air conditioning PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2021Pages: 260, PDF Size: 7.71 MB
Page 48 of 260

46
Ergonomie en comfort
opgelopen, is het raadzaam om het interieur even te
ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg is
ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed wordt
ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de auto
lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
► Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld interieurfilter
te gebruiken. Het speciale actieve additief biedt
bescherming tegen vervuilende gassen en
onaangename geuren.
► Voor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
► Zet de rugleuning ( 2) rechtop en druk hem stevig
aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
Controleer of de rode indicator van de handgreep
1
niet meer zichtbaar is.
►
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels niet
klem zitten.
Let op: als de rugleuning niet goed is vergrendeld, komt de veiligheid van de
passagiers bij een noodstop of een aanrijding in
gevaar.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar voren
worden geslingerd - kans op ernstig letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van buitenaf
toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in
het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn ze bij
elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van de
middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien / ontwasemen
van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien / ontwasemen
van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte achterpassagiers
(afhankelijk van de uitvoering)
Advies
Het ventilatie- en airconditioningssysteem
gebruiken
►
Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar
het interieur.
►
Dek de zonnesensor op het dashboard niet
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in goede staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer er een zware lading op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur wordt gesleept, kan
de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld,
zodat de motor meer vermogen heeft en meer
sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in het interieur
langere tijd is ingeschakeld. Kans op beslaan en
verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is
Page 49 of 260

47
Ergonomie en comfort
3opgelopen, is het raadzaam om het interieur even te
ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg is
ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed wordt
ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de auto
lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld interieurfilter
te gebruiken. Het speciale actieve additief biedt
bescherming tegen vervuilende gassen en
onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het
Stop & Start-systeem.
ECO-rijstandWanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt de werking
van de verwarmings- en airconditioningssystemen
beperkt, hoewel deze systemen niet worden
uitgeschakeld.
Handbediende airconditioning
Druk op de toets Airconditioning om de pagina met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
1. Regeling temperatuur
2. Regeling luchtopbrengst
3. Regeling luchtverdeling
4. Airconditioning aan/uit
Temperatuurregeling
► Druk op een van de knoppen 1 ( - of + ) om de
temperatuur in te stellen.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen 2 ( - of + ) of draai
aan knop 2 om de aanjagersnelheid te verlagen of
verhogen.
Wanneer de aanjagersnelheid tot een minimum wordt
verlaagd, stopt de ventilatie.
Regeling van de luchtverdeling
► Druk op toetsen 3 om de verdeling van de
luchtstroom in het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er lucht in
de aangegeven richting geblazen.
U kunt de volgende toetsen tegelijk indrukken:
–
Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters +
voetenruimten
–
V
oorruit en zijruiten + voetenruimten
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt, maar
alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
–
In de zomer de temperatuur in de auto verlagen.
–
Beslagen ruiten in de winter bij temperaturen boven
3 °C sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit te
schakelen.
Page 50 of 260

48
Ergonomie en comfort
De airconditioning werkt niet als de aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de
ruiten).
Automatisch comfortprogramma
Deze automatische stand zorgt voor een optimale
regeling van de temperatuur, luchtstroom en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
► Druk op toets 5 om de automatische stand van het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het controlelampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES een van de beschikbare instellingen te kiezen:
– Soft: voor een aangename en stille werking door de
luchtstroom te beperken.
– Normal: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).
– Fast: voor een stevige en doeltreffende luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het betreffende controlelampje) drukt u meerdere
keren op toets 7 tot de gewenste instelling wordt
weergegeven.
De airconditioning werkt niet als de aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de
ruiten).
Automatische airconditioning
Bij dit systeem wordt het airconditioningssysteem
automatisch ingeschakeld en worden de temperatuur,
luchtstroom en luchtverdeling in het interieur
automatisch geregeld.
De airconditioning werkt als de motor draait, maar
de ventilatie en bedieningsfuncties werken ook bij
aangezet contact.
Druk op de menutoets Airconditioning om de bedieningstoetsen van het systeem weer te
geven.
1.
Temperatuurregeling
2. Regeling luchtstroom
3. Regeling luchtverdeling
4. Airconditioning aan / uit
5. Automatisch comfortprogramma aan/uit
6. Toegang tot de tweede pagina
7. Instelling van het automatische comfortprogramma
(Langzaam/Normaal/Snel)
8. Voorverwarming
(Elektrisch)
Regeling temperatuur
► Druk op een van de toetsen 1 om de waarde te
verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
De weergegeven waarde heeft betrekking op een
comfortniveau en niet op een exacte temperatuur.
De luchtstroom aanpassen
► Druk op een van de toetsen 2 ( - of + ) om de
luchtstroom de vergroten of verkleinen.
Het symbool van de luchtstroom (een ventilator) wordt
opgevuld overeenkomstig de gevraagde hoeveelheid. Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt, stopt
de ventilatie.
Naast de ventilator wordt OFF weergegeven.
Regeling van de luchtverdeling
► Druk op toetsen
3 om de verdeling van de
luchtstroom in het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er lucht in
de aangegeven richting geblazen.
U kunt de volgende toetsen tegelijk indrukken:
–
Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters +
voetenruimten
–
V
oorruit en zijruiten + voetenruimten
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt, maar
alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
–
In de zomer de temperatuur in de auto verlagen.
–
Beslagen ruiten in de winter bij temperaturen boven
3 °C sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit te
schakelen.
Page 51 of 260

