PEUGEOT 2008 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2016Pages: 450, PDF Size: 12.88 MB
Page 131 of 450

129
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren
wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen
zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
6
Zicht
Page 132 of 450

130
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Dimmer dashboardverlichtingU kunt de lichtsterkte van de verlichting van het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het licht van de omgeving.
Druk, als de verlichting brandt, op de
knop B om de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting sterker te laten branden of op
de knop A om de verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
LCD-instrumentenpaneel
Actief
F D ruk op de knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te variëren,
F
l
aat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Matrix-instrumentenpaneel
Niet actief
De dashboardverlichting kan niet worden
ingesteld als de verlichting van de auto is
uitgeschakeld of, bij auto's met dagrijverlichting,
in de dagstand staat.
Touchscreen
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Instellingen ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer op de secundaire pagina
" Scherminst. ".
Regel de lichtsterkte door de cursor te
verschuiven.
U kunt het scherm ook uitschakelen. Dit gaat
als volgt: Selecteer op de primaire pagina
" Scherm uit ". Het scherm wordt
volledig uitgeschakeld.
Druk nogmaals op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het
weer in te schakelen.
Zicht
Page 133 of 450

131
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Plafonniers
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden:
-
a
ls de auto wordt ontgrendeld,
-
a
ls de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,
-
a
ls een portier wordt geopend,
-
a
ls op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de
auto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0
seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
1.
P
lafonniers voor / achter
2.
K
aartleeslampjes In de stand "interieurverlichting
permanent ingeschakeld", blijft de
interieurverlichting afhankelijk van
de omstandigheden gedurende een
bepaalde tijd branden:
- bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,- in de eco-mode: ongeveer
30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt. Zorg ervoor dat er geen voor werpen in
contact zijn met de plafonnier.
Kaartleeslampjes
F Druk bij aangezet contact
op de desbetreffende
schakelaar.
6
Zicht
Page 134 of 450

132
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Sfeerverlichting interieur
Inschakelen
Uitschakelen
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Instellen
De sfeerverlichting kan via het touchscreen
worden ingesteld.
* Volgens uitvoering.
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Rijden ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer " Configuratie auto ".
Selecteer het tabblad " Verlichting ".
Wijzig de instellingen van de functie
" Sfeerverlichting ".
Sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel
Uitschakelen
Druk bij ingeschakelde verlichting op
deze knop om de sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel uit te schakelen.
Inschakelen
Druk bij ingeschakelde verlichting nogmaals
op deze knop om de sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel weer in te schakelen.
Als het buiten donker is, gaan de leds
van de sfeerverlichting (plafonnier,
instrumentenpaneel, voetenruimte,
hemelbekleding, panoramadak*, ... )
automatisch branden als de parkeerlichten
worden ingeschakeld.
Zicht
Page 135 of 450

133
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Panoramadak
Openen
F Beweeg de schakelaar A naar achteren. Zodra u de schakelaar loslaat, houdt het
zonnescherm op te bewegen.
Elektrisch bedienbaar zonnescherm
Sluiten
F Beweeg de schakelaar A naar voren. Z odra u de schakelaar loslaat, houdt het
zonnescherm op te bewegen. Als er iets of iemand bekneld
raakt tijdens de beweging van
het zonnescherm, moet u de
bewegingsrichting van het scherm
omdraaien. Druk daartoe op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het
zonnescherm bedient, moet hij er zeker
van zijn dat niemand het sluiten van het
zonnescherm kan hinderen.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat
de passagiers het zonnescherm op de
juiste wijze gebruiken.
Let op kinderen in de auto wanneer u
het scherm bedient.
U hebt de beschikking over een panoramadak met regelbare sfeerverlichting en getint glas,
waardoor de lichtinval en het zicht in het interieur worden vergroot.
Voor een aangenaam thermisch comfort en om geluiden te dempen is het dak voorzien van een
elektrisch bedienbaar zonnescherm.
6
Zicht
Page 136 of 450

134
2008_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw
auto zijn stickers aangebracht. Ze
bevatten veiligheidswaarschuwingen
en informatie over de identificatie van
uw auto. Ver wijder ze niet: ze horen
namelijk bij de auto.Belangrijke informatie:
- Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die
niet onder een artikelnummer in
het assortiment van Automobiles
PEUGEOT voorkomen, kan
storingen in het elektronische
systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het
aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is
toegang tot de diagnose-aansluiting,
die is gekoppeld aan de elektronische
systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is
over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische
systemen die kunnen leiden tot pech
of ernstige ongevallen). De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld
als deze aanwijzing niet wordt
opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die
niet door Automobiles PEUGEOT
zijn voorzien of toegestaan, of
die niet volgens de technische
voorschriften van de fabrikant zijn
uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de wettelijke en contractuele
garanties.
Monteren van als
accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een
radiocommunicatiezender met
buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de lokale wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan
de achterzijde van de auto.
Het monteren van elektrische
apparatuur of accessoires die
niet onder een artikelnummer in
het assortiment van PEUGEOT
voorkomen, kan leiden tot storingen
in het elektronisch systeem van uw
auto en een verhoogd stroomverbruik
veroorzaken.
Houd hier rekening mee en neem
contact op met een vertegenwoordiger
van het merk PEUGEOT om u te
laten informeren over het assortiment
uitrustingen en accessoires voorzien
van een artikelnummer.
Neem voor alle werkzaamheden
aan uw auto contact op met een
gekwalificeerde werkplaats die
beschikt over de juiste technische
informatie, vakkennis en apparatuur.
Het PEUGEOT-netwerk is in staat u dit
te bieden.
Veiligheid
Page 137 of 450

135
2008_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel helemaal omlaag.
F R echts: duw de hendel helemaal omhoog.
Drie keer knipperen
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
vervolgens 3
keer.
Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20
seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid
van meer dan 60
km/h automatisch het
knippergeluid versterkt.
Alarmknipperlichten
F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Deze functie kunt u bij elke snelheid
gebruiken, maar komt vooral van pas bij
het wisselen van rijstrook op wegen met
meerdere rijstroken per rijbaan. Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
Automatisch inschakelen
Bij een noodstop worden de lichten, afhankelijk
van de mate van remvertraging, automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
7
Veiligheid
Page 138 of 450

136
2008_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuur met bedieningstoetsen.
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor direct
g eva a r.
Beperk het gebruik van de claxon tot
de gevallen die zijn toegestaan volgens
de regelgeving van het land waar u zich
bevindt.
Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende PEUGEOT-helpdesk.
Raadpleeg de rubriek "Audio en telematica"
voor meer informatie over het gebruik van deze
voorziening.
Veiligheid
Page 139 of 450

137
2008_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Het bandenspanningscontrolesysteem
is niet meer dan een hulpmiddel,
hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid
van de bestuurder niet door het
systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand
de bandenspanning te controleren (ook
die van het reservewiel). Doe dit ook
voordat u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage
bandenspanning heeft een nadelige
invloed op het weggedrag en de remweg
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
identificatie van de auto.
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset
.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
7
Veiligheid
Page 140 of 450

138
2008_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Waarschuwing te lage
bandenspanning
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en, volgens
uitvoering, een melding.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
S
top zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats.
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende. Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
F
G ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
of
F
c
ontroleer als u een compressor in de
auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor
tijdelijke bandenreparatie, de spanning van
de vier banden als deze zijn afgekoeld,
of
F
r
ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren.
Resetten
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist
is.
Veiligheid