......... 117
Parkeerlichten .....................115
Cruisecontrol ........................ 95
4 Stuurbedieningsknoppen ......80
5 Claxon ................................... 81
Bestuurdersairbag ................61
6 Instrumenten ........................ 86
7 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers ................. 81
8 Middelste luchtroosters .......1269Linker stoelverwarming .........50
Drukverliesdetectie‐
systeem ............................... 182
Bandenspanningscontro‐
lesysteem ............................ 181
Park pilot met
ultrasoonsensoren ...............92
Alarmknipperlichten ............114
Centrale vergrendeling .........31
SPORT-modus ...................... 92
Rechter stoelverwarming ......50
Brandstofkeuzeschakelaar ..87
10 Info-Display ........................... 96
Tripcomputer ....................... 106
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........123
11 Passagiersairbag ..................61
12 Handschoenenkastje ...........69
13 Infotainmentsysteem .............10
14 Verwarming en ventilatie ....11915 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................137
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................138
Automatische
versnellingsbak ...................132
16 Asbak .................................... 85
17 Knop Start/Stop .................... 28
18 Gaspedaal .......................... 128
19 Contactslot met stuurslot ....129
Sensorpaneel voor
noodmodus van het
Open&Start-systeem ............ 28
20 Rempedaal .......................... 142
21 Koppelingspedaal ...............128
22 Stuurwiel instellen .................80
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 160
Page 15 of 225

Kort en bondig13
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 114.
Claxon
j indrukken.
Was-wissystemen
Voorruitwissers&=snel%=langzaam$=intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensor§=uit
Hendel omlaagduwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwissers uitgeschakeld zijn.
Voorruitwissers 3 81, wisserbladen
vervangen 3 164.
Page 20 of 225

18Kort en bondigParkeren■ De handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig moge‐
lijk. Tegelijkertijd de rem intrappen
om de bedieningskracht te vermin‐
deren.
■ De motor afzetten. Hiertoe de con‐ tactsleutel naar 0 draaien en deze
verwijderen of vanuit stilstand de
Start/Stop-toets indrukken en het
bestuurdersportier openen. Stuur‐
wiel verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Bij auto’s met automatische ver‐
snellingsbak is de sleutel alleen te
verwijderen met de keuzehendel in stand P. Wanneer P niet is inge‐
schakeld of de handrem niet is aan‐ getrokken, knippert gedurende en‐
kele seconden “P” op het versnel‐
lingsbakdisplay.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van het contact de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflopende
helling staat, dan voor het uitscha‐
kelen van het contact de achteruit‐
versnelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Boven‐
dien de voorwielen naar de stoep‐
rand toedraaien.
■ Auto met toets p op de afstands‐
bediening of met sensor in een van beide voorste portierhandgrepen
vergrendelen.
Om de diefstalbeveiliging en het
diefstalalarmsysteem te activeren,
toets p tweemaal indrukken of
sensor in een van beide voorste
portierhandgrepen tweemaal aan‐
raken.
■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
■ Bij auto’s met een geautomati‐ seerde versnellingsbak knippert nahet uitschakelen van het contact bijeen niet aangetrokken handrem
controlelamp R gedurende enkele
seconden 3 103.
■ Ruiten sluiten.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 159.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten lopen
om de turbolader te beschermen.
Sleutels, vergrendeling 3 26, auto
een langere tijd stilzetten 3 158.
Page 25 of 225

Kort en bondig23Check-Control
De Check-Control bewaakt:■ Vloeistofniveaus
■ Bandenspanning
■ Batterij van de afstandsbediening ■ Diefstalalarmsysteem
■ Belangrijke lampen van de buiten‐ verlichting, inclusief kabels en ze‐
keringen.
Displayteksten 3 103.
SPORT-modus
Om in te schakelen, toets SPORT in‐
drukken.
Dankzij de SPORT-modus worden de demping en de besturing directer. De
motor reageert sneller op het gaspe‐
daal. Bij de geautomatiseerde ver‐
snellingsbak en automatische ver‐
snellingsbak wordt het schakelen aangepast.
SPORT-modus 3 145.
FlexOrganizer
Tegen de zijwanden zitten bevesti‐
gingslijsten. Hieraan kunnen diverse
componenten worden bevestigd om
de bagageruimte in te delen of lading vast te zetten.
Het systeem bestaat uit ■ adapters
■ een flexibel scheidingsnet
■ nettassen voor de zijwanden
■ haken in de bagageruimte
FlexOrganizer 3 73.
Page 29 of 225

Sleutels, portieren en ruiten27Afstandsbediening
Wordt gebruikt voor:■ Centrale vergrendeling,
■ Vergrendelingssysteem,
■ Diefstalalarmsysteem,
■ Elektrische ruitbediening.
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van ca. 5 meter. Het bereik kan
variëren door invloeden van buitenaf. Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
■ Bereik overschreden,
■ Batterijspanning te laag,
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de afstandsbediening buiten
het bereik, waardoor er opnieuw
gesynchroniseerd moet worden,
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de af‐ standsbediening, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken,
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen.
Ontgrendelen 3 31.Batterij van de
afstandsbediening vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en afstands‐
bediening openen. Batterij vervangen (batterijtype CR 2032), let hierbij opde juiste plaatsing. Afstandsbedie‐
ning sluiten en synchroniseren.
Page 30 of 225

28Sleutels, portieren en ruiten
Sleutel met vaste sleutelbaard
Laat de batterij vervangen door een
werkplaats.
Afstandsbediening
synchroniseren
Na vervanging van de batterij het por‐
tier openen met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier. Bij het in‐ schakelen van de ontsteking wordt deafstandsbediening gesynchroni‐
seerd.
Opgeslagen instellingen Bij het vergrendelen van de auto wor‐
den afhankelijk van de gebruikte sleu‐
tel voor de volgende functies altijd au‐ tomatisch de laatst geselecteerde in‐
stellingen opgeslagen:
■ Elektronische klimaatregeling (ECC),
■ Info-Display,
■ Infotainmentsysteem,
■ Instrumentenverlichting.Wanneer de desbetreffende sleutel
een volgende keer wordt gebruikt om
te ontgrendelen, worden automatisch
de opgeslagen instellingen gehan‐
teerd.
Open&Start-systeem
Dit maakt zonder mechanische sleu‐
tel de bediening mogelijk van
■ Centrale vergrendeling,
■ Diefstalbeveiliging,
■ Diefstalalarmsysteem,
■ Elektrische ruitbediening,
■ Ontsteking en startmotor.
De bestuurder hoeft de elektronische
sleutel alleen bij zich te dragen.
Start/Stop -toets indrukken. Het con‐
tact wordt ingeschakeld. De startbe‐
veiliging en het stuurslot worden ge‐ deactiveerd.
Om de motor te starten de Start/
Stop -toets indrukken en vasthouden
en ondertussen zowel het rempedaal
als het koppelingspedaal bedienen.
Automatische transmissie: de motor
is alleen te starten met de keuzehen‐ del in stand P of N.
Page 32 of 225

30Sleutels, portieren en ruiten
Met de noodsleutel kunt u alleen het
bestuurdersportier ver- en ontgrende‐
len. Auto volledig ontgrendelen
3 31. Bij auto’s met een diefstala‐
larmsysteem kan tijdens het ontgren‐ delen het alarm afgaan. Zet het alarm
af door het contact in te schakelen.Houd de elektronische sleutel in de
getoonde positie en druk op de Start/
Stop -toets.
Voor het afzetten van de motor de Start/Stop -toets minstens
2 seconden indrukken.
Bestuurdersportier met de noodsleu‐
tel vergrendelen. Auto volledig ver‐ grendelen 3 31.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Batterij elektronische sleutel
vervangen
Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Moet de batte‐
rij worden vervangen, dan wordt dit
aangegeven door InSP3 op het ser‐
vicedisplay of door een Check-
Controlmelding op het Info-Display
3 104.
Batterijen horen niet in het huisvuil thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 38 of 225

36Sleutels, portieren en ruiten
Inschakelen met deafstandsbediening
Binnen 15 seconden p tweemaal in‐
drukken.
Inschakelen met de
elektronische sleutel
Binnen 15 seconden het sensorveld
in de porthandgreep van een van de
voorportieren tweemaal aanraken.
De elektronische sleutel moet zich
buiten de auto bevinden, binnen een straal van ongeveer 1 meter.
Diefstalalarmsysteem Het diefstalalarmsysteem vormt één
geheel met de diefstalbeveiliging en
wordt als zodanig bediend.
Het bewaakt:
■ Portieren, achterklep, motorkap,
■ Passagiersruimte,
■ Hellingshoek van de auto, bijv. bij het wegslepen,
■ Contactslot.
Inschakelen
U activeert het systeem met p op de
handzender of door of door het sen‐
sorveld op de voorportiergreep na het
vergrendelen nogmaals aan te raken.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Page 39 of 225

Sleutels, portieren en ruiten37
Inschakelen zonder bewakingpassagiersruimte enhellingshoek auto
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u dieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasone to‐
nen of bewegingen het alarm active‐
ren. Schakel deze ook uit als de auto zich op een veerboot of een trein be‐
vindt.
1. Sluit de bagageruimte, motorkap en ruiten.
2. Toets b indrukken. De LED in
toets m knippert maximaal
10 seconden.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len. Het led brandt. Na ca.
10 seconden is het systeem ge‐
activeerd. De led knippert totdat
het systeem wordt uitgeschakeld.
Lichtdiode (led)De eerste 10 seconden na het inscha‐ kelen van het diefstalalarmsysteem:Led
aan=test, vertraagde
ontsteking,Led
knip‐
pert
snel=portier, achterklep, motor‐
kap open of systeemfout.
Als er na het inschakelen van het dief‐ stalalarmsysteem 10 seconden zijn
verstreken:
Led knippert
langzaam=systeem
ingeschakeld,Led brandt
ca.
1 seconde=uitschakelfunctie.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt het diefstalalarmsysteem ge‐
deactiveerd.
Page 40 of 225

38Sleutels, portieren en ruiten
Alarm
Het alarm geeft als het afgaat geluids‐ signalen (claxon) en lichtsignalen
(alarmknipperlichten). Het aantal sig‐ nalen en de duur ervan zijn wettelijk
vastgelegd.
Het alarmsirenesignaal kan worden
afgebroken door het indrukken van
een toets op de afstandsbediening of door het inschakelen van het contact.
U kunt het alarmsysteem alleen deac‐ tiveren door de toets p in te drukken
of door de ontsteking in te schakelen.
Startbeveiliging Het systeem controleert of de auto
met de gebruikte sleutel gestart mag
worden. Wordt de transponder in de
sleutel goedgekeurd, dan kan de mo‐
tor worden gestart.
De startbeveiliging wordt geactiveerd na het verwijderen van de sleutel uit
het contactslot of wanneer de motor
wordt afgezet door de Start/Stop-
toets in te drukken.
Controlelamp A 3 91.Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 31, 3 36.Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Eerst desbetreffende buitenspiegel
selecteren en daarna verstellen.