park assist Peugeot 208 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2017Pages: 304, PDF Size: 11.54 MB
Page 5 of 304

3
.
.
Eco-rijden 104
Rijadviezen 105
Starten-afzetten van de motor
1
08
Parkeerrem
1
10
Handgeschakelde versnellingsbak
1
11
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
1
12
Automatische versnellingsbak
1
14
Opschakelindicator
116
Hill Start Assist
1
17
Stop & Start
1
18
Snelheidsbegrenzer
121
Snelheidsregelaar
123
Active City Brake
1
27
Parkeerhulp
129
Achteruitrijcamera
130
Park Assist
1
31
Bandenspanningscontrolesysteem
1
35Brandstoftank
138
Tankbeveiliging (diesel) 1 39
Compatibiliteit van brandstoffen
1
40
Sneeuwkettingen
141
Trekken van een aanhanger
1
42
Ec o - mode
143
Ruitenwisserbladen vervangen
1
44
Allesdragers monteren
1
44
M otor kap
145
M otoren
147
Niveaus controleren
1
48
Controles
150
AdBlue
® (BlueHDi-motoren) 1 52
Onderhoudstips 156
Gevarendriehoek
157
Brandstoftank leeg (diesel)
1
57
Reparatieset
158
Reservewiel
162
Een lamp vervangen
1
67
Zekering vervangen
1
72
12
V-accu
1
78
Slepen
181Algemeen
184
Benzinemotoren
185
Dieselmotoren
188
LPG-motoren
1
90
Afmetingen
191
Identificatie 192
RijdenPraktische informatie
In geval van pech Technische gegevens
Index
Audio en telematica
PEUGEOT Connect Nav
PEUGEOT Connect Radio
Autoradio Bluetooth
Autoradio
.
Inhoudsopgave
Page 8 of 304

6
Centraal geplaatste rij
schakelaars
Centrale vergrendeling
Alarmknipperlichten
Rij schakelaars aan de
zijkant
(afhankelijk van de uitvoering).Inschakelen van de Park Assist.
of Uitschakelen van de parkeerhulp
achter
Uitschakelen van het CDS-/ASR-
systeem
Uitschakelen van het Stop & Start-
systeem Resetten van het
bandenspanningscontrolesysteem
(zonder touchscreen)
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
Inschakelen van de elektrische
kinderbeveiliging
Hoogteverstelling van de
koplampen
Overzicht
Page 119 of 304

117
Bij BlueHDi-dieseluitvoeringen met een
handgeschakelde versnellingsbak kan het
systeem u onder bepaalde rijomstandigheden
verzoeken om de versnellingsbak in de
neutraalstand te zetten, om het tijdelijk afzetten
van de motor mogelijk te maken (STOP-stand van
het Stop & Start-systeem). In dat geval wordt de
letter N weergegeven op het instrumentenpaneel.Voorbeeld:
-
u r
ijdt in de derde versnelling.
-
u t
rapt het gaspedaal in.
-
h
et systeem kan u dan adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
Het systeem past het schakeladvies aan de
rijomstandigheden (helling, belading van de
auto enz.) en de rijstijl van de bestuurder
(veel vermogen nodig, accelereren, remmen
enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen,
-
t
erug te schakelen. Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.Hill Start Assist
De Hill Start Assist zorgt er voor dat uw auto
ongeveer 2
seconden op zijn plaats wordt
gehouden als u het rempedaal loslaat, zodat u
de tijd heeft om uw voet naar het gaspedaal te
verplaatsen zonder dat de auto in beweging komt.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto stil te
zetten, wordt de werking van de functie
onderbroken.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Bij een auto met elektronisch gestuurde
versnellingsbak: als de stand A is geselecteerd.
Bij een auto met automatische transmissie: als de
stand D is geselecteerd.
6
Rijden
Page 120 of 304