49
Ergonomie en comfort
3De airconditioning werkt niet als de aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de
ruiten).
Automatisch comfortprogramma
Deze automatische stand zorgt voor een optimale
regeling van de temperatuur, luchtstroom en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
►
Druk op toets
5 om de automatische stand van het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het controlelampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES
een van de beschikbare instellingen te kiezen:
–
Soft
: voor een aangename en stille werking door de
luchtstroom te beperken.
–
Normal
: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).
–
Fast
: voor een stevige en doeltreffende luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het betreffende controlelampje) drukt u meerdere
keren op toets 7 tot de gewenste instelling wordt
weergegeven.
Gebruik de instellingen "Normal" en "Fast" om het
comfort te waarborgen van de passagiers achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar wanneer
de stand AUTO wordt uitgeschakeld, blijft het
controlelampje voor de geselecteerde instelling
branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand AUTO
is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO hierdoor niet
ingeschakeld.
Om de toevoer van koude lucht in de auto bij koud weer en een koude motor te beperken
neemt de luchtstroom geleidelijk toe totdat de
gewenste comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel
lager of hoger is dan de ingestelde comfortwaarde,
heeft het geen zin om de ingestelde waarde
te wijzigen om de gewenste temperatuur
sneller te bereiken. Het systeem corrigeert het
temperatuurverschil automatisch en zo snel
mogelijk.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de voorruit en
zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes en
vervuilende stoffen van buitenaf en kan de gewenste
binnentemperatuur sneller worden bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden / doven van
het controlelampje).
De functie wordt automatisch ingeschakeld wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur op
de laagste stand in, stuurt de luchtstroom naar de
middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters, stelt
de luchtopbrengst op maximaal in en schakelt, indien
nodig, de luchtrecirculatie in het interieur in.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden/doven van
het lampje).
Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het systeem
terug naar de instellingen van vóór de inschakeling.
Het thermisch-
comfortsysteem uitschakelen
► Druk op deze knop.
Het controlelampje gaat branden en alle andere
controlelampjes van het systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn nu
uitgeschakeld.
Page 52 of 260

