air conditioning PEUGEOT 108 2018 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 108, Model: PEUGEOT 108 2018Pages: 180, PDF Size: 7.18 MB
Page 4 of 180
2
.
.
Instrumentenpanelen 8
D isplays 9
Waarschuwingslampjes
9
Meters
18
Boordcomputer
18
Tijd instellen
20 S
leutels
22
"Keyless entry and start"-systeem
2
3
Portieren
26
Achterklep
27
Elektrisch bedienbare voorportierruiten
2
8
Zijruiten achter
2
9
Elektrisch bedienbaar canvasdak
2
9
Onderhoudstips
31
Voorstoelen
32
Achterbank
34
Spiegels
35
Stuurwielverstelling
36
Ventilatie
36
Verwarming
37
Handbediende airconditioning
3
7
Automatische airconditioning
3
8
Ontwasemen – Ontdooien voorruit en zijruiten
4
0
Achterruitverwarming
41
Plafonnier
4
1
Verlichting bagageruimte
4
1
Interieurvoorzieningen
4
2
Hoedenplank
44
Voorzieningen in de bagageruimte
4
5Lichtschakelaar
46
Automatisch inschakelen verlichting
4
8
Richtingaanwijzers
48
Koplampen verstellen
49
R
uitenwisserschakelaar
49
Ruitenwisserbladen vervangen
5
0
Algemene aanbevelingen met betrekking tot
de veiligheid 5 1
C l a xo n
51
Alarmknipperlichten
5
2
ESP-systeem
52
Veiligheidsgordels
5
4
Airbags
56
Kinderzitjes
59
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
60
ISOFIX-bevestigingen en -kinderzitjes
6
6
i-Size-kinderzitjes
70
Kinderbeveiliging
71
InstrumentenpaneelToegang
Overzicht
Ergonomie en comfort Verlichting en zicht
Veiligheid
Eco-rijden
Instrumenten en bedieningsknoppen 4
M ilieubewust rijden
6
Inhoudsopgave
Page 6 of 180
4
Instrumenten en bedieningsknoppen1
Buitenspiegels
Elektrische ruitbediening
Centrale vergrendeling
2
Motorkap openen
3
Zekeringen dashboard
4
Instrumentenpaneel
Toerenteller
Centraal display
Waarschuwingslampjes
Controlelampjes
Boordcomputer
5
Plafonnier
Ontgrendelingsknop elektrisch bedienbaar
vouwdak
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
Active City Brake
Binnenspiegel
Zonneklep
6
Touchscreen
Radio
Instellen van de tijd
7
Verwarming, ventilatie
Handbediende airconditioning
Automatische airconditioning
Ontwasemen – ontdooien voorruit en zijruiten
Ontwasemen – ontdooien achterruit
8
12
V-aansluiting
USB-aansluiting
Jack-aansluiting
9
Handgeschakelde versnellingsbak
ETG-versnellingsbak
Opschakelindicator
Hill Start Assist
10
Handbediende parkeerrem
11
Airbag voorpassagier
12
Zij-uitstroomopeningen
13
Dashboardkastje
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
Resetten van het
bandenspanningscontrolesysteem
Overzicht
Page 8 of 180
6
Milieubewust rijden
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede
versnelling in. Schakel snel op tijdens het
accelereren.
Als uw auto is voorzien van een ETG -
versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand (Easy) en trap het gaspedaal
niet plotseling of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Matig het gebruik van uw
elektrische uitrusting
Als het passagierscompartiment te warm is,
ventileer dit dan voordat u gaat rijden door de
ruiten en de ventilatieopeningen te openen
voordat u
de airconditioning gaat gebruiken.
Sluit bij snelheden boven 50
km/h de ruiten,
maar laat de ventilatieopeningen open staan.
Maak gebruik van alle uitrustingsdelen die
kunnen bijdragen aan een verlaging van de
temperatuur in het passagierscompartiment
(zonnedak en zonnescherm…).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit. Schakel de verlichting en de mistlampen uit als
het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als
u
rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.
Door in de dagelijkse praktijk een aantal
aanwijzingen op te volgen kunt u
het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van uw
auto verminderen.
De schakelindicator adviseert u
de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een ETG -versnellingsbak wordt
de schakelindicator uitsluitend in de handmatige
stand weergegeven.
