PEUGEOT 2008 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2016Pages: 450, PDF Size: 12.88 MB
Page 111 of 450

109
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Selecteren
Selecteren van een opgeslagen snelheid:
F d ruk op de toets " +" of " -" en houd deze
ingedrukt; het systeem stopt bij de
dichtstbijzijnde opgeslagen snelheid,
F
d
ruk nog eens op de toets " +" of " -" en
houd de toets ingedrukt om een andere
opgeslagen snelheid te kiezen.
Op het instrumentenpaneel wordt de
snelheid en de status van het systeem (in-/
uitgeschakeld) weergegeven.
5
Rijden
Page 112 of 450

110
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (voetgangers, auto's,
bomen, slagbomen, enz.) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze
zich in de dode hoek van het detectiebereik van
de sensoren bevinden.
Parkeerhulp
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Parkeerhulp achter
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter,
klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Grafische weergave
De grafische weergave is een aanvulling op het
geluidssignaal. Op het scherm worden blokken
weergegeven die het pictogram van de auto
steeds dichter naderen.
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Rijden
Page 113 of 450

111
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).Als er een storing optreedt,
gaat bij het inschakelen van
de achteruitversnelling dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
branden en/of wordt er een bericht op het
display weergegeven, in combinatie met een
geluidssignaal (korte pieptoon).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Storing
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld of een
fietsendrager wordt gemonteerd (auto's
voorzien van een door PEUGEOT
aanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Parkeerhulp vóór*
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op
de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd
zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
10
km/h vóór de auto een obstakel wordt
gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan 3
seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10
km/h.
*
U
itsluitend leverbaar in combinatie met het
Park Assist-systeem.
Aan de hand van het geluid dat via de
luidspreker (voor of achter) wordt weergegeven,
is te herkennen of het obstakel zich voor of
achter de auto bevindt.
Uitschakelen/activeren van de
parkeerhulp vóór en achter
De functie kan worden uitgeschakeld door deze
knop in te drukken. Het verklikkerlampje in de
knop gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de
functie weer geactiveerd. Het verklikkerlampje
dooft.
5
Rijden
Page 114 of 450

112
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Achteruitrijcamera
Als de achterklep wordt geopend,
verdwijnen de beelden van de camera.
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de
achteruit staat.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto
worden de beelden op het touchscreen of in het
instrumentenpaneel weergegeven. Wassen met een hogedrukspuit
Bewaar een afstand van minimaal
30
cm tussen de lans van de
hogedrukreiniger en de lens van de
camera.
De op de beelden weergegeven strepen
kunnen u helpen bij de manoeuvre.
Ze worden weergegeven als strepen "op de
weg" en geven geen indicatie van de positie
van de auto ten opzichte van hoge obstakels
(bijvoorbeeld andere auto's).
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
De achteruitrijcamera is gecombineerd met het
parkeerhulpsysteem. De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer (de afstand tussen de strepen komt
overeen met de breedte van uw auto zonder de
buitenspiegels).
De rode steep geeft een ruimte van 30
cm
direct achter de achterbumper van uw auto
w e e r.
De groene strepen geven een afstand van circa
1
en 2
meter weer achter de achterbumper van
uw auto.
De turquoise gebogen lijnen geven de
maximale draaicirkels weer.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon
met een zachte, droge doek.
Het is normaal als de afbeelding een
vertekend beeld geeft.
Het is normaal dat onder aan
het scherm een stukje van de
kentekenplaat is te zien.
Rijden
Page 115 of 450

113
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Park Assist
Dit systeem signaleert een parkeerplek en assisteert u bij het in- en uitparkeren (fileparkeren).
Het systeem bedient de stuurinrichting en informeert de bestuurder met beelden op het scherm en geluidssignalen.
De bestuurder bedient daarbij het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde versnellingsbak).Het Park Assist-systeem is een
hulpmiddel voor de bestuurder die
desondanks waakzaam moet blijven.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat
de auto tijdens de manoeuvre onder
controle blijft en geen obstakels kan
raken.
Onder bepaalde omstandigheden
detecteren de sensoren mogelijk geen
kleine obstakels die zich in hun dode
hoeken bevinden. Als de gemonteerde banden een
andere maat hebben dan de originele
banden (extra brede banden,
winterbanden enz.), kan de werking
van het parkeerhulpsysteem negatief
worden beïnvloed.
Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen, steek niet uw
handen tussen de spaken en zorg dat
ook uw kleding, uw sjaal, een handtas
en dergelijke niet tussen de spaken
terechtkomen. U zou hierdoor letsel
kunnen oplopen. Het systeem meet bij het fileparkeren
geen parkeerruimtes op waarvan de
afmetingen aanmerkelijk groter of
kleiner zijn dan het model van de auto.
De functie "Parkeerhulp" wordt
tijdens de manoeuvres automatisch
geactiveerd. Het is dus mogelijk dat in
combinatie met een geluidssignaal een
pictogram op het scherm verschijnt,
wat geen gevolgen heeft voor de
parkeermanoeuvre.
Het systeem assisteert u bij het fileparkeren,
zowel bij inparkeren als bij uitparkeren. De bestuurder kan op elk gewenst moment de
besturing weer overnemen door het stuur wiel
vast te pakken.
Door het type parkeermanoeuvre te
selecteren (fileparkeren: inparkeren of
uitparkeren) gaat het Stop & Start-
systeem niet over op de STOP-stand.
In de STOP-stand wordt bij deze
selectie de motor weer gestart.
5
Rijden
Page 116 of 450

114
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Fileparkeren - inparkeren
F Zet uw auto stil vóór de lege parkeerplek.
Activeren van het Park Assist-systeem:F
S
chakel de richtingaanwijzer in om aan te
geven aan welke zijde u gaat parkeren.
F
R
ijd langs de parkeerplek met een snelheid
lager dan 20
km/h om de beschikbare
ruimte te meten en zorg er daarbij voor
dat u een afstand van 0,5
tot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
Zodra de meting voltooid is en de gemeten
ruimte voldoende groot is, geeft een melding
aan dat de parkeermanoeuvre kan beginnen. F
R
ijd vooruit tot een nieuwe melding
verschijnt.
F
Z
et de auto in de achteruitversnelling en
laat het stuurwiel los.
F
D
ruk op deze schakelaar.
Het lampje van de schakelaar blijft uit.
Er verschijnt een melding op het scherm.
F
S
electeer de functie voor het inparkeren in
een fileparkeervak.
H
et lampje van de schakelaar gaat
branden.
F
V
erminder als u een lege parkeerplek ziet
uw snelheid tot maximaal 20 km/h.
Rijden
Page 117 of 450

115
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
De geassisteerde inparkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd stapvoets (max. 8 km/h) en ga door met
de manoeuvre op basis van de aanwijzingen
van de functie "Parkeerhulp" tot er een melding
verschijnt die aangeeft dat de manoeuvre is
voltooid.
Het lampje van de schakelaar gaat uit en er
klinkt een geluidssignaal.
Fileparkeren - uitparkeren
Activeren van het Park Assist-systeem, bij
stilstaande auto: F
S
tart de motor wanneer u de parkeerplek
wilt verlaten.
De geassisteerde uitparkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd stapvoets (max. 5 km/h) en ga door met
de manoeuvre op basis van de aanwijzingen
van de functie "Parkeerhulp" tot er een melding
verschijnt die aangeeft dat de manoeuvre is
voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra de voor wielen
van de auto zich buiten de parkeerplek bevinden.
Het lampje van de schakelaar gaat uit en er
klinkt een geluidssignaal.
F
D
ruk op deze schakelaar.
Het lampje van de schakelaar blijft uit.
Er verschijnt een melding op het scherm.
F
S
electeer de functie voor het uitparkeren
uit een fileparkeervak.
H
et lampje van de schakelaar gaat branden.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in om aan te
geven dat u de parkeerplek gaat verlaten.
H
et verklikkerlampje van de richtingaanwijzer
blijft gedurende de manoeuvre knipperen op
het instrumentenpaneel, ongeacht de stand
van de hendel.
F
S
chakel de 1e versnelling of de
achteruitversnelling in en laat het stuur wiel
vervolgens los.
De bestuurder kan nu het stuur weer
overnemen.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
5
Rijden
Page 118 of 450

116
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Controleer bij slecht weer en bij winterse
omstandigheden of de sensoren niet
worden bedekt met vuil, rijp of sneeuw.
Laat in het geval van een storing
het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als het systeem tijdens een manoeuvre
wordt gedeactiveerd, moet de
bestuurder het systeem handmatig weer
activeren om de meting voort te zetten. Als de ruimte tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Objecten die groter zijn dan de
afmetingen van de auto, worden bij een
manoeuvre niet gedetecteerd door het
Park Assist-systeem.
Deactiveren
Er verschijnt een melding op het scherm.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
a
ls het contact wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat,
-
a
ls er binnen 5
minuten na het selecteren
van het type manoeuvre niet wordt gestart
met een manoeuvre,
-
a
ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
-
a
ls de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
-
a
ls de maximale wagensnelheid wordt
overschreden,
-
a
ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
a
ls de bestuurder de schakelaar van het
Park Assist-systeem indrukt,
-
a
ls het niet mogelijk is om de auto correct
in te parkeren (te veel manoeuvres nodig
voor het in- of uitparkeren),
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
a
ls één van de voor wielen op een obstakel
stuit.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
- b ij het trekken van een aanhangwagen,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
b
ij een wagensnelheid vanaf 70 km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur
te laten uitschakelen het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
In het geval van een storing in
het systeem wordt dit pictogram
weergegeven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op het scherm
in combinatie met een geluidssignaal (kort
piepsignaal).
Het lampje van de schakelaar knippert enkele
seconden. Als de storing optreedt tijdens het
gebruik van het systeem, gaat het lampje uit.
In het geval van een storing in de
stuurbekrachtiging worden deze
pictogrammen weergegeven op
het instrumentenpaneel.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 119 of 450

117
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Ver lic hting
Hoofdverlichting
Uw auto is voorzien van verschillende
verlichtingsfuncties:
-
p
arkeerlicht: om gezien te worden,
-
d
imlicht: voor een optimaal zicht zonder
medeweggebruikers te verblinden,
-
g
rootlicht: voor een optimaal zicht op
wegen zonder ander verkeer,
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting
voor specifieke rijomstandigheden:
-
e
en mistachterlicht voor een optimale
zichtbaarheid van achteren bij mist,
-
m
istlampen vóór met statische verlichting
voor goed zicht op kruispunten,
-
d
agrijverlichting: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto overdag,
-
f
ollow me home- en instapverlichting voor
toegang tot de auto.
Automatische functies
Het verlichtingssysteem van uw auto heeft
verschillende extra automatische functies die
afzonderlijk kunnen worden ingesteld:
-
f
ollow me home-verlichting,
-
s
tatische bochtverlichting,
-
instapverlichting,
-
dagrijverlichting,
-
a
utomatische verlichting.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
6
Zicht
Page 120 of 450

118
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Uitvoering zonder automatische
inschakeling
Uitvoering met automatische
inschakeling Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Lichten uit (afgezet contact) /
dagrijverlichting vóór (draaiende motor).
Automatische verlichting.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
Grootlichtschakelaar
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Verklikkerlampje
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Zicht