display PEUGEOT 206 2003 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2003, Model line: 206, Model: PEUGEOT 206 2003Pages: 168, PDF Size: 2.12 MB
Page 99 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
94
AUTOMATISCH INSCHAKELEN 
VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld alsde lichtsterkte van de omgevingonvoldoende is of als de ruitenwis-sers onafgebroken wissen.  De verlichting wordt uitgeschakeld zodra de lichtsterkte van de omge-ving weer voldoende is of de ruiten-wissers worden uitgeschakeld. Opmerking:Bij mist of sneeuw kan
de lichtsensor voldoende licht waar- nemen en zullen de lichten nietautomatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie: 
Ð Zet het contact in de stand acces- soires (1 e
stand van de sleutel). 
Ð Houd het uiteinde van de licht- schakelaar 4 seconden ingedrukt.
De lichtsensor, gekoppeld aan
de regensensor, bevindt zich inhet midden van de voorruit,achter de binnenspiegel. Dezesensor regelt de automatische
verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding 
"Automatische
verlichting aan" op het multifuncti-
onele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking:  De functie wordt tijde-
lijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding"Defect in automatische verlich-ting"  op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
Richtingaanwijzers
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat: 
Ð Zet het contact in de stand 
STOP.
Ð Zet de verlichtingsschakelaar in de stand  0.
Ð Geef een lichtsignaal.
Ð Verlaat en vergrendel de auto.
Bij helder of regenachtig 
weer, zowel overdag als 'snachts, zijn de mistlampenv——r en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan. 
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn. 
Page 100 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
94
AUTOMATISCH INSCHAKELEN 
VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld alsde lichtsterkte van de omgevingonvoldoende is of als de ruitenwis-sers onafgebroken wissen.  De verlichting wordt uitgeschakeld zodra de lichtsterkte van de omge-ving weer voldoende is of de ruiten-wissers worden uitgeschakeld. Opmerking:Bij mist of sneeuw kan
de lichtsensor voldoende licht waar- nemen en zullen de lichten nietautomatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie: 
Ð Zet het contact in de stand acces- soires (1 e
stand van de sleutel). 
Ð Houd het uiteinde van de licht- schakelaar 4 seconden ingedrukt.
De lichtsensor, gekoppeld aan
de regensensor, bevindt zich inhet midden van de voorruit,achter de binnenspiegel. Dezesensor regelt de automatische
verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding 
"Automatische
verlichting aan" op het multifuncti-
onele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking:  De functie wordt tijde-
lijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding"Defect in automatische verlich-ting"  op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
Richtingaanwijzers
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat: 
Ð Zet het contact in de stand 
STOP.
Ð Zet de verlichtingsschakelaar in de stand  0.
Ð Geef een lichtsignaal.
Ð Verlaat en vergrendel de auto.
Bij helder of regenachtig 
weer, zowel overdag als 'snachts, zijn de mistlampenv——r en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan. 
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn. 
Page 102 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
96
Automatische ruitenwissers In de stand  AUTOwerkt de ruiten-
wisser automatisch en  wordt de
snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast. Controle van werkingInschakelen Bij het inschakelen van de automati- sche ruitenwissers verschijnt demelding  "Automatisch wissen
aan"  op het multifunctionele display.
In het geval van een storing wordt
de bestuurder gewaarschuwd meteen geluidssignaal en de melding"
Storing automatische ruitenwissers"
op het multifunctionele display.In het geval van een storing wer-
ken de ruitenwissers als de schake-laar in de stand  AUTOstaat in de
intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten controleren.
Dek de regensensor, op de voorruit achter debinnenspiegel, niet af.Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een was-straat of controleer of de schakelaarniet in de stand voor automatischwissen staat.
Wacht 's winters met het inscha-kelen van het automatisch wissentot de voorruit ontdooid is.Ruitenwisser achter
Draai de ring  Ain de eerste
stand voor de intervalscha- keling.
Ruitensproeier achter
Draai de ring  Avoorbij de
eerste stand, zodat deruitensproeier in werking treedten vervolgens de ruitenwisserenige tijd wordt ingeschakeld.
206 SW: de ruitenwisser en -sproeier
achter kunnen niet worden ingescha-keld als de achterruit is geopend. 
Page 103 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL97
BOORDCOMPUTER Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaarmeermaals wordt inge-
drukt, worden achtereenvolgens aangegeven:
Display B 
Ð de actieradius, 
Ð de afgelegde afstand,
Ð het gemiddelde verbruik,
Ð het momentele verbruik,
Ð de gemiddelde snelheid. Op 0 zetten Druk meer dan 2 seconden op de knop.  Display C 
Ð het momentele verbruik en de actieradius; 
Ð het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de
gemiddelde snelheid berekend over een periode  "1";
Ð het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de gemiddelde snelheid berekend over een periode  "2".
De periodes  "1"en "2" worden bepaald door de frequentie
waarmee de teller op nul gezet wordt. Zo kan de periode "1" gelden voor een dagelijks verbruik en de periode  "2"
voor een gemiddeld verbruik over een maand. Op 0 zetten Druk de knop meer dan 2 seconden in zodra de gewenste periode wordt aangegeven.    
Page 104 of 168

UW 206 IN DETAIL
98
Actieradius In deze stand geeft de computer het aantal kilometers dat met de reste-rende hoeveelheid brandstof geredenkan worden. Opmerking: dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, met alsgevolg een aanzienlijke verlagingvan het momenteel verbruik. Als de resterende hoeveelheid brand- 
stof in de tank minder is dan 3 liter,
branden er slechts 3 streepjes op de
display.
Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste 2 seconden.Deze informatie verschijnt alleen alser met een snelheid hoger dan 20 km/h wordt gereden. Gemiddeld verbruik Het gemiddelde verbruik is de verhouding tussen de verbruiktebrandstof en het aantal afgelegdekilometers sinds de laatste nulstel-
ling van de boordcomputer.
Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt  verkregen door de sinds de laatstenulstelling afgelegde afstand tedelen door de tijd dat de auto ingebruik is (contact aan). Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcomputer de afgelegde afstand sinds de laatstenulstelling aan. Na het op nul stellen van de boord- computer is de weergegeven actiera-
dius pas na enige tijd betrouwbaar. 
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt wanneer er tijdens het rijdenhorizontale streepjes op de displayverschijnen, in plaats van cijfers.
26-05-2003      
Page 117 of 168

UW 206 IN DETAIL
112
De normale werking van het anti- blokkeersysteem kan merkbaarzijn door het trillen van het rem-pedaal. 
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledigin en laat het niet los.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) EN ELEKTRONISCHEREMDRUKREGELAAR (REF)
Met gehomologeerde wielen (banden en velgen) die in goede staat verkeren,zorgt het antiblokkeersysteem samenmet de elektronische remdrukregelaartijdens het remmen voor een betere sta-biliteit en bestuurbaarheid van uw auto,vooral op een slecht of glad wegdek.
Opmerking: Zorg er bij vervanging
van de wielen (banden en velgen)voor dat er gehomologeerde wielenworden gemonteerd. Het antiblokkeersysteem treedt automatisch in werking zodra ŽŽnvan de wielen dreigt te blokkeren.
Als dit verklikkerlampje gaatbranden in combinatie meteen geluidssignaal en de mel-ding  "Storing ABS" , duidt dit
op een storing in het ABS systeem,waardoor u tijdens het remmen de con-trole over uw auto zou kunnen verliezen.
Als dit verklikkerlampje gaatbranden in combinatie met deverklikkerlampjes verplichtstoppen  STOPen ABS , een
geluidssignaal en de melding  "Storing
remsysteem" op het multifunctionele
display, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar. Doordeze storing zou u tijdens het remmen decontrole over uw auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk. Raadpleeg in beide gevallen een 
PEUGEOT-servicepunt.
HANDREM Aantrekken 
Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan. Let op: Als de auto stilstaat op een
helling, draai dan de wielen richting trottoir en trek de handrem aan. Loszetten 
Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel omlaag.
Als dit verklikkerlampje enhet verklikkerlampje  STOP
branden in combinatie meteen geluidssignaal (bij rijdende
auto) en de melding  "Handrem aan-
getrokken" op het multifunctionele
display, geeft dit aan dat de handremnog (iets) is aangetrokken.
NOODREMASSISTENTIE Dit systeem zorgt ervoor dat in nood- gevallen de optimale remdruk snellerwordt bereikt, zodat de remafstandkleiner wordt. Het systeem wordt ingeschakeld als de snelheid waarmee het rempedaalwordt ingedrukt groot is en zorgtervoor dat de benodigde bedie-ningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordtvergroot. Bij een noodstop worden, afhankelijk van de optredende remvertraging,de alarmknipperlichten automatischeingeschakeld. Ze worden uitgescha-keld zodra weer wordt gasgegeven.
26-05-2003  
Page 119 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
114
AIRBAGS VOOR Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor depassagier in het dashboard aange-
bracht. Ze worden tegelijkertijdgeactiveerd, behalve als de airbagaan passagierszijde is uitgeschakeld.Storing airbag voor
Als dit pictogram verschijnt
op het instrumentenpaneelin combinatie met een
geluidssignaal en de melding"Airbag(s) defect" op het multifunc-
tionele display, laat het systeem 
dan controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van deinzittenden bij ernstige aanrijdingen:ze vormen een aanvulling op dewerking van de veiligheidsgordelsmet gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensors registreren een plotselinge vertragingvan de auto: als de drempelwaardevoor het in werking treden wordtoverschreden, worden de airbagsonmiddellijk opgeblazen en bescher-men ze de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch heteventueel verlaten van de auto doorde inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de veilig-heidsgordels zorgen voor eenafdoende bescherming; de krachtvan de aanrijding is afhankelijk vanhet soort obstakel en de snelheidvan de auto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking: Het uit de airbags 
ontsnappende gas kan enigszins irriteren. Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijdealtijd uit als u een kinderzitje met derug in de rijrichting op de voorstoelplaatst. 
Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen vande airbag aan passagierszijde  1,
draai deze in de stand  "OFF"en 
verwijder de sleutel zonder de standvan de schakelaar te veranderen.
Het verklikkerlampje op hetinstrumentenpaneel brandtzolang de airbag is uitge-schakeld.
* Volgens land van bestemming.   
Page 120 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL115
In de stand  "OFF"werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu- ele aanrijding niet. Als u het kinderzitje heeft verwij- derd, zet dan de schakelaar weer op"ON" om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid vanuw passagier te garanderen. Controle van werking Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een pictogram op het instrumenten-paneel in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display. Als bij aangezet contact (2 e
stand),
dit pictogram op het instrumenten- paneel verschijnt in combinatie meteen geluidssignaal en de melding"Airbag passagierszijde uitge-schakeld" op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbagaan passagierszijde is uitgescha-keld (stand  "OFF"). ZIJ-AIRBAGS* Deze zijn aan de zijde van de por- tieren in de rugleuningen van devoorstoelen aangebracht. Ze worden onafhankelijk van elkaar geactiveerd bij aanrijdingen vanopzij waarbij een kans bestaat opernstig letsel aan buik, borst ofhoofd.
Controle van werking
Het goed functioneren van hetsysteem wordt aangegeven dooreen verklikkerlampje in het instru-mentenpaneel. Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact gedurende 6 secon-den branden. Als het verklikkerlampje: 
Ð niet brandt na het aanzetten van het contact of,
Ð niet uitgaat na 6 seconden of, 
Ð gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt, 
dient u uw PEUGEOT-servicepunt te raadplegen.
* Volgens land van bestemming. 
Page 122 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL115
In de stand  "OFF"werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu- ele aanrijding niet. Als u het kinderzitje heeft verwij- derd, zet dan de schakelaar weer op"ON" om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid vanuw passagier te garanderen. Controle van werking Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een pictogram op het instrumenten-paneel in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display. Als bij aangezet contact (2 e
stand),
dit pictogram op het instrumenten- paneel verschijnt in combinatie meteen geluidssignaal en de melding"Airbag passagierszijde uitge-schakeld" op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbagaan passagierszijde is uitgescha-keld (stand  "OFF"). ZIJ-AIRBAGS* Deze zijn aan de zijde van de por- tieren in de rugleuningen van devoorstoelen aangebracht. Ze worden onafhankelijk van elkaar geactiveerd bij aanrijdingen vanopzij waarbij een kans bestaat opernstig letsel aan buik, borst ofhoofd.
Controle van werking
Het goed functioneren van hetsysteem wordt aangegeven dooreen verklikkerlampje in het instru-mentenpaneel. Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact gedurende 6 secon-den branden. Als het verklikkerlampje: 
Ð niet brandt na het aanzetten van het contact of,
Ð niet uitgaat na 6 seconden of, 
Ð gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt, 
dient u uw PEUGEOT-servicepunt te raadplegen.
* Volgens land van bestemming. 
Page 152 of 168

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE137
Zekering 
Functies
1 15 A Stoelverwarming - sirene alarm 
4 20 A
Multifunctioneel display - elektronische eenheid navigatiesysteem - bagageruimteverlichting - autoradio
5 15 A Diagnosesysteem automatische transmissie
6 10 A Koelvloeistofniveaumeter - automatische transmissie - autoradio -  stuurwielsensor (ESP)
7 15 A Dubbele bediening lesauto - naderhand ingebouwd alarmsysteem
9 30 A Elektrisch bediende ruiten achter
10 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming
11 15 A Ruitenwisser  achter
12 30 A Elektrisch bediende ruiten v——r - schuif-/kanteldak
14 10 A Servicecentrale motor - airbags - stuurkolomschakelaars - regensensor
15 15 A Instrumentenpaneel - multifunctioneel display - elektronische eenheid navigatiesysteem - airconditioning - autoradio
16 30 A Bediening centrale portiervergrendeling
20 10 A Remlicht  rechts
21 15 A Remlicht links - derde remlicht
22 20 A Plafonnier v——r en plafonnier achter (206 SW) - kaartleeslampje - verlichting dashboardkastje - aansteker - 12 V-aansluiting achter (206 SW)
S1 Shunt Shunt PARC