air filter OPEL ZAFIRA C 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: ZAFIRA C, Model: OPEL ZAFIRA C 2019Pages: 333, PDF Size: 9.3 MB
Page 86 of 333

84Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................85
Stuurwielverstelling ...................85
Stuurbedieningsknoppen ...........85
Verwarmd stuurwiel ...................85
Claxon ....................................... 86
Wis- en wasinstallatie voorruit ...86
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 87
Buitentemperatuur .....................88
Klok ........................................... 88
Elektrische aansluitingen ...........89
Aansteker .................................. 90
Asbakken ................................... 90
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................91
Instrumentengroep ....................91
Snelheidsmeter ......................... 91
Kilometerteller ........................... 91
Dagteller .................................... 91
Toerenteller ............................... 92
Brandstofmeter .......................... 92
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 92
Service-display .......................... 93Controlelampen......................... 94
Richtingaanwijzers ....................96
Gordelverklikker ........................97
Airbag en gordelspanners .........97
Airbag-deactivering ...................98
Laadsysteem ............................. 98
Storingsindicatielamp ................98
Rem- en koppelingssysteem .....98
Pedaal intrappen .......................99
Elektrische handrem ..................99
Storing elektrische handrem ......99
Antiblokkeersysteem (ABS) .......99
Schakelen ................................ 100
Stuurbekrachtiging ..................100
Afstand tot voorligger ..............100
Lane Departure Warning .........100
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............100
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..100
Traction Control-systeem UIT . 100
Voorverwarming ......................101
Uitlaatfilter ............................... 101
AdBlue ..................................... 101
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 101
Motoroliedruk ........................... 101
Te laag brandstofpeil ...............102
Startbeveiliging ........................102
Rijverlichting ............................ 102Grootlicht................................. 102
Grootlichtassistentie ................102
LED-koplampen .......................102
Mistlampen voor ......................102
Mistachterlicht ......................... 102
Cruise control .......................... 103
Adaptieve cruise control ..........103
Voorligger gedetecteerd ..........103
Snelheidsbegrenzer ................103
Verkeersbordherkenning .........103
Portier open ............................. 103
Displays ..................................... 104
Driver Information Center ........104
Info-Display ............................. 108
Boordinformatie ......................... 109
Geluidssignalen .......................109
Batterijspanning .......................110
Persoonlijke instellingen ............110
Telematicaservice ......................112
OnStar ..................................... 112
Page 98 of 333

96Instrumenten en bedieningsorganenOverzichtORichtingaanwijzer 3 96XGordelverklikker 3 97vAirbags en gordelspanners
3 97VAirbag deactiveren 3 98pLaadsysteem 3 98ZStoringsindicatielamp 3 98RRem- en koppelingssysteem
3 98mElektrische handrem 3 99jStoring elektrische handrem
3 99-Pedaal intrappen 3 99uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 99RSchakelen 3 100EAfstand tot voorligger 3 100cStuurbekrachtiging 3 100)Lane Departure Warning 3 100nElektronische stabiliteitsregeling
UIT 3 100bElektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem
3 100kTraction Control-systeem uit
3 100!Voorverwarmen 3 101%Uitlaatfilter 3 101YAdBlue 3 101wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 101IMotoroliedruk 3 101YTe laag brandstofpeil 3 102dStartbeveiliging 3 1028Buitenverlichting 3 102CGroot licht 3 102fGrootlichtassistentie 3 102fLED-koplampen 3 121>Mistlamp 3 102rMistachterlicht 3 102mCruise control 3 103 /Adaptieve
cruise control 3 103CAdaptieve cruise control 3 103AVoorligger gedetecteerd 3 103LSnelheidsbegrenzer 3 103LVerkeersbordherkenning 3 103hPortier open 3 103
Richtingaanwijzers
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert Een richtingaanwijzer of de alarm‐knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 257, zeke‐
ringen 3 264.
Richtingaanwijzers 3 122.
Page 191 of 333

Rijden en bediening189Rijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar
voor uzelf en anderen. Alle systemen werken tijdens een Autostop.
Stop-startsysteem 3 192.
Stationair aanjagen Als het nodig is om de accu op teladen wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.
Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer
werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.
Controlelamp c 3 100.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van de dampen vermijden.
Gedurende de inrijperiode kunnen
het brandstof- en motorolieverbruik
hoger zijn en wordt het uitlaatfilter
wellicht vaker geregenereerd.
Autostop wordt mogelijk uitgescha‐
keld om de accu te kunnen laden.
Uitlaatfilter 3 195.
Contactslotstanden
Draai de sleutel op:
Page 195 of 333

Rijden en bediening193Na een herstart wordt het stationaire
toerental aangegeven.
Het Stop/Start-systeem is uitgescha‐
keld op hellingen van 12 % of steiler.
Tijdens een Autostop blijven de
verwarming en remmen normaal
werken.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan.
● Het stop-startsysteem is niet manueel uitgeschakeld.
● De motorkap is volledig gesloten.
● Het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is opgewarmd.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na hetrijden met hoge motorbelasting.● De omgevingstemperatuur is hoger dan -5 °C.
● Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
● Het remvacuüm is voldoende.
● De zelfreinigende functie van het
uitlaatfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk. Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop
verhinderen. Zie het hoofdstuk
Klimaatregeling voor meer details
3 181.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan
mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 189.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar herstarten van
de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel van het stop-startsysteem.Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden
verschillende elektrische functies zoals de extra elektrische verwarmer
of de achterruitverwarming uitge‐
schakeld of in een stroombesparings‐
modus gezet. De ventilatorsnelheid
van het aircosysteem wordt vermin‐
derd om stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.
Wanneer de motor opnieuw wordt
gestart, gaat controlelamp D op het
Driver Information Center uit.
Als de keuzehendel uit neutraal is
gezet voordat u het koppelingspedaal hebt ingetrapt, gaat controlelampje
- branden of wordt het als bericht
weergegeven op het Driver Informa‐
tion Center.
Controlelamp - 3 98.
Page 197 of 333

Rijden en bediening195voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de keuzehendel in stand P.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 250.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd, wordt de motor automatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot
stilstand komt.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Uitlaatfilter
Het uitlaatfilter is een partikelfilter
voor diesel- en benzinemotoren.