50
Ergonomie en comfort
Programmeren
Met PEUGEOT Connect Radio- of PEUGEOT
Connect Nav-systeem
(Afhankelijk van het land waar de auto is verkocht)Het programmeren kan ook met een smartphone worden uitgevoerd, met de app
MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
op afstand te bedienen functies.
Met PEUGEOT Connect Nav-systeem
In het menu Airconditioning > OPTIES:Selecteer Temperatuur conditionering.
► Druk op + om een programmering toe te voegen.
► Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en
de gewenste dagen. Druk op OK.
► Druk op ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming / -koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer de
auto op een laadpunt is aangesloten (20 minuten
wanneer dat niet het geval is) en blijft daarna nog 10
minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Om de elektrische actieradius te optimaliseren
raden wij aan om een programma te starten
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten.
Het is normaal dat de ventilator tijdens het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door de
rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de auto.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden/doven van
het lampje).
Het programma regelt automatisch de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering), de luchtopbrengst en de
luchttoevoer, en zorgt voor een optimale verdeling van
de lucht naar de voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen zonder
het automatische programma Zicht uit te schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem is de STOP-stand niet beschikbaar zolang de
ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de camera
verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur die de
camera gebruiken negatief worden beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij koud weer verwarmt dit systeem de onderzijde van
de voorruit en het gedeelte langs de voorruitstijl links.
Zonder dat u daarvoor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze functie
ervoor dat de ruitenwisserbladen sneller loskomen van
de voorruit als ze zijn vastgevroren en helpt de functie
een opeenhoping van sneeuw door de werking van de
ruitenwissers te voorkomen.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met draaiende motor op deze toets om de
functie in of uit te schakelen (bevestigd door een
controlelampje).
De functie wordt geactiveerd als de buitentemperatuur
daalt tot minder dan 0 °C en automatisch uitgeschakeld
wanneer de motor wordt afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de motor
draait.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
ook ontwasemd/ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door het branden / doven
van het controlelampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit wanneer u deze niet meer nodig hebt; wanneer het
stroomverbruik daalt, daalt het energieverbruik ook.
Voorverwarmen/voorkoelen
(elektrische auto)
Met deze functie kunt u de temperatuur in het interieur
zo programmeren dat een vooraf bepaalde temperatuur
die niet kan worden gewijzigd (ongeveer 21 °C) is
bereikt voordat u in de auto stapt. U kunt de dagen en
tijden hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet wordt
opgeladen.
Page 53 of 260

51
Ergonomie en comfort
3Programmeren
Met PEUGEOT Connect Radio- of PEUGEOT
Connect Nav-systeem
(Afhankelijk van het land waar de auto is verkocht)Het programmeren kan ook met een smartphone worden uitgevoerd, met de app
MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
op afstand te bedienen functies.
Met PEUGEOT Connect Nav-systeem
In het menu Airconditioning > OPTIES:Selecteer Temperatuur conditionering.
►
Druk op
+ om een programmering toe te voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en
de gewenste dagen. Druk op OK.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming / -koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer de
auto op een laadpunt is aangesloten (20 minuten
wanneer dat niet het geval is) en blijft daarna nog 10
minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Om de elektrische actieradius te optimaliseren
raden wij aan om een programma te starten
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten.
Het is normaal dat de ventilator tijdens het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het contact
is afgezet en de auto is vergrendeld.
–
Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, dan
wordt de functie alleen geactiveerd als de laadtoestand
van de tractiebatterij meer dan 50% is.
–
Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, er
een herhaald programma is geactiveerd (bijvoorbeeld
van maandag tot en met vrijdag) en er twee cycli voor
voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd zonder dat de
auto is gebruikt, dan wordt het programma gestopt.
Voorzieningen in het interieur
1. Handgreep
2. Zonneklep
3. Dashboardkastje
4. Portiervakken
5.Open opbergruimte, opbergruimte met deksel of
draadloze smartphonelader met deksel (afhankelijk
van de uitvoering)
►
Druk midden op de bovenkant van het deksel
om het te openen.
6. Opbergruimte met 12V-aansluiting
7. Bekerhouder
8. Verstelbare middenarmsteun met opbergruimte
USB-aansluiting(en) achter (afhankelijk van de
uitvoering)
Zorg ervoor dat u geen voorwerpen in het
interieur laat liggen die in zonlicht als een
vergrootglas kunnen fungeren en brand kunnen
veroorzaken - kans op brand of schade aan
oppervlakken in de auto!
Zonneklep
► Open de afdekklep terwijl het contact aan staat. De
verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch
branden (afhankelijk van de uitvoering).
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor het
opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
► Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje als er iemand op de voorpassagiersstoel zit.
Bij hard remmen kan dit letsel tot gevolg hebben.
Page 64 of 260