Eco-rijden
Page 33 of 180
31
Gebruiksvoorschriften
Plaats nooit voor werpen op het geopende of
gesloten dak.
Ga nooit op de daktraverse zitten en plaats
er geen voor werpen op als het dak is
geopend.
Open om beschadiging te voorkomen het
dak niet bij sneeuw of ijzel.
Gebruik nooit scherp gereedschap om
sneeuw of ijs van het dak te ver wijderen.
Om blijvende vouwlijnen in het dak te
voorkomen, is het raadzaam het dak niet
langdurig geopend te houden.
Het wordt afgeraden de airconditioning van
de auto te gebruiken als het dak is geopend.
Wanneer u de auto voor een langere periode
buiten parkeert, is het raadzaam het dak te
beschermen met een hoes.
Het is raadzaam het dak te sluiten als u
de
auto parkeert.
Ook als het dak is gesloten, is het beter om
geen waardevolle spullen in de auto achter
te laten.
Zet het contact af en haal de sleutel uit het
contact (of neem de elektronische sleutel
mee) als u
de auto verlaat, om te voorkomen
dat het dak ongewild wordt bediend.
Onderhoudstips
Algemene adviezen voor wat betreft het
onderhoud van uw auto vindt u in het garantie- en
onderhoudsboekje.
Canvas dak
Voordat u het canvas gaat wassen, moet
u zoveel mogelijk vuil met een zachte borstel
of stofzuiger verwijderen.
Om beschadiging van het dak te voorkomen:
-
g
ebruik nooit een hogedruksproeier,
-
w
as uw auto niet in een wasstraat met
borstels.
Laat de auto in de schaduw drogen en niet in
direct zonlicht.
Om vlekken te ver wijderen, moet u
ze
afdeppen (nooit wrijven) met een spons
en wat zeepsop. Spoel het canvas hierna
meteen af met schoon water.
Vogelpoep of plantaardige harsen moet
u onmiddellijk verwijderen, wat de bijtende
stoffen hierin kunnen het canvas beschadigen.
Voor regelmatig onderhoud van het canvas,
zodat het zijn originele vorm behoudt,
raden wij u
aan om de milieuvriendelijke
insectenverwijderaar uit het assortiment
"TECHNATURE" te gebruiken. U kunt dit
product bestellen bij een PEUGEOT-dealer.
Gebruik nooit chemische producten,
reinigingsmiddelen, vlekverwijderaars,
oplosmiddelen, alcohol, benzine… om het
canvas te reinigen.
Om het canvas waterdicht te maken,
gebruikt u
alleen producten die specifiek zijn
bestemd voor canvas daken.
Akoestische luchtgeleider
Wij raden u aan de akoestische luchtgeleider
v oorzichtig schoon te maken met een
zachte borstel.
2
Toegang tot de auto
Page 38 of 180
36
Stuurwielverstelling (met
stuurbekrachtiging)
F Houd b ij stilstaande auto het stuur wiel vast en druk
gelijktijdig de hendel naar beneden om het stuurwiel
te ontgrendelen.
F
Z
et het stuur wiel op de gewenste hoogte en beweeg
de hendel omhoog om het stuurwiel te vergrendelen.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen deze handelingen
niet tijdens het rijden worden uitgevoerd.
Ventilatie5. Uitstroomopeningen beenruimte achterste
inzittenden.
1. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2. Centrale uitstroomopening.
3. Zij-uitstroomopeningen.
4. Uitstroomopeningen voetenruimte
voorpassagiers.
Gebruiksadviezen voor
ventilatie en airconditioning
Als de binnentemperatuur zeer
hoog is wanneer de auto lang in
de zon heeft gestaan, moet u
het
passagierscompartiment kort ventileren.
Om een goede luchtverdeling te verkrijgen
mogen het luchtinlaatrooster, de
ventilatieroosters, de luchtkanalen en de
uitstroomopeningen onder de voorstoelen
niet zijn afgedekt.
Zorg er voor dat het interieur filter, dat zich
achter het dashboardkastje in de aircogroep
bevindt, in een goede staat verkeert.
De filterelementen dienen periodiek te
worden vervangen. Laat de filterelementen
twee keer zo vaak ver vangen als de
omstandigheden dit vereisen.
Zet de airconditioning 1
tot 2 keer per maand
5
tot 10 minuten aan om het systeem in
perfecte staat te houden.
