99
4
Rijden
Snelheidsregelaar
de bestuurder met een constante ingesteldesnelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
H
et uitschakelenvan de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering vande "dynamische stabiliteitscontrole".
Door het gaspedaal in te trappen, kan deingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist. Om weer terugte keren naar de ingestelde snelheid is het
voldoende het gaspedaal los te laten.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moetde bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in
acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. 1
.Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. In-/uitschakelen van de snelheidsregelaar.
Stuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigenen zijn verantwoordelijkheid nemen. De in
formatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5
.Snelheidsregelaar in-/uitgeschakeld.
6. Snelheidsregelaar geselecteerd .7.Ingestelde snelheid .
8.
Selecteren van een opgeslagen snelheid.
Weergave op het display
3.
Verhogen van de ingestelde snelheid.4.
Verlagen van de ingestelde snelheid.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig waarbij de ingestelde snelheid minimaal 40 km/h dient te bedragenen: - de vierde versnelling moet zijn ingeschakeld bij
een handgeschakelde versnellingsbak,
- de tweede versnelling moet zijn ingeschakeldbij rijden in de handmatige stand bij eengestuurde handgeschakelde versnellingsbak
of automatische transmissie,
- bij een gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak moet de stand A zijnAgeselecteerd en bij een automatische
versnellingsbak moet de stand D zijngeselecteerd.