62
Verlichting en zicht
Eén keer wissen
► Trek de hendel kort naar u toe.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog een
laatste wisslag gemaakt.
Bij een automatische airconditioning zorgt elke beweging van de ruitensproeierbediening dat
de luchtinlaat tijdelijk wordt gesloten om te
voorkomen dat er geurtjes in het interieur komen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg is;
kans op beschadiging van de ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen risico
is van bevriezing van de vloeistof op de voorruit;
hierdoor zou het zicht namelijk kunnen afnemen.
Gebruik tijdens de winter producten die geschikt zijn
voor zeer lage temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
► Draai aan de ring om het symbool van de gewenste
stand tegenover het merkteken te zetten.
Uit
Intervalstand ruitenwissers
Ruitensproeier / -wisser
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, treedt
ook de ruitenwisser achter in werking.
De instellingen kunnen worden gewijzigd via
het menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
Wanneer er sneeuw of ijs op de achterruit ligt of er een fietsendrager op de trekhaak is
gemonteerd, schakel de automatische ruitenwisser
dan uit via het menu Rijverlichting/Auto op het
touchscreen.
Ruitensproeier achter
► Draai de ring zo ver mogelijk en houd de ring in
deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang aan
de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt er nog een laatste wisbeweging
gemaakt.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het reinigen
of vervangen van de wisserbladen. De stand kan ook
bij winters weer (ijs en sneeuw) worden gebruikt om de
ruitenwisserbladen los van de voorruit te zetten.
Voor een goede werking van de ruitenwissers raden wij u het volgende aan:
–
Ga er voorzichtig mee om.
–
Reinig ze regelmatig met zeepsop.
–
Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk karton
tegen de voorruit te houden.
–
V
ervang ze zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert
Wanneer u de wisserhendel direct na het uitschakelen
van het contact bedient, gaan de wisserbladen in een
verticale positie staan.
►
U kunt vervolgens de gewenste procedure uitvoeren
of de ruitenwisserbladen vervangen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad voor
de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in de
oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen vervangen
Aan de voorzijde verwijderen/monteren
► Voer de vervangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
► Begin met het ruitenwisserblad het verst van u af en
houd elke arm vast bij het starre gedeelte en beweeg
deze zo ver mogelijk omhoog.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans op onherstelbare schade.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het verplaatsen
- kans op beschadiging van de voorruit!
► Reinig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten.
Page 103 of 260

101
Rijden
6remmen tijdelijk worden beperkt waardoor de auto
minder sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer letten
en indien nodig altijd onmiddellijk het rempedaal
kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt, wint het
intelligente remsysteem automatisch een deel van de
energie terug, die vervolgens wordt gebruikt om de
tractiebatterij op te laden.
Deze energieterugwinning zorgt ook dat de remblokken
minder worden gebruikt en dus de slijtage wordt
beperkt.
Het intrappen van het rempedaal kan anders aanvoelen dan bij een auto zonder
regeneratief remsysteem.
Rijstanden
Welke rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk van de
motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende schakelaar
worden geselecteerd:
► Druk op de schakelaar om de standen op het
instrumentenpaneel weer te geven en, afhankelijk van
de uitvoering, op het scherm bij uitvoeringen met de
PEUGEOT Connect Nav.
Bij een auto met elektromotor kunt u geen stand
selecteren als het lampje READY uit is.
Wanneer de melding verdwijnt, is de geselecteerde
stand geactiveerd en wordt deze op het
instrumentenpaneel weergegeven (behalve in de stand
Normaal).
Met de Advanced Grip Control voor optimale tractie,
zijn er aanvullende rijstanden beschikbaar.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
de Advanced Grip Control.
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt standaard
de rijstand Normaal geselecteerd.
Normaal
Hiermee worden de standaardinstellingen hersteld.
Eco
Deze stand vermindert het energieverbruik door de
prestaties van de verwarming en de airconditioning te
verlagen zonder deze uit te schakelen.
Deze stand verlaagt het verbruik van elektrische
energie door de tractiebatterij nog meer door het
motorkoppel te beperken.
Sport
In deze stand is een meer dynamische rijstijl mogelijk
door aanpassing van de stuurbekrachtiging en Active
Suspension Control, de respons op het gaspedaal,
het schakelen (bij een auto met een automatische
transmissie) en de mogelijkheid om de dynamische
instellingen van de auto op het instrumentenpaneel
weer te geven.
Handmatig
Stand permanent Handmatig bij een auto met een
automatische transmissie.
W
ordt gebruikt om handmatig te schakelen met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
Vrijloop-stand Afhankelijk van de uitvoering of motor kan
bij een auto met een EAT8-transmissie in stand
D (behalve in stand Sport) de vrijloop worden
geactiveerd door het gaspedaal geleidelijk volledig
los te laten. Hierdoor kan brandstof worden
bespaard.
Het is normaal dat het motortoerental daalt
(toerenteller geeft het stationaire toerental aan,
minder geluid van de motor).
Page 143 of 260