Laat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per fecte staat
te houden.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt. Neem in dat geval contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Ergonomie en comfort
Page 39 of 180
37
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder
de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Het airconditioningssysteem is chloor vrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Verwarming
De verwarming werkt uitsluitend bij draaiende
motor.
1.Regeling temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
Temperatuurregeling
F Draai de knop 1 naar het blauwe gedeelte
(koud) of het rode gedeelte (warm) om de
temperatuur naar eigen wens in te stellen.
Regeling luchtopbrengst
F Draai de knop 2 van stand 1 naar stand 4 om
de luchtopbrengst naar uw wens in te stellen.
Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling
in de stand 0 (systeemdeactivering) staat, wordt
het thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht
weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het
interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Regeling luchtverdeling
Draai de knop 3 om de luchtverdeling in het
i nterieur te variëren.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters. Middelste ventilatierooster,
zijventilatieroosters en voetenruimte.
Beenruimte.
Voorruit en voetenruimte.
Voorruit.
Handbediende airconditioning
Het systeem werkt alleen als de motor draait.
1.
Regeling temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3
Ergonomie en comfort
Page 40 of 180
38
3.Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. In-/uitschakelen van de airconditioning.
Temperatuurregeling
F Draai de knop 1 naar het blauwe gedeelte
(koud) of het rode gedeelte (warm) om de
temperatuur naar eigen wens in te stellen.
Regeling luchtopbrengst
F Draai de knop 2 van stand 1 naar stand 4 om
de luchtopbrengst naar uw wens in te stellen.
Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling
in de stand 0 (systeemdeactivering) staat, wordt
het thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht
weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het
interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Regeling luchtverdeling
Draai de knop 3 om de luchtverdeling in het
i nterieur te variëren.
Airconditioning
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Middelste ventilatierooster,
zijventilatieroosters en voetenruimte.
Beenruimte.
Voorruit en voetenruimte.
Voorruit.
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten
zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit
te schakelen. De airconditioning werkt niet als de aanjager
is uitgeschakeld.
Automatische airconditioning
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende
motor.
1.
Temperatuurregeling.
2. Luchtopbrengstregeling.
3. Luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning A AN/UIT.
6. Automatisch programma
Automatisch programma
In deze stand worden automatisch en op optimale
wijze de interieurtemperatuur, de luchtopbrengst
en de luchtverdeling geregeld overeenkomstig het
door u
ingestelde comfortniveau.
Ergonomie en comfort
Page 41 of 180
39
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten en het elektrisch
bedienbare vouwdak zijn gesloten.
Voor uw comfort worden de instellingen van de
airconditioning de volgende keer dat uw auto
wordt gestart, gehandhaafd.
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht
te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
F
D
ruk op de toets 6 " AUTO". Het symbool
AUTO gaat uit.
Door nogmaals op de toets 6 " AUTO" te drukken
kunt u
achtereenvolgens een van de volgende
modi kiezen:
Voor een optimale werking van het
systeem.
Voor een aangenaam thermisch
comfort met een beperkte
luchtstroom.
Voor een dynamische luchttoevoer via
voornamelijk de zijventilatieroosters.
Handmatige bediening
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen. De
overige functies worden nog steeds automatisch
geregeld.
Temperatuurregeling
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
F
D
uw toets 1 omlaag om de waarde te verlagen
of omhoog om de waarde te verhogen.
Een waarde van rond de 21
zorgt voor een
optimaal comfort. Desgewenst kunt u
echter een
andere waarde instellen; een waarde tussen
18
en 24 is gebruikelijk.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
erg laag of erg hoog is, heeft het geen zin om
voor een optimaal comfort de ingestelde waarde
te wijzigen. Het systeem corrigeert automatisch
en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
Om het interieur maximaal te verkoelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale waarde
14
of de maximale waarde 28 te overschrijden.
F
D
uw op de onderzijde van de toets tot LO
wordt weergegeven of op de bovenzijde
van de toets tot HI wordt weergegeven.
Regeling luchtopbrengst
F Druk op de toets 2 (ventilator met gevulde
schoepen of ventilator met lege schoepen) om
de luchtopbrengst te verhogen of te verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator)
wordt geleidelijk opgevuld.
