display Peugeot 208 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2017Pages: 304, PDF Size: 11.54 MB
Page 10 of 304
8
DisplaysInstellingen van de
snelheidsregelaar.
Instellingen van de
snelheidsbegrenzer.
Onderhoudsindicator.
Kilometerteller (km of mijlen).
Dagteller (km of mijlen).
Motorolieniveaumeter
(afhankelijk van de
uitvoering).
Schakelindicator bij auto's
met een handgeschakelde
versnellingsbak.
Stand van de selectiehendel en de
ingeschakelde versnelling bij auto's met een
elektronisch gestuurde versnellingsbak.
Stand van de selectiehendel en de
ingeschakelde versnelling bij auto's met een
automatische transmissie.
Digitale snelheidsmeter
(km/h of mph).Digitale snelheidsmeter weergeven/
verbergen.
(afhankelijk van de uitvoering).
Houd deze toets ingedrukt.
"- -" of "0" wordt
weergegeven.
Druk op deze knop om de
digitale snelheidsmeter weer
te geven of te verbergen.
Boordcomputer
Teller van het Stop & Start-systeem.
Actieradius.
Actueel of gemiddeld
brandstofverbruik.
Gemiddelde snelheid.
Afgelegde afstand.
Instrumentenpaneel
Page 12 of 304
10
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
lampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor draait, moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Als ze blijven branden, controleer dan voordat
u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Een aantal lampjes kan op twee manieren
oplichten: permanent of knipperend.
Of het permanent branden of knipperen van
een lampje duidt op een storing, is afhankelijk
van de werkingsfase van de auto.
Bij een storing kan het lampje gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal en/of een
melding.
Verklikkerlampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden
een van de volgende verklikkerlampjes
gaat branden, wijst dit op een storing in het
desbetreffende systeem en moet de bestuurder
actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij
een waarschuwingslampje gaat branden
de aanvullende informatie, die via een
bijbehorende melding wordt weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Verklikkerlampjes ingeschakelde
functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat
de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Uitschakeling verklikkerlampje
Als dit verklikkerlampje gaat branden, wordt
bevestigd dat het desbetreffende systeem
bewust is uitgeschakeld.
Het lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het display.
Deze lampjes geven de bestuurder
informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of
waarschuwen de bestuurder in het geval van
een storing.
Instrumentenpaneel
Page 28 of 304
26
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicatorOpnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u de onderhoudsbeurt van uw auto zelf
hebt uitgevoerd:
F
zet
het contact af,
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5
minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
F
d
ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display =0
aangeeft; de sleutel verdwijnt. U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
D
ruk op de knop voor nulstelling van de
dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
Motorolieniveaumeter
(volgens uitvoering)
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
wordt bij het aanzetten van het contact eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau. Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Te laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is, verschijnt
de melding "Te laag olieniveau" op het
instrumentenpaneel, gaat het verklikkerlampje
Ser vice branden en klinkt een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus
.
Storing in motorolieniveaumeter
Als de melding "Ongeldige meting olieniveau"
wordt weergegeven, duidt dit op een storing in
de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel
Page 32 of 304
30
Noorden boven
Display instrumentenpaneel
F Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar
om de verschillende gegevens weer te
geven.
-
W
eergave van Traject 1 :
•
de
gemiddelde snelheid,
•
he
t gemiddelde brandstofverbruik,
•
d
e afgelegde afstand,
voor het eerste traject.
Starten geblokkeerd
U hebt de limiet van de toegestane
rijfase overschreden: het
startblokkerringssysteem voorkomt dat de
motor opnieuw wordt gestart.
Om de motor weer te kunnen starten, is het
noodzakelijk dat u contact opneemt met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan
deze verklikkerlampjes branden en knippert
het verklikkerlampje AdBlue in combinatie met
een geluidssignaal en de melding "Storing
emissieregeling: starten verboden".
Tijdens de toegestane rijfase (tussen 1.100
en 0
km)
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden weergegeven zolang de storing in
de SCR-emissieregeling niet is verholpen.
De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven
zodra het contact wordt aangezet.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als u dit niet doet, kan de motor niet meer
worden gestart. Als een storing in het SCR-systeem is
bevestigd (nadat 50
km is gereden ter wijl
de melding van de storing permanent wordt
weergegeven), gaan deze verklikkerlampjes
branden en knippert het verklikkerlampje
AdBlue in combinatie met een geluidssignaal
en de weergave van een melding (bijv. "Storing
emissieregeling: starten verboden binnen
300
km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl
u nog kunt rijden voordat het starten van de
motor wordt geblokkeerd.
Instrumentenpaneel
Page 34 of 304
32
Het tabblad "Traject 1" met daarin:
- d e gemiddelde snelheid van het eerste
traject.
-
g
emiddeld brandstofverbruik
-
d
e afgelegde afstand.
Het tabblad "Traject 2 " met daarin:
-
d
e gemiddelde snelheid voor het tweede
traject.
-
g
emiddeld brandstofverbruik
-
d
e afgelegde afstand.
Traject resetten
F Druk, zodra het gewenste traject wordt weergegeven, op de toets voor
het resetten of op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar.
Rit 1 en 2 zijn onafhankelijk en worden identiek
gebruikt.
Via traject " 1" kunnen dagelijkse berekeningen
en via traject " 2" maandelijkse berekeningen
worden uitgevoerd.
Enkele definities
Actieradius
(km of mijl)
Aantal kilometers dat u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden (berekend op basis van
het gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door
een gewijzigde rijstijl of het rijden op
een helling, waardoor het actuele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display.
Na het tanken van minimaal 5
liter brandstof
wordt de actieradius opnieuw berekend en
weergegeven als deze meer dan 100
km
bedraagt.
Wanneer tijdens het rijden streepjes in
plaats van waarden worden weergegeven,
dient u contact met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats op te
nemen.