141
Praktische informatie
7De aandrijflijn van een elektrische auto kan tijdens het gebruik en na het afzetten van het
contact heel warm worden.
Neem de waarschuwingen op de labels in acht,
vooral die op de binnenzijde van de klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen aan het
elektrische systeem van de auto (inclusief de
tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en andere
componenten die aan de binnen- of buitenkant
zichtbaar zijn) zijn ten strengste verboden - kans
op ernstige brandwonden of een mogelijk dodelijke
elektrische schok (kortsluiting/elektrocutie)!
Neem bij problemen altijd contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dit label mag alleen door de brandweer en onderhoudsdiensten worden gebruikt bij
werkzaamheden aan de auto.
Andere personen mogen het apparaat op dit label
niet aanraken.
Bij een aanrijding of beschadiging aan de onderzijde van de auto
In deze gevallen kan het elektrische circuit of de
tractiebatterij ernstig beschadigd raken.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij brand Stap onmiddellijk uit de auto en laat ook alle
passagiers uit de auto stappen. Probeer de brand
nooit zelf te blussen - kans op elektrocutie!
U moet onmiddellijk contact opnemen met de
nooddiensten en daarbij melden dat het om een
elektrische auto gaat.
Bij het wassen van de auto Controleer voordat u de auto gaat wassen
altijd of de laadklep goed is gesloten.
Was de auto niet tijdens het opladen van de
tractiebatterij.
Wassen met hogedrukspuit Het is nadrukkelijk verboden om met een
hogedrukreiniger de motorruimte of de onderzijde
van de carrosserie te reinigen, omdat er anders
schade aan elektrische componenten kan ontstaan.
Gebruik een druk van maximaal 80 bar wanneer u
de carrosserie wast.
Zorg dat er geen water of stof in de laadaansluiting of laadstekker komt - kans op
elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met natte
handen aansluiten of loskoppelen - kans op
elektrocutie!
Tractiebatterij
In deze batterij wordt energie voor de elektromotor, en
de verwarming en airconditioning opgeslagen. Tijdens
het gebruik loopt de tractiebatterij leeg en daarom moet
hij regelmatig worden opgeladen. U hoeft niet met
opladen te wachten tot de tractiebatterij bijna leeg is.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk van
de rijstijl, de route, het gebruik van de verwarmings- en
airconditioningssystemen en de veroudering van de
componenten van de tractiebatterij.
Het verouderingsproces van de tractiebatterij wordt door diverse factoren beïnvloed, zoals
het klimaat, de afgelegde afstand en hoe vaak de
tractiebatterij snel is opgeladen.
Bij schade aan de tractiebatterij Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de batterij komt, raak deze dan
nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de huid dan
grondig af met water en raadpleeg zo snel mogelijk
een arts.
Page 157 of 260

155
Praktische informatie
7Verwijderen
Voor het zijrooster
► Steek uw vinger in de uitsparing in het onderste
gedeelte van het zijrooster.
►
T
rek het rooster naar u toe om het los te maken.
Voor het middelste rooster met horizontale grille
► Druk op de bovenste bevestigingssteunen om deze
uit de grille te halen.
►
Kantel het middelste rooster voorzichtig omhoog.
►
T
rek het rooster naar u toe om het los te maken.
Voor het middelste rooster met verticale grille
► Steek een platte schroevendraaier in de gaten om
bij de bovenste bevestigingssteunen van het middelste
rooster te komen.
►
Druk op elke bovenste bevestigingssteun om deze
uit de grille te halen.
►
T
rek het rooster naar u toe om het los te maken.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur van
bepaalde functies bij afgezet contact om te voorkomen
dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische
functies zoals het audio- en telematicasysteem,
het dimlicht en de interieurverlichting in totaal nog
maximaal ongeveer 30 minuten gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-mode
wordt geactiveerd: de actieve functies worden in
stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer 10 minuten
via het handsfree systeem van het audiosysteem
voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies worden
automatisch weer ingeschakeld als de motor wordt
gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start dan
de motor en laat deze draaien:
–
Minder dan 10 minuten om de functies ongeveer 5
minuten te kunnen gebruiken.
–
Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer 30
minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om er zeker
van te zijn dat de accu voldoende is opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk of continu starten van de
motor om de accu bij te laden.
Als de accu leeg is, kan de motor niet gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde functies
van de auto afhankelijk van de laadtoestand van de
accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals de
airconditioning en achterruitverwarming, tijdelijk worden
uitgeschakeld in verband met de laadtoestand van de
accu.