display Peugeot 208 2019 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2019Pages: 263, PDF Size: 9.67 MB
Page 84 of 263

82
F Steek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van de startblokkering.
F
O
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan
het stuur wiel en aan de contactsleutel te draaien.
In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld als
de wielen tegen een trottoirband zijn
gedraaid) moet veel kracht worden gezet
bij het draaien aan het stuur wiel.
F
D
raai de sleutel rechtsom naar stand
3
(Star ten) .
F
L
aat de sleutel los zodra de motor draait.
Bij een benzinemotor kan, na een
koude start, het voor ver warmen van
de katalysator 2
minuten lang duidelijk
voelbare motortrillingen veroorzaken
wanneer de motor stationair draait (bij
verhoogd stationair toerental).
Elektronische startblokkering
In de originele sleutel is een gecodeerde chip aangebracht.
Als het contact wordt aangezet, kan alleen worden gestart
als de code van de chip wordt gedetecteerd en herkend.
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet
en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg
zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Afzetten van de motor
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai de sleutel maximaal linksom in stand
1
(Stop) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Neutraalstand
Rijd uit veiligheidsover wegingen nooit met
de versnellingsbak in de neutraalstand.
Bepaalde functies van de auto kunnen
dan namelijk zijn uitgeschakeld. Zet de wielen in de rechtuitstand voordat
u
de motor afzet: dit vergemakkelijkt het
ontgrendelen van het stuurslot.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in stand
2
(Contact) van het contactslot blijft staan,
zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in stand 1
(Stop) en
ver volgens opnieuw in stand 2
(Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Parkeerrem
Vrijzetten
Rijden
Page 85 of 263

83
F Trek de parkeerremhefboom licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de
hefboom geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje en het
lampje STOP branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het display, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Zorg er voor dat u
de hendel van de
parkeerrem volledig omlaag zet.
Aantrekken
F Trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten. Draai bij het parkeren van de auto op een
steile helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in (de achteruitversnelling
als de auto bergafwaarts is geparkeerd)
en zet het contact af.
Vergeet bij vertrek voordat u
de auto start
niet dat de auto in de versnelling staat.
Als de parkeerrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat dit veiligheidssysteem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
5 versnellingen
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e versnelling in
te schakelen.
Inschakelen van de achteruitversnelling
F Beweeg de versnellingshendel naar rechts en vervolgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
6 versnellingen
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of 6e
versnelling in te schakelen.
Inschakelen van de achteruitversnelling
6
Rijden
Page 86 of 263

84
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar links en ver volgens naar
voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te
vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt de schakelindicator weergegeven.
Automatische transmissie
( E AT 6)
P.Parkeerstand.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u een stand selecteert met de
se lectiehendel, wordt de desbetreffende stand
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Lampje " Voet op rempedaal "
Trap het rempedaal in als dit
lampje gaat branden op het
instrumentenpaneel.
Automatische stand
In deze stand wordt automatisch geschakeld,
zonder tussenkomst van de bestuurder.
Starten en wegrijden
Parkeerrem aangetrokken.
F
S tart de motor.
F
S
electiehendel in stand P of N .
F
H
oud het rempedaal stevig ingetrapt.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
Z
et de selectiehendel in stand D (vooruit) of
R (ac hter uit). Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
F
Sel
ecteer stand D om de transmissie
automatisch te laten schakelen.
D.
Rijden (automatisch schakelen).
M. Handbediende stand.
S. Sport – voor een meer dynamische rijstijl.
T Sneeuw – voor het rijden op besneeuwde
wegen (afhankelijk van de motoruitvoering).
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand; u hoeft zelf niet te schakelen. De
transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, dient u het
gaspedaal volledig in te trappen (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat
de motor het maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Handbediende stand
In deze sequentiële stand kunt u zelf
s chakelen.
F
L
aat het rempedaal los en geef voorzichtig
gas.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Rijden
Page 88 of 263