Instrumentenpaneel
Page 41 of 304
39
Vervangen van de batterij
Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
A ls de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt u
gewaarschuwd door dit lampje op
het dashboard, een geluidssignaal,
en een melding op het display.
F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats een nieuwe batterij met de juiste
polariteit in de houder.
F
D
ruk het deksel vast.Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze
bevatten metalen die schadelijk zijn
voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt. Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto,
uw legitimatiebewijs en, indien mogelijk, de
sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale
code van de sleutel en de transponder
opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Stilstaande auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in
noodgevallen de toegang tot het interieur voor
de hulpdiensten bemoeilijken.
Laat uit veiligheidsoverwegingen geen
kinderen alleen achter in de auto.
Neem in alle gevallen de sleutel mee als u de
auto verlaat.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is erg
gevoelig. Het is raadzaam om niet met de
knoppen er van te spelen om te voorkomen
dat de portieren per ongeluk ontgrendeld
worden.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik en het
zicht van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden en moet in dat
geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
Geen enkele afstandsbediening kan
functioneren als de sleutel in het
contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat,
behalve voor het synchroniseren. Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering; dit kan tot
storingen leiden.
Gebruikte auto
Laat door het PEUGEOT-netwerk controleren
of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto
zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat
deze sleutels de enige zijn waarmee uw auto
ontgrendeld en gestart kan worden.
2
Toegang tot de auto
Page 59 of 304
57
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Regeling luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Airconditioning AAN/UIT
De airconditioning functioneert, als de ruiten
gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Het systeem stelt u in staat:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3 °C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op de toets " A/C": het
lampje van de toets gaat
branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop in de stand " 0" staat.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt u
korte tijd de recirculatiestand inschakelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de toets "A/C ": het lampje van de toets
gaat uit.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Modus AUTO
F Druk herhaaldelijk op de toets "AUTO ". Het lampje gaat
branden zodra de toets wordt
ingedrukt; de ingeschakelde
stand verschijnt op het
display van de automatische
airconditioning:
voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0 staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
1.Temperatuurregeling voor de linker- of
rechterzijde.
2. Automatisch comfortprogramma.
3. Airconditioning aan/uit.
4. Regeling luchtverdeling.
5. Regeling luchtopbrengst.
3
Ergonomie en comfort
Page 60 of 304
58
UitschakelenF
D
ruk op de toets "lege
ventilator" van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de ventilator is
verdwenen.
Om bij koude motor de toevoer van te
veel koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
F
D
uw de toets omlaag (blauw)
om de waarde te verlagen of
omhoog (rood) om de waarde te
verhogen. Een waarde van rond de 21 zorgt voor een
optimaal comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen; een waarde tussen 18
en 24 is gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden. F
D
uw de toets omlaag tot
"LO" wordt weergegeven
of omhoog tot "HI" wordt
weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
Airconditioning
De airconditioning functioneert, als de ruiten
gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen hoger dan
3
°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Inschakelen
F
D
ruk op de toets " A/C", het
desbetreffende lampje gaat
branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen
F
D
ruk de toets "A/C" nogmaals
in, het desbetreffende lampje
gaat uit.
Het uitschakelen van de airconditioning
kan negatieve effecten hebben (vocht,
condens).
Ergonomie en comfort
Page 61 of 304
59
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets om de luchtstroom te verdelen
naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien),
-
d
e middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimte,
-
d
e beenruimte.
Luchtopbrengstregeling
F Druk op deze toets "gevulde ventilator " om de
luchtopbrengst te verhogen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
wordt op het display weergegeven en wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk
vo l l e r. F
D
ruk op deze toets
" lege ventilator " om de
luchtopbrengst te verlagen.
Handbediening
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies automatisch worden
geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, dooft het lampje
van de toets " AUTO".
F
D
ruk nogmaals op de toets
" AUTO " om terug te keren naar
het automatische programma
"c o mfo r t ".
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op de toets " lege
ventilator " tot het symbool van
de ventilator is verdwenen en
"---" wordt weergegeven.
Hierdoor worden alle functies van het
airconditioningssysteem uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel
een kleine luchtstroom gehandhaafd. Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakeld systeem om te voorkomen
dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit
vermindert.
Als u op de toets "gevulde
ventilator " drukt, wordt het
systeem weer ingeschakeld
waarbij de instellingen van
vóór de uitschakeling worden
toegepast.
3
Ergonomie en comfort
Page 66 of 304
64
Verwijderen
Ver wijderen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
z
et de stoel in de achterste stand,
F
m
aak de bevestigingen los,
F
v
erwijder vervolgens de mat.
Monteren
Terugplaatsen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
l
eg de mat goed op zijn plaats,
F
d
ruk de bevestigingen vast,
F
c
ontroleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
-
l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kan de bediening
van de pedalen worden gehinderd en kan
de werking van de snelheidsregelaar/-
begrenzer negatief worden beïnvloed.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
12V-aansluiting
F Open, wanneer u een 12V-accessoire (maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het kapje en sluit een geschikte
adapter aan.
Neem het maximale vermogen van de
aansluiting in acht (kans op beschadiging
van uw accessoire).
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-/Jack-aansluiting
Deze aansluitmodule, die bestaat uit een USB-
en een Jack-aansluiting, bevindt zich op de
middenconsole.
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten,
zoals een digitale audiospeler, bijv. een iPod
®
of USB-stick.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van uw audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
op het stuur wiel of het bedieningspaneel van
het audiosysteem en deze weergeven op het
display.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting
wordt de draagbare apparatuur automatisch
opgeladen.
Tijdens het opladen wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van het
externe apparaat groter is dan de door de auto
geleverde stroomsterkte.
Ergonomie en comfort