Dode hoek Peugeot 208 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2020Pages: 260, PDF Size: 6.53 MB
Page 5 of 260
3
Inhoudsopgave
bit.ly/helpPSA
Lane Positioning Assist 121
Lane Keeping Assist 125
dodehoekbewaking 128
actieve dodehoekbewaking 130
Active Safety Brake met Distance Alert en
intelligente noodremassistentie
130
Systeem voor detecteren van onoplettendheid 133
Parkeerhulp 134
Visiopark 1 136
Park Assist 138
Full Park Assist 141
7Praktische informatie
Compatibiliteit van brandstoffen 147
Tanken 147
Tankbeveiliging (diesel) 148
Laadsysteem (elektrisch) 148
De tractiebatterij opladen (elektrisch) 153
Trekhaak 155
Trekhaak met afneembare kogel 156
Dakdragers 159
Sneeuwkettingen 159
Eco-stand 160
Motorkap 161
Onder de motorkap 161
Niveaus controleren 162
Controles 164
AdBlue® (BlueHDi) 166
Overgaan op vrijloop 168
Onderhoudstips 169
8In geval van pech
Gevarendriehoek 171
Brandstoftank leeg (diesel) 171
Boordgereedschap 171
Bