display Peugeot 208 2012 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2012, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2012Pages: 328, PDF Size: 8.71 MB
Page 10 of 328

8
In één oogopslag
10. Verstelbare en afsluitbare
zijventilatieroosters.
11.Zijruitontwaseming.
12 .Instrumentenpaneel.
13. Voorruitontwaseming. 14 .
Zonnesensor.
15. Dashboardkastje / Uitschakeling
passagiersairbag.
16
.Airbag passagier.
17. Multifunctioneel display / Autoradio.
18. Middelste verstelbare en afsluitbareventilatieroosters.
Cockpit
1.
Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer. 2.
Stuurkolomschakelaars touchscreen.3.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers. 4.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/boordcomputer.5.
Hendel motorkapontgrendeling.
6.Hendel stuurwielverstelling.
7. Airbag bestuurder.
Claxon.
8.Koplampverstelling. 9. Rij drukschakelaars.
19.
Schakelaar alarmknipperlichten en centrale
vergrendeling. 20. Bedieningspaneel ver warming/
airconditioning. 21.12V- aansluiting.
USB-/Jack-aansluiting.
Extra USB-aansluiting. 22. Open opbergvak.
Bekerhouder. 23. Ver snellingshendel.24.
Middenarmsteun met opbergvakken.25.Handrem.
Page 17 of 328

.
15
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
Wanneer u het contact aanzet, slaan allemeters uit en keren ver volgens terug naar de '0"-stand.A.Als het contact wordt aangezet, moet de meter het resterende brandstofniveau
weergeven.B.Bij draaiende motor moet het
verklikkerlampje laag brandstofniveau
uitgaan.
Instrumentenpanelen
1.
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oranje en rode waarschuwingslampjes branden.2.Bij draaiende motor moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er
lampjes blijven branden.
Verklikkerlampjes
23, 28
C.
Als het contact wordt aangezet, wordt op
het display van het instrumentenpaneel het
motorolieniveau weergegeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
21
Page 23 of 328

1
21
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel met LCD-display
1.
Koelvloeistoftemperatuurmeter. 2.Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 3.Motorolieniveaumeter. 4.
Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie).
5. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Door lang op de toets B te drukken kan
deze functie worden uitgeschakeld.
A. Dimmer verlichting. B.Informatie over het onderhoud.
Resetten van de geselecteerde functie(onderhoudsindicator of dagteller).
Instellen van de tijd.
Inschakelen/uitschakelen van de digitale snelheidsmeter.
6. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer. 7.
Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.8. Dagteller (km of miles).
9. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
10.Brandstofniveaumeter.
Meters en displays
Bedieningstoetsen
Page 24 of 328

22
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel met matrixdisplay
Meters en displays
Bedieningstoetsen
1.
Koelvloeistoftemperatuurmeter. 2.
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 3. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.4. Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie
selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of automatische transmissie). 5. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
A.Dimmer verlichting.B.Sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel.
C.Informatie over het onderhoud.
Resetten van de geselecteerde functie(onderhoudsindicator of dagteller). 6
. Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.
7.Dagteller (km of miles). 8. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).9.Brandstofniveaumeter.
Page 25 of 328

1
23
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Een aantal verklikkerlampjes heeftbeide mogelijkheden. Of het constant branden of knipperen van eencontrolelampje duidt op een storing, isafhankelijk van de werkingsfase van de auto.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel en
/of op het display van het
instrumentenpaneel enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt
gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een meldin
g op het display van het instrumentenpaneel of op het multifunctionele
display.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen.
Page 26 of 328

24
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Richtingaanwijzer linksknippert, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaagbeweegt.
Richtingaanwijzer rechts
knipper t, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoogbeweegt.
Parkeerlichtenpermanent.De lichtschakelaar staat in de stand "Parkeerlichten".
Dimlichtpermanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".
Grootlichtpermanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelennaar dimlicht.
Mistlampen vóórpermanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om demistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichtpermanent. Het mistachterlicht is ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit
te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar het hoofdstuk "Zicht".
Page 28 of 328

26
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Voet op hetkoppelingspedaal * permanent. In de STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt de motor niet gestar t als u het koppelingspedaal
slechts gedeeltelijk intrapt. Trap het koppelin
gspedaal helemaal in zodat de motor gestar t kan worden.
Stop & Startpermanent. Het Stop & Star t-systeem heeft
de motor in de STOP-standgezet(verkeerslicht, stopbord,
opstopping, enz.).
Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.
kni
ppert enkeleseconden en gaat dan uit.De
STOP-stand is nu nietbeschikbaar.of
De motor wordt automatisch in de STA R T- s t a n d geschakeld. Raadpleeg het hoo
fdstuk "Rijden - § Stop & Start-systeem" voor bijzonderheden van de Stop- en Start-stand.
Automatischeruitenwisserspermanent.De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen.De automatische stand van de ruitenwissers vóór isgeactiveerd.Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.
*
Uit
gezonderd instrumentenpaneel met matrixdisplay.
Page 29 of 328

1
27
Controle tijdens het rijden
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het display.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent.De schakelaar in het dashboardkastjestaat in de stand "OFF".De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit
geval kunt u een kinderzitje met
de "rug in de rijrichting" plaatsen.
Zet de schakelaar in de stand "ON" om de frontairbagaan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitjemet de "rug in de rijrichting".
Elektronisch stabiliteitsprogramma(CDS/ASRR)
permanent. De toets linksonder op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie CDS/ASR wordt
uitgeschakeld.
CDS: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antislipregeling. Druk op de toets om de functie CDS/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie CDS/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem, wordt het
automatisch opnieuw in
geschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h.
Page 30 of 328

28
Controle tijdens het rijden
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeemen moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display wordt
weergegeven.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
STOPpermanent,
in combinatiemet een ander
waarschuwingslampje.Dit waarschuwin
gslampje brandt bij een te lage motoroliedruk of bij een tehoge koelvloeistoftemperatuur. Zet de auto zo snel mo
gelijk stil op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met het
PEUGE
OT-netwerk of met een gekwalificeerde
werkplaats.
Servicetijdelijk. Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identi
ficeer de storing met behulp van de melding op het display zoals bijvoorbeeld:
- het motorolieniveau,
- de mate van ver vuilin
g van het roetfilter (diesel),
- de stuurbekrachtiging,
- een kleine elektrische storing, - ...Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT- net wer k
of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent.
Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identi
ficeer de storing met behulp van de melding op het display en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 35 of 328

1
33
Controle tijdens het rijden
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in:
- zone A
, is de temperatuur in orde,
- zone B, is de temperatuur tehoog. Het waarschuwingslampjemaximumtemperatuur en het
waarschuwingslampje STOP
gaan branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De temperatuur en de druk in het koelcircuit
be
ginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen: ) wacht tot de motor is afgekoeld, )
draai de dop iets los om de druk te latendalen,
)
ver wijder vervolgens de dop, )
vul bij tot aan het merkteken "MA XI".
Wees voorzichtig bij het bijvullenvan de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven hetmaximumniveau (aangegeven op het reservoir).