118
De Hill Start Assist werkt alleen als:
- d e auto volledig stil wordt gehouden met het
rempedaal ingetrapt,
-
d
e hellingshoek aan bepaalde voorwaarden
voldoet,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
de Hill Start Assist in werking is.
Trek de parkeerrem handmatig aan als u de
auto moet verlaten ter wijl de motor draait.
Controleer dan of het verklikkerlampje van
de parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent brandt.
Storingen
Bij een storing in het systeem blijven
deze verklikkerlampjes branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Stop & Start
Het systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand)
als u stopt (bij rood licht, opstoppingen,...). De
motor wordt automatisch gestart (START-stand)
als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en een aangename rust in het interieur
tijdens het wachten.
STOP- stand
Het verklikkerlampje " ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor wordt in de stand-bystand
gezet.
Auto met e- HDi- of BlueHDi- dieselmotor en
elektronisch gestuurde versnellingsbak :
-
s
nelheid lager dan 6 km/h.
-
se
lectiehendel in de stand N .
Of
-
r
empedaal ingetrapt.
Rijden
Page 133 of 304

131
Park Assist
Dit systeem signaleert een parkeerplek
en assisteert u bij het in- en uitparkeren
(fileparkeren).
Het systeem bedient de stuurinrichting en
informeert de bestuurder met beelden op het
scherm en geluidssignalen.
De bestuurder bedient daarbij het gaspedaal, het
rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling
(handgeschakelde versnellingsbak).
De bestuurder kan op elk gewenst moment het
stuur zelf weer overnemen.Het Park Assist-systeem is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
De bestuurder moet er voor zorgen dat de
auto tijdens de manoeuvre onder controle
blijft en geen obstakels kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren
de sensoren mogelijk geen kleine obstakels
die zich in hun dode hoeken bevinden.
Tijdens de manoeuvres draait het stuur wiel
snel rond: houd daarom het stuur wiel niet
tegen en steek niet uw handen tussen de
spaken van het stuur wiel.
Let op voor werpen die het draaien van het
stuurwiel kunnen hinderen (wijde kleding,
sjaal, das enz.) – Kans op letsel! Het systeem meet bij het fileparkeren geen
parkeerruimtes op waarvan de afmetingen
aanmerkelijk groter of kleiner zijn dan de
afmetingen van de auto.
De functie "Parkeerhulp" wordt tijdens de
manoeuvres automatisch geactiveerd. Het
is dus mogelijk dat in combinatie met een
geluidssignaal een pictogram op het scherm
verschijnt, wat geen gevolgen heeft voor de
parkeermanoeuvre.
Als de gemonteerde banden een andere
maat hebben dan de originele banden (extra
brede banden, winterbanden enz.), kan dit
de werking van het parkeerhulpsysteem
negatief beïnvloeden.
Als Park Assist actief is, wordt voorkomen
dat Stop & Start naar de STOP-stand gaat.
In de STOP-stand wordt bij het activeren van
de Park Assist de motor weer gestart.
Fileparkeren – inparkeren
F Verminder als u een lege parkeerplek ziet uw
snelheid tot maximaal 20 km/h.
F
Z
et uw auto stil vóór de lege parkeerplek.
Het systeem assisteert u bij het fileparkeren,
zowel bij inparkeren als bij uitparkeren.
6
Rijden
Page 134 of 304

132
Om het Park Assist-systeem in te schakelen:
F
D
ruk op deze schakelaar.
Het lampje van de schakelaar blijft uit.
Er verschijnt een melding op het scherm.
F
S
electeer de functie voor het fileparkeren in
een parkeervak.
Het verklikkerlampje van de schakelaar gaat
branden.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in om aan te
geven aan welke zijde u gaat parkeren. F
R
ijd vooruit langs de parkeerplek met
een snelheid lager dan 20
km/h om de
beschikbare ruimte te meten en houd daarbij
een afstand van 0,5 tot 1,5
meter tussen de
geparkeerde auto's en uw auto aan.
Zodra de meting voltooid is en de gemeten ruimte
voldoende groot is, geeft een melding aan dat de
parkeermanoeuvre kan beginnen.
F
R
ijd vooruit tot een nieuwe melding verschijnt.F
Z
et de auto in de achteruitversnelling en laat
het stuurwiel los.
De geassisteerde parkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd stapvoets (max. 8
km/h) en ga door met de
manoeuvre op basis van de aanwijzingen van de
functie "Parkeerhulp" tot er een melding verschijnt
die aangeeft dat de manoeuvre is voltooid.
Het lampje van de schakelaar dooft en er klinkt
een geluidssignaal.
Rijden
Page 135 of 304

133
De bestuurder kan nu het stuur weer overnemen.
Uitparkeren na fileparkeren.
F Start de motor wanneer u de parkeerplek wilt verlaten.
Inschakelen van het Park Assist-systeem, bij
stilstaande auto:
F
D
ruk op deze schakelaar.
Het lampje van de schakelaar blijft uit.
Er verschijnt een melding op het scherm. F
S
electeer de functie voor het uitparkeren uit
een fileparkeervak.
Het verklikkerlampje van de schakelaar gaat
branden.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de zijde
van het overige verkeer.
De richtingaanwijzers blijven gedurende de
manoeuvre knipperen, ongeacht de stand van
de hendel.
F
S
chakel de 1e versnelling of de
achteruitversnelling in en laat het stuur wiel
vervolgens los.
De geassisteerde uitparkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd stapvoets (max. 5 km/h) en ga door met de
manoeuvre op basis van de aanwijzingen van de
functie "Parkeerhulp" tot er een melding verschijnt
die aangeeft dat de manoeuvre is voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra de voor wielen
van de auto zich buiten de parkeerplek bevinden.
Het lampje van de schakelaar dooft en er klinkt
een geluidssignaal. De bestuurder kan nu het stuur weer overnemen.
Deactiveren
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
a ls het contact wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat,
-
a
ls er binnen 5 minuten na het selecteren van
het type manoeuvre niet wordt gestart met
een manoeuvre,
-
a
ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
-
a
ls de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
-
a
ls de maximale rijsnelheid wordt
overschreden,
-
a
ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
a
ls de bestuurder de schakelaar van het Park
Assist-systeem indrukt,
6
Rijden
Page 136 of 304

134
Als het systeem tijdens een manoeuvre
wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder
het systeem handmatig weer activeren om
de meting voort te zetten.
-
a
ls de auto niet goed gepositioneerd kan
worden (te vaak steken om de auto in of uit in
de parkeerplek te leiden).
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
a
ls een van de voor wielen op een obstakel
stuit.
Er verschijnt een melding op het scherm.
De bestuurder kan nu het stuur weer overnemen.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
- b ij het trekken van een aanhanger,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
b
ij een wagensnelheid van meer dan 70 km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere tijd
uit te schakelen het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
dit verklikkerlampje gaat op het
instrumentenpaneel branden en/of er
wordt een melding weergegeven, in
combinatie met een geluidssignaal
(korte pieptoon).
Het lampje knippert enkele seconden. Als de
storing optreedt tijdens het gebruik van het
systeem, gaat het lampje uit.
Deze verklikkerlampjes duiden op een
storing in de stuurbekrachtiging.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. Als de ruimte tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Tijdens een manoeuvre houdt het Park
Assist-systeem geen rekening met
onderdelen of voor werpen die buiten de
carrosserie van de auto uitsteken.
Controleer bij slecht weer en bij winterse
omstandigheden of de sensoren niet zijn
bedekt met vuil, rijp of sneeuw.
Laat in het geval van een storing het
systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Rijden
Page 299 of 304

197
Mistlampen vóór.......22, 67- 6 8 , 71-72, 170, 172
Monteren allesdragers ~ Allesdragers monteren
........................14 4 -145
Motoren
................................. 18 4 -185, 188, 19 0
Motorkap
................................................145 -14 6
Motorkapsteun
....................................... 145 -14 6
Motorolie
................................................ 148 -149
Motorolieniveaumeter
..................................... 26
M P3 (CD)
..............................
........................5 -7
NNiveau brandstofadditief diesel
~ Brandstofaddititiefniveau .........................15 0
Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau
.............................. 23,
149
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau .......149Niveau ruitensproeiervloeistof
~ Ruitensproeiervloeistofniveau ................15 0
Niveaus controleren
...............................14 8 -15 0
Niveaus en controles
.............................147-15 0
Noodbediening achterklep
..............................41
Noodoproep ~ Urgence-oproep
...............76 -77
Noodprocedure starten
.................................178
Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS)
....................................78
Nulstelling onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator resetten
.........26
OOliefilter ......................................................... 151
Oliefilter (vervangen) .................................... 151
Olieniveau
....................................... 26,
148 -149
Oliepeilstok
..................................... 26, 148 -149
Olieverbruik
............................................ 148 -149
Onder de motorkap ~ Motorruimte
...............147
Onderhoudscontroles
.............................24, 104
Onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator ........................ 24
O
ntdooien ....................................... 56-57, 60 - 61
Ontgrendelen
.................................................. 36
O
ntgrendelen bagageruimte ~
Bagageruimte ontgrendelen
...................4 0 - 41
Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur ontgrendelen
.................................. 40
O
ntluchten brandstofsysteem
~ Brandstofsysteem ontluchten
..................15
7
Ontwasemen
....................................... 56-57, 60
Opbergvakken
........................................... 52, 63
Opbergvakken portieren
................................. 63
O
penen bagageruimte ~
Bagageruimte openen
............................4 0 - 41
Openen brandstofvulklep ~ Brandstoftanklep openen
...........................13 8
Openen motorkap ~ Motorkap, openen .....14 5 -14 6Openen portieren ~ Portieren openen ...........36
O penen zonnescherm
panoramadak ~
Zonnescherm panoramadak openen
........... 63
O
pschakelindicator
....................................... 11 6
Overzicht zekeringen ~ Zekeringentabel
................... 17
2, 174 , 176 -17 7
PPanoramadak .................................................. 63
Park Assist ............................... .....................131
Parkeerlichten
.................67, 70 , 70 -71 , 167-171
PEUGEOT Connect Nav
...................................1
PEUGEOT Connect Radio
...............................1
P
lafonnier
.................................................. 61- 62
Portieren sluiten
.............................................. 37
Profielen
.................................................... 34, 18
Pyrotechnische gordelspanners
.....................83
RRadio .................................. 23 -24, 27, 7, 11 , 3, 3
Radiozender .................................. 2
3-25, 7, 3 , 3
RDS
................
....................................... 24-25, 7
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager, regeling
.................................. 57- 6 0
Regeling luchtverdeling ~ Luchtverdeling ......57- 6 0Regelmatige controles ~ Controles ......11 0, 15 0 -152Regelmatig onderhoud ................................. 10 4
Regeneratie roetfilter .................................... 1
51
Remblokken
................................... 11 0, 151-152
Remlichten
...............................
..............170 -171
Remmen
.................................... 11, 11 0 , 151-152
Remschijven ................................... 11 0, 151-152
Reservewiel
................................... 162-163, 193
Reservoir ruitensproeiers ~ Ruitensproeierreservoir
..............................15 0
Resetten bandenspanningscontrolesysteem ......13 6Richtingaanwijzers .......................................... 22Richtingaanwijzers ..........................
22 , 68-69 , 68 -70, 68 -70, 167-168 , 168, 170, 170 -171
Rijadviezen .............................. ..............105 -107
Rijden ........................................................ 45-46
Roetfilter
...............................
..................15 0 -151
Ruitbediening
...............................
.............43-44
Ruitensproeier achter
..................................... 74
Ruitensproeiers
............................................... 74
Ruitenwisser achter
........................................ 74
Ruitenwisserbladen (vervangen)
..................14 4
Ruitenwisserbladen vervangen
.................... 14
4
Ruitenwissers
...................................... 22, 72-73
Ruitenwisserschakelaar
............................. 7
2 -74
SSchakelaar ............................................ 108 -109
Schakelaars stoelverwarming ~ Stoelverwarming, schakelaars
..................51
SCR (Selective Catalytic Reduction)
............152
SCR-systeem
...............................
.................152
Selectiehendel elektronisch gestuurde versnellingsbak
......................... 1
51
.
Trefwoordenregister