Regeling luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de
luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimte,
-
d
e voetenruimte,
-
d
e voorruit en de voetenruimte,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voorruit,
-
d
e voorruit.
Airconditioning aan/uit
F Druk nogmaals op toets 5 om de
airconditioning uit te schakelen.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld, wordt
het thermische comfort niet meer geregeld (vocht,
beslagen ruiten).
Druk nogmaals op de toets om de automatische
werking van de airconditioning te her vatten. Het
symbool A/C wordt weergegeven.
Zodra u
een instelling wijzigt, verdwijnt het
symbool " AUTO".
3
Ergonomie en comfort
Page 42 of 180
40
Uitschakelen van het systeem
F Druk op de knop van de luchtopbrengstregeling 2 (ventilator met lege
schoepen) tot het symbool van de ventilator is
verdwenen.
Alle functies van het airconditioningsysteem zijn
nu uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Als u
op de toets 6 " AUTO" drukt, wordt het
systeem weer ingeschakeld waarbij de instellingen
van vóór de uitschakeling worden toegepast.
Rijd niet te lang met een uitgeschakeld
airconditioningssysteem (kans op beslaan van
de ruiten en vermindering van de luchtkwaliteit).
Luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de
ruiten beslaan.
Rijd niet te lang met ingeschakelde
luchtrecirculatie (kans op beslaan van de
ruiten en vermindering van de luchtkwaliteit).
Met handbediende airconditioning
F Schuif de knop 4 naar links in de stand
"Luchtrecirculatie in het interieur" of naar
rechts in de stand "Toevoer van buitenlucht".
Met automatische airconditioning
F Druk op de knop 4 om de lucht in het interieur
te laten recirculeren of om de toevoer van
buitenlucht toe te staan.
Druk nogmaals op de knop 4
of op de knop
" AUTO " 6
om de automatische toevoer van
buitenlucht te her vatten. Het symbool van de
luchtrecirculatie gaat uit.
Ontwasemen – Ontdooien
voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Richt bij koud weer de
zijventilatieroosters op de zijruiten
zodat deze sneller ontwasemd
worden.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Met verwarmings-/
ventilatiesysteem
F Zet de knoppen van de temperatuurregeling en de luchtverdeling in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven stand.
F
Z
et de knop van de luchtverdeling in de stand
"Voorruit".
Met handbediende
airconditioning
F Zet de knoppen van de temperatuurregeling en de luchtverdeling in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven stand.
F
Z
et de knop van de luchttoevoer in de stand
"Toevoer van buitenlucht" (knop naar rechts
g e s c h ove n).
F
Z
et de knop van de luchtverdeling in de stand
"Voorruit".
F
S
chakel de airconditioning in door de toets
A /C in te drukken; het lampje van de toets
gaat branden.
Ergonomie en comfort
Page 43 of 180
41
Met automatische airconditioning
F Druk op de betreffende toets; het lampje van de toets gaat branden.
F
D
ruk nogmaals op deze toets om het
programma uit te schakelen. Het lampje er van
gaat uit.
De overige instellingen (luchtopbrengst,
luchtverdeling, enz.) worden automatisch geregeld.
Achterruitverwarming
De achterruitver warming kan worden
ingeschakeld met de toets op het
bedieningspaneel van de verwarming/
ventilatie of de airconditioning.
Inschakelen
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
F
D
ruk op deze toets om de achterruit
en, afhankelijk van de uitvoering, de
buitenspiegels te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets gaat branden.
Uitschakelen
F Druk op deze knop om de ontwaseming weer uit te schakelen; het verklikkerlampje van de
knop gaat uit.
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit (volgens
uitvoering), omdat een geringer
stroomverbruik leidt tot een verlaging van
het brandstofverbruik.
Plafonnier
In deze stand wordt de verlichting
ingeschakeld bij het openen van een
van de portieren. De plafonnier is permanent
uitgeschakeld.
De plafonnier is permanent
ingeschakeld.
Indien deze positie ("permanent
ingeschakeld") zal de plafonnier ongeveer
20 minuten nadat het laatste portier gesloten
is, automatisch uitgaan.
Verlichting bagageruimte
(Afhankelijk van de uitvoering.)
De verlichting van de bagageruimte gaat
automatisch branden zodra de bagageruimte
wordt geopend en dooft zodra deze wordt
gesloten.
3
Ergonomie en comfort