Peugeot 208 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2019Pages: 263, PDF Size: 9.67 MB
Page 51 of 263

49
12V-aansluiting
F Til, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120 watt) wilt
aansluiten, het kapje op en sluit een
geschikte adapter aan.
Neem het maximale vermogen van de
aansluiting in acht (kans op beschadiging
van uw accessoire).
USB-aansluiting
Op de USB-aansluiting kunt u draagbare apparatuur,
zoals een digitale audiospeler (iPod®) of een USB-stick
aansluiten.
De op het draagbare apparaat aanwezige
muziekbestanden worden naar het audiosysteem van
de auto gestuurd en via de luidsprekers van de auto
weergegeven.
Deze bestanden worden beheerd via de bedieningsfuncties
op het stuur wiel of via het audiosysteem.
Het draagbare apparaat kan tijdens
het gebruik via de USB-aansluiting
automatisch worden opgeladen.
Tijdens het laden wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van
de draagbare apparatuur hoger is dan de
door de auto geleverde stroomsterkte.
Voorzieningen bagageruimte
1. Hoedenplank
2. Haken
3. Verlichting bagageruimte
4. Sjorogen (afhankelijk van de uitvoering)
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Raadpleeg het gedeelte over de
audiosystemen voor meer informatie over de
audio- en telematica-uitrusting en met name
over de USB-aansluiting. De USB-aansluiting kan ook worden gebruikt
om een smartphone via MirrorLink
TM, Android
Auto® of CarPlay® te verbinden, zodat
u
bepaalde apps van uw smartphone via het
touchscreen kunt gebruiken.
3
Ergonomie en comfort
Page 52 of 263

50
Hoedenplank
Verwijderen van de hoedenplank:
F m aak de twee koorden los,
F
b
eweeg de hoedenplank iets omhoog en
verwijder hem vervolgens.
Opbergen:
-
r
echtop achter de achterbank,
-
r
echtop achter de voorstoelen. Terugplaatsen:
F
b
reng de hoedenplank aan weerszijden
aan in de steunen en schuif hem in de
uitsparingen,
F
t
il de hoedenplank op om de twee koorden
vast te maken.
Bij een noodstop of een aanrijding kunnen
op de hoedenplank geplaatste voor werpen
veranderen in gevaarlijke projectielen.
Ergonomie en comfort
Page 53 of 263

51
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de dimlichten worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Selecteren van de stand
van de hoofdverlichting
Lichten uit (afgezet contact)/
dagrijverlichting vóór (draaiende motor).
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
Automatische verlichting.
Grootlichtschakelaar
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u
een lichtsignaal geven door de hendel naar
u
toe te trekken.
Weergave
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Mistverlichting
De mistverlichting werkt in combinatie met het
dimlicht of het grootlicht.Draai aan de ring om het symbool van de gewenste
stand tegenover het merkteken te zetten.
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
v an dim- naar grootlicht en terug.
Alleen mistachterlicht
F Draai de ring naar voren om het mistachterlicht in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoering
met automatische verlichting), blijven het mistachterlicht en het
dimlicht branden.
F
D
raai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te
schakelen.
Mistlampen vóór en mistachterlicht
Draai de ring en laat deze los:
F é én keer naar voren om de mistlampen vóór
in te schakelen,
F
t
wee keer naar voren om ook het
mistachterlicht in te schakelen,
F
é
én keer naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen,
F
t
wee keer naar achteren om ook de
mistlampen vóór uit te schakelen.
4
Verlichting en zicht
Page 54 of 263

52
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld
(uitvoeringen met automatische verlichting) of als
het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven
de mistverlichting en het parkeerlicht branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen; de
parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik van
de mistlampen vóór en het mistachterlicht
niet toegestaan. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend
voor medeweggebruikers. Gebruik de
mistlampen vóór en het mistachterlicht
uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient
u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de lichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen vóór en het
mistachterlicht uit te schakelen zodra ze
niet meer nodig zijn.
Uitschakelen van de verlichting bij het
afzetten van het contact
Als u
het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting
is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te activeren
ter wijl de verlichting uit is, de ring in stand
0
en ver volgens in de stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te geven
dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van het
parkeerlicht, wordt na maximaal 30
minuten
automatisch uitgeschakeld om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Richtingaanwijzers
F Links: duw de lichtschakelaar helemaal omlaag.
F
R
echts: duw de lichtschakelaar helemaal
omhoog. Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20
seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid
van meer dan 60 km/h automatisch het
knippergeluid versterkt.
Drie keer knipperen
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
vervolgens drie keer.
Deze functie kunt u
bij elke snelheid
gebruiken, maar komt vooral van pas bij
het wisselen van rijstrook op wegen met
meerdere rijstroken per rijbaan.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Verlichting en zicht
Page 55 of 263

53
Inschakelen
F Draai de ring in stand AUTO. Het
inschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde
lichtsensor die zich in het midden van de
voorruit achter de binnenspiegel bevindt,
niet af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer bediend.
Automatische follow me
home-verlichting
In combinatie met de automatische verlichting
biedt de follow me home-verlichting de
volgende extra mogelijkheden:
-
i
nstellen van de duur van de follow me
home-verlichting (15, 30
of 60 seconden),
-
a
utomatisch inschakelen van de follow
me home-verlichting als de automatische
verlichting is ingeschakeld.
De follow me home-verlichting kan
worden geconfigureerd via het menu
Rijden/Auto .
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden, gaat dit lampje
branden op het instrumentenpaneel
en/of wordt er een melding
weergegeven op het display in
combinatie met een geluidssignaal.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
De handbediende follow me
home-verlichting kan ook worden
ingeschakeld met de verlichtingsknop
van de afstandsbediening.
Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
4
Verlichting en zicht
Page 56 of 263

54
Hoogteverstelling van de
koplampen
Verstel de koplampen afhankelijk van de
belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0.1
of 2 personen voorin.
-. Tussenstand.
1. 5
personen.
-. 5
personen + maximaal toegestane
belading.
2. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand 0 : basisinstelling.
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
D
uw de lichtschakelaar binnen één minuut
na het afzetten van het contact omhoog of
omlaag om de parkeerlichten aan de kant
van het verkeer in te schakelen (voorbeeld:
rechts van de weg parkeren: lichtschakelaar
omlaag duwen; parkeerlichten links gaan
branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het lampje
van de desbetreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middenstand of zet het
contact aan.
Parkeerlichten Dagrijverlichting/
Parkeerlicht
De verlichting voor en achter wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
-
D
agrijverlichting (lichtschakelaar in stand
" 0 " of " AUTO " als er voldoende licht in de
omgeving is).
-
P
arkeerlicht (lichtschakelaar in stand
" AUTO " bij weinig omgevingslicht of in de
stand "Parkeerlichten" of in de stand "Dim-/
grootlicht").
In de stand "dagrijverlichting" hebben de
leds een grotere lichtsterkte.
Verlichting en zicht
Page 57 of 263

55
Statische bochtverlichting
Activering
Geen activeringTijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Zonder statische bochtverlichting Met statische bochtverlichting
Deze functie wordt geactiveerd:
-
b
ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
De verlichting wordt in de volgende gevallen
niet geactiveerd:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
al
s de achteruitversnelling is ingeschakeld.
Programmeren
Via menu Rijden/Auto kan de
bochtverlichting worden in- en
uitgeschakeld.
Deze functie is standaard
ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het gebied
rondom de ruitenwisserarmen en -bladen en van
de voorruitrand alvorens de ruitenwissers in te
schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u
bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
4
Verlichting en zicht
Page 58 of 263

56
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden
automatisch ingeschakeld als de
sensor achter de binnenspiegel
regen detecteert. De snelheid van
de ruitenwissers wordt aangepast
aan de hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden en er wordt een
melding weergegeven.
Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.
Uitschakelen
Dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
wordt een melding weergegeven.
Duw de hendel kort omlaag of zet de hendel in
een andere stand (Int., 1
of 2).
Als in stand AUTO de ruitenwissers in de
inter valstand werken, laat het systeem dan
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor boven aan de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
t reden in werking en na enige tijd worden ook
de ruitenwissers ingeschakeld.
Ruitenwissers vóór
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (duw de hendel
even omlaag). Elke keer als het contact meer
dan 1
minuut is afgezet, moet
u de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door de
hendel één keer omlaag te duwen.
Verlichting en zicht
Page 59 of 263

57
Ruitenwisserbladen
ver vangen
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of vervangen. De stand
kan tevens 's winters worden gebruikt om de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In de verticale stand zetten:
F A ls de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut
nadat het contact is afgezet wordt bediend, worden
de ruitenwissers in de verticale stand gezet.
In de ruststand zetten:
F
Z
et als de ruitenwissers weer op de voorruit zijn
gelegd het contact aan en bedien de schakelaar.
Demonteren van een wisserblad
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het ruitenwisserblad los en verwijder
het.
Monteren van een wisserblad
F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.
F
Z
et de ruitenwisserarm voorzichtig terug. Om een goede werking van de ruitenwissers te
behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers om te
gaan,
-
d
e wisserbladen regelmatig te reinigen met
zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om een
stuk karton tegen de voorruit te houden,
-
d
e wisserbladen te ver vangen zodra ze
tekenen van slijtage vertonen.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Schakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een fietsendrager op de achterklep. Dit
kunt u doen via het touchscreen, in het
configuratiemenu van de auto.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Via het menu Rijden/Auto kan de
werking van de achterruitenwisser
tijdens het achteruitrijden worden in-
en uitgeschakeld.
4
Verlichting en zicht
Page 60 of 263

58
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in
staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
Belangrijke informatie:
- H et monteren van elektrische uitrustingen
of accessoires die niet onder een
artikelnummer in het assortiment van
PEUGEOT voorkomen, kan tot een
hoger verbruik leiden en storingen in
het elektronische systeem van uw auto
veroorzaken. Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk voor meer informatie
over het aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische systemen
in de auto, uitsluitend voorbehouden
aan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap
(kans op storingen in de elektronische
systemen die kunnen leiden tot pech of
ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan,
of die niet volgens de technische
voorschriften van de fabrikant zijn
uitgevoerd, leiden tot het ver vallen van de
wettelijke en contractuele garanties.Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u
een radiocommunicatiezender
monteert, moet u
bij het PEUGEOT-
netwerk de technische gegevens
van compatibele zenders opvragen
(frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften),
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen
alle vier de richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten,
afhankelijk van de mate van remvertraging,
automatisch ingeschakeld.
Veiligheid