Peugeot 208 2012 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2012, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2012Pages: 328, PDF Size: 8.71 MB
Page 21 of 328

.
19
In één oogopslag
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van eenhandgeschakelde versnellingsbak, rijddan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bijvoorkeur relatief snel over naar een hogereversnelling. Volg de aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op hetinstrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatischeversnellingsbak of een EGS-versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D"of Auto "A"
(afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van hetrempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h desnelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alleruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra degewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en deontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijnals deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als
u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD -speler,MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de autoaan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Page 22 of 328

20
In één oogopslag
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voor werpen inde bagageruimte, zo dicht mogelijk bij deachterbank.Beperk de belading en de luchtweerstand(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan debandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet isgebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van hetreser vewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 23 of 328

1
21
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel met LCD-display
1.
Koelvloeistoftemperatuurmeter. 2.Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 3.Motorolieniveaumeter. 4.
Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie).
5. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Door lang op de toets B te drukken kan
deze functie worden uitgeschakeld.
A. Dimmer verlichting. B.Informatie over het onderhoud.
Resetten van de geselecteerde functie(onderhoudsindicator of dagteller).
Instellen van de tijd.
Inschakelen/uitschakelen van de digitale snelheidsmeter.
6. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer. 7.
Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.8. Dagteller (km of miles).
9. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
10.Brandstofniveaumeter.
Meters en displays
Bedieningstoetsen
Page 24 of 328

22
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel met matrixdisplay
Meters en displays
Bedieningstoetsen
1.
Koelvloeistoftemperatuurmeter. 2.
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 3. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.4. Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie
selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie). 5. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
A.Dimmer verlichting.B.Sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel.
C.Informatie over het onderhoud.
Resetten van de geselecteerde functie(onderhoudsindicator of dagteller). 6
. Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.
7.Dagteller (km of miles). 8. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).9.Brandstofniveaumeter.
Page 25 of 328

1
23
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Een aantal verklikkerlampjes heeftbeide mogelijkheden. Of het constant branden of knipperen van eencontrolelampje duidt op een storing, isafhankelijk van de werkingsfase van de auto.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel en
/of op het display van het
instrumentenpaneel enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt
gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een meldin
g op het display van het instrumentenpaneel of op het multifunctionele
display.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen.
Page 26 of 328

24
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Richtingaanwijzer linksknippert, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaagbeweegt.
Richtingaanwijzer rechts
knipper t, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoogbeweegt.
Parkeerlichtenpermanent.De lichtschakelaar staat in de stand "Parkeerlichten".
Dimlichtpermanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".
Grootlichtpermanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelennaar dimlicht.
Mistlampen vóórpermanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om demistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichtpermanent. Het mistachterlicht is ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit
te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar het hoofdstuk "Zicht".
Page 27 of 328

1
25
Controle tijdens het rijden
StatusOorzaakActies / Opmerkingen
Voorgloeien dieselmotor
permanent. Het contactslot staat in de tweedestand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden (in extreme gevallen
30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot hetlampje uitgaat voordat u de motor star t.
Handrem permanent. De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veili
gheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over de handrem.
Voet op hetrempedaal
permanent.Het rempedaal moet worden ingetrapt. Trap bij de gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak het rempedaal in om de motor testarten (selectiehendel in stand N).
Bij de automatische versnellingsbak moet u bij een
draaiende motor en voordat u de handrem vrijzet het
rempedaal intrappen om de selectiehendel vanuit
stand Pin een andere stand te kunnen zetten. Als u de handrem vrijzet zonder het rempedaal in te
trappen, zal dit controlelampje blijven branden.
knippert.
Als u de auto met een gestuurdehandgeschakelde versnellingsbak
op een helling te lang probeert tegen
te houden door het gaspedaal in te
trappen, raa
kt de koppeling over verhit. Gebruik het rempedaal en/of de handrem.
Page 28 of 328

26
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Voet op hetkoppelingspedaal * permanent. In de STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt de motor niet gestar t als u het koppelingspedaal
slechts gedeeltelijk intrapt. Trap het koppelin
gspedaal helemaal in zodat de motor gestar t kan worden.
Stop & Startpermanent. Het Stop & Star t-systeem heeft
de motor in de STOP-standgezet(verkeerslicht, stopbord,
opstopping, enz.).
Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.
kni
ppert enkeleseconden en gaat dan uit.De
STOP-stand is nu nietbeschikbaar.of
De motor wordt automatisch in de STA R T- s t a n d geschakeld. Raadpleeg het hoo
fdstuk "Rijden - § Stop & Start-systeem" voor bijzonderheden van de Stop- en Start-stand.
Automatischeruitenwisserspermanent.De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen.De automatische stand van de ruitenwissers vóór isgeactiveerd.Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.
*
Uit
gezonderd instrumentenpaneel met matrixdisplay.
Page 29 of 328

1
27
Controle tijdens het rijden
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het display.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent.De schakelaar in het dashboardkastjestaat in de stand "OFF".De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit
geval kunt u een kinderzitje met
de "rug in de rijrichting" plaatsen.
Zet de schakelaar in de stand "ON" om de frontairbagaan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitjemet de "rug in de rijrichting".
Elektronisch stabiliteitsprogramma(CDS/ASRR)
permanent. De toets linksonder op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie CDS/ASR wordt
uitgeschakeld.
CDS: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antislipregeling. Druk op de toets om de functie CDS/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie CDS/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem, wordt het
automatisch opnieuw in
geschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h.
Page 30 of 328

28
Controle tijdens het rijden
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeemen moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display wordt
weergegeven.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
STOPpermanent,
in combinatiemet een ander
waarschuwingslampje.Dit waarschuwin
gslampje brandt bij een te lage motoroliedruk of bij een tehoge koelvloeistoftemperatuur. Zet de auto zo snel mo
gelijk stil op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met het
PEUGE
OT-netwerk of met een gekwalificeerde
werkplaats.
Servicetijdelijk. Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identi
ficeer de storing met behulp van de melding op het display zoals bijvoorbeeld:
- het motorolieniveau,
- de mate van ver vuilin
g van het roetfilter (diesel),
- de stuurbekrachtiging,
- een kleine elektrische storing, - ...Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT- net wer k
of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent.
Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identi
ficeer de storing met behulp van de melding op het display en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.