86
Als de selectiehendel niet in stand
P staat, wordt bij het openen van
het bestuurdersportier of ongeveer
45 seconden nadat het contact is afgezet
een melding weergegeven op het display.
F
Z
et de selectiehendel in stand P ; de
melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u
op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing
in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van stand R vanuit
stand P of stand N . Dit is niet schadelijk voor
de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (als de geldende
snelheidslimiet dat toelaat).
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De transmissie kan beschadigd raken:
F
a ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt,
F
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit stand
P geforceerd naar een andere stand
beweegt.
Als u
langere tijd stilstaat met draaiende
motor (file enz.), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in stand N
zetten en de parkeerrem aantrekken.
Schakelindicator
(Afhankelijk van de motoruitvoering.)
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te reduceren.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en
de uitrusting van uw auto kan het systeem
u
adviseren één of meer versnellingen over
te slaan. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in de
handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van een pijl
omhoog of omlaag op het instrumentenpaneel
weergegeven. Daarnaast kan de aanbevolen
versnelling worden weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto enz.) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u
nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven. Het systeem raadt u
op het
moment dat dit nodig is altijd aan om op te
schakelen. Afhankelijk van de motor kan
het systeem op het moment dat dit nodig
is ook aanraden om terug te schakelen.
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Rijden
Page 94 of 263

92
F Zet de rolknop in stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (PAUSE).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Instellen van een snelheid
Er kan, bij draaiende motor, een snelheid
worden ingesteld zonder de begrenzer in te
schakelen.
Om de ingestelde snelheid te verhogen :
F
D
ruk op toets SET +.
SelecterenDruk de toets kort in om de snelheid met
1
km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid in
stappen van 5
km/h te verhogen.
Om de ingestelde snelheid te verlagen :
F
D
ruk op toets SET -.
Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verlagen.
H oud de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van
5
km/h te verlagen.
Inschakelen/onderbreken
Druk op deze toets om de snelheidsbegrenzer
in te schakelen. Druk er nogmaals op om de
snelheidsbegrenzer te onderbreken.
Overschrijden van de
ingestelde snelheidslimiet
Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt, wordt
de snelheid niet verhoogd, wel als het gaspedaal met
kracht dieper wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt .
De begrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld en
de ingestelde snelheid op het display gaat
knipperen in combinatie met een geluidssignaal.
Verminder om de snelheidsbegrenzer weer in te
schakelen uw snelheid tot deze lager is dan de
ingestelde snelheid.
Knipperen van de snelheid
De snelheid knippert:
-
a ls het gaspedaal tot voorbij het zware punt
wordt ingetrapt,
-
a
ls de snelheidsbegrenzer door het profiel
van de weg of tijdens een steile afdaling niet
kan voorkomen dat de snelheid toeneemt,
-
bij
krachtig accelereren.
Uitschakelen van het systeem
F Zet de rolknop in stand 0 of zet het contact
af om het systeem uit te schakelen.
De laatste ingestelde snelheid blijft in het
geheugen opgeslagen.
Rijden
Page 95 of 263

93
Storing
De ingestelde snelheid wordt gewist en op het display
worden in plaats daar van drie streepjes weergegeven.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimieten in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Houd er rekening mee dat door het profiel van de
weg of door snel accelereren de snelheid kan worden
overschreden en behoudt altijd de volledige controle
over de auto.
Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt
gehinderd:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn plaats ligt en
goed op de vloer is bevestigd,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Snelheidsregelaar
"CRUISE"
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren/uitschakelen van de snelheidsregelaar.
2.Verhogen van de ingestelde waarde.
3. Verlagen van de ingestelde waarde.
4.
Stoppen/hervatten van de snelheidsregeling.
Met dit systeem kan de bestuurder bij normaal
doorstromend verkeer met een constante zelf
ingestelde snelheid rijden, behalve op steile hellingen.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
Om een snelheid op te slaan of het systeem
te activeren moet de wagensnelheid hoger
zijn dan 40
km/h en moet minimaal de 4
e
versnelling zijn ingeschakeld.
Bij een automatische transmissie
Om een snelheid op te slaan of het systeem te
activeren moet, bij handmatig schakelen, de
Selecteren
wagensnelheid hoger zijn dan 40 km/h en moet
m inimaal de 2e versnelling zijn ingeschakeld, of
moet stand D zijn geselecteerd.
F
Z
et de rolknop in stand " CRUISE": de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (PAUSE).
Programmeren van een snelheid
- Breng uw auto met het gaspedaal op de gewenste snelheid.
-
D
ruk op toets
SET – of SET + .
De ingestelde snelheid is nu geprogrammeerd/geactiveerd
en deze snelheid wordt nu door de auto gehandhaafd.
6
Rijden
Page 97 of 263

95
Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verlagen.
H oud de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van
5
km/h te verlagen.
Uitschakelen van de functie
F Draai de rolknop in stand 0 : de selectie
van de snelheidsregelaar wordt ongedaan
gemaakt. Op het display wordt weer de
kilometerteller weergegeven.
Bij het afzetten van het contact worden alle
opgeslagen snelheden gewist.
Storing
De ingestelde snelheid wordt gewist en op het
display worden in plaats daar van drie streepjes
weergegeven.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Let bij het wijzigen van de ingestelde
snelheid door het ingedrukt houden van
de toets goed op omdat de snelheid zeer
snel kan toe- of afnemen.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer gevestigd
houden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt en goed op de vloer is
bevestigd,
- l eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Snelheden opslaan
Via deze functie kunnen snelheidswaarden
worden opgeslagen die vervolgens
worden gebruikt voor twee systemen:
snelheidsbegrenzer en snelheidsregelaar.
U kunt voor beide functies vijf snelheden
opslaan in het geheugen van het systeem.
Met touchscreen
Het opslaan kan gebeuren via het
menu Rijden/Auto .
F
S
electeer het tabblad " Rijfuncties".
F
Sel
ecteer de functie " Instelling snelheid ".
F
D
ruk op " ON" om de functie te activeren.
F
V
ink de ingestelde snelheden 1 tot en met
5
aan die u wilt gebruiken.
F
Sel
ecteer de ingestelde snelheid die u
wilt
wijzigen.
F
V
oer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig door op " OK" te
drukken.
Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.
Er zijn standaard al enkele snelheden
opgeslagen.
6
Rijden
Page 112 of 263

110
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers nog in totaal
maximaal 40
minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld
a an het telefoneren bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10
minuten worden voortgezet via het
Bluetooth-systeem van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5
minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu.
Allesdragers monteren
Houd u bij het monteren van de allesdragers
a an hun montageplaats, deze zijn
herkenbaar aan de bevestigingspennen in de
portiersponningen.
Neem voor meer informatie contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Pas bij een belading hoger dan 40
cm uw
snelheid aan de rijomstandigheden aan
om schade aan de allesdragers en de
bevestigingspunten op de auto te voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen
die langer zijn dan de auto.
Uit veiligheidsoverwegingen en om te voorkomen
dat het dak van uw auto beschadigd raakt, is het
raadzaam uitsluitend voor uw auto goedgekeurde
allesdragers te gebruiken.
Houd u
aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoor waarden die zijn vermeld in de
handleiding die met de allesdragers is meegeleverd.
- meer dan 10 minuten om de functies
ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Praktische informatie
Page 158 of 263

8
Bij het afspelen tijdens "Shuffle uitgebreid"
worden sommige nummers overgeslagen.De functie "Shuffle uitgebreid" kan maximaal
999
nummers lezen.
Na het afzetten van de motor wordt de radio na
enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog
werken zolang de laadtoestand van de accu dat
toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de
eco-mode van de autoradio is geactiveerd om
te voorkomen dat de accu van de auto ontladen
raakt.Start de motor van de auto om de laadtoestand
van de accu te verhogen.
De melding "het audiosysteem is over verhit"
verschijnt op het display. Om het audiosysteem te beschermen tegen
een te hoge omgevingstemperatuur, activeert
de autoradio automatisch een thermische
beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de
CD-speler uitschakelt.Schakel het audiosysteem enkele minuten uit
om het systeem te laten afkoelen.
Audiosysteem
Page 163 of 263

5
Selecteer een regel in de lijst.
Bevestig met "OK ".
Ga terug naar de eerste map om de indeling te kiezen.
-
Op mappen (CD of USB): alle mappen met
audio-bestanden worden in een algemeen
overzicht en alfabetisch geordend weergegeven,
zonder dat daarbij rekening is gehouden met de
mappenstructuur.
-
Op artiest (alleen USB): alle artiestennamen
worden weergegeven in ID3
Tags en in
alfabetische volgorde.
-
Op genre (alleen USB): alle genres worden
weergegeven in ID3
Tags.
-
Op afspeellijst (CD of USB): conform de
opgeslagen afspeellijsten.
Informatie en tips
De autoradio speelt via een CD uitsluitend
bestanden met de extensie ".mp3", ".wma",
".wav" af en via een USB-stick bestanden met
de ex tensi e".o g g".
Het is raadzaam de bestandsnamen niet
langer te maken dan 20
karakters en geen
speciale karakters te gebruiken (bijv.: ", ?, ù)
om problemen bij het afspelen of weergeven te
voorkomen. Als de disc met een andere standaard is
gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden
afgespeeld.
Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard
voor het branden en selecteer bij het branden
altijd de laagste snelheid (maximaal 4x) voor
een optimale geluidskwaliteit.
Gebruik bij een multisessie- CD altijd de
standaard Joliet.
Afspeellijsten op de CD, de MP3 -speler, de
iPod of de USB-stick moeten van het type
".m3u" of ".wpl" zijn.
Het maximum aantal herkende bestanden
bedraagt 5000
verdeeld over 500 afspeellijsten
op maximaal 8
verschillende niveaus.
Op één CD kunt u maximaal 255 MP3 -
bestanden zetten, verdeeld over 8 niveaus in
maximaal 192 mappen. Wij raden echter aan
om het aantal niveaus te beperken tot 2, om
de duur van het lezen van de CD beperkt te
houden.
Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden
met de mappenstructuur.
Sluit geen externe harde schijf of USB-
apparaten die niet bestemd zijn voor
audioweergave aan op de USB-poort. Hierdoor
zou namelijk de audio-installatie beschadigd
kunnen raken.
Gebruik uitsluitend USB-sticks die geformatteerd
zijn naar FAT32 (File Allocation Table).
Gebruik geen USB-verdeelstekker om
beschadiging van het systeem te voorkomen.
Bluetooth® streaming audio
Met streaming-audio kunt u muziekbestanden
o p uw telefoon via de luidsprekers van het
audiosysteem in de auto beluisteren.
Maak een verbinding met de telefoon: zie de
rubriek " Telefoon ".
In het " Bluetooth : Audio "-menu, moet u
de
telefoon selecteren die u
wilt koppelen.
Het audiosysteem wordt automatisch
verbonden met de zojuist gekoppelde telefoon.
Activeer de bron Streaming door op
de toets SRC/TEL te drukken.
In sommige gevallen moet het
afspelen van audiobestanden via het
toetsenbord worden geactiveerd.
Via de toetsen op het bedieningspaneel van
de radio en de bediening op het stuur wiel kunt
u
op de gebruikelijke wijze de muziekstukken
aansturen, als de smartphone de functie
ondersteunt.
De informatie over de muziekstukken kan op
het display worden weergegeven.
De kwaliteit van de weergave is afhankelijk van
de kwaliteit van het signaal van de telefoon. Gebruik voor een correcte werking de
originele USB-kabels van Apple
®.
Om een gebrande CDR of CDRW te kunnen
afspelen moet bij het branden bij voorkeur de
standaard ISO
9660
niveau 1, 2
of Joliet zijn
geselecteerd.
.
Bluetooth®-autoradio