OPEL ZAFIRA C 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: ZAFIRA C, Model: OPEL ZAFIRA C 2016Pages: 313, PDF Size: 9.24 MB
Page 11 of 313
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing bijstellen.
Binnenspiegel 3 30, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 31.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 29, elektri‐
sche verstelling 3 29, inklapbare
buitenspiegels 3 29, verwarmde
buitenspiegels 3 30.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 55, contactslot‐
standen 3 166.
Page 12 of 313
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 313
Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......32
2 Buitenspiegels ......................29
3 Cruise control .....................186
Snelheidsbegrenzer ............187
Adaptieve cruise control .....189
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 196
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 161
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie .................................. 150
Omgevingsverlichting ......... 153
Parkeerlichten .....................151
Knoppen voor Driver
Information Center ..............119
6 Instrumenten ...................... 106
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 99
8 Driver Information Center .... 1199Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........100
10 Centrale vergrendeling .........22
Alarmknipperlichten ...........149
SPORT-modus ................... 184
Tour-modus ........................ 184
Brandstofkeuzeschakelaar . 107
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 113
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ....................112
11 Info-Display ........................ 123
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 161
13 Status-LED alarmsysteem ...27
14 Handschoenenkastje ...........68
15 Verwarming en ventilatie ....155
16 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf ....................... 10
12 V-aansluiting ..................10417Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................179
Automatische
versnellingsbak ..................175
18 Traction Control-systeem ...182
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 183
Lane Departure Warning ...215
19 Elektrische handrem ...........180
20 Parkeerhulpsystemen .........202
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 167
21 Contactslot met stuurslot ...166
22 Claxon ................................ 100
Bestuurdersairbag ...............58
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 233
24 Zekeringenkast ..................251
Opbergvak ............................ 69
25 Stuurwiel instellen ................99
26 Lichtschakelaar ..................142
Instellen koplampreikwijdte 145
Page 14 of 313
12Kort en bondigMistlampen ......................... 150
Mistachterlicht ....................151
Instrumentenverlichting ......152Rijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht
Automatisch dimlicht
AUTO:automatische verlichting: rij‐
verlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeldm:activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8:zijmarkeringslichten9:dimlicht
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>:mistlampenr:mistachterlicht
Verlichting 3 142.
Page 15 of 313
Kort en bondig13Lichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwendimlicht:hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Automatische verlichting 3 143,
Grootlicht 3 144, Grootlichtassisten‐
tie 3 144, Lichtsignaal 3 145, Adap‐
tief rijlicht (AFL) 3 146.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 150, parkeer‐
lichten 3 151.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 149.
Page 16 of 313
14Kort en bondigClaxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen of automatisch
wissen met regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Voorruitwisser 3 100, wisserblad
vervangen 3 239.
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 100, sproeiervloeistof 3 237.
Page 17 of 313
Kort en bondig15Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven:continue werkingschakelaar
onder:onderbroken wer‐
kingmiddenstand:uitAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 102.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 34.
Page 18 of 313
16Kort en bondigRuiten ontwasemen en ontdooien
V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Verwarmbare achterruit Ü AAN.
Klimaatregelsysteem 3 155.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in, druk op
de knop op de schakelhendel en
schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens nog‐
maals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 179.
Automatische versnellingsbakP:ParkeerstandR:AchteruitversnellingN:Neutrale standD:Rijstand
Handmatige modus: duw de keuze‐
hendel vanuit D naar links.
<:hogere versnelling]:lagere versnelling
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer het contact is ingeschakeld
en u het rempedaal intrapt. Druk op
de ontgrendelknop om P of R in te
schakelen.
Page 19 of 313
Kort en bondig17Automatische versnellingsbak
3 175.Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en -staat 3 255, 3 297,
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 234,
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar,
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 29,
3 38, 3 52,
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap de koppeling en rem in.
● Automatische versnellingsbak in stand P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 2 om voor te gloeien
en wacht totdat de controle‐
lamp ! dooft.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 166.
Page 20 of 313
18Kort en bondigStop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en bepaalde voorwaarden zijn ver‐
vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in N.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven op de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop-startsysteem 3 167.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Trek de handrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd de
rem in om de bedieningskracht
te verminderen.
Trek bij auto's met elektrische
handrem gedurende ongeveer
één seconde aan schakelaar
m .
De elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐
lamp m oplicht 3 113.
● Zet de motor af.
● Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐ snelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐ sleutel de achteruitversnellinginschakelen of de keuzehendel
in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● De contactsleutel verwijderen. Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de keuzehendel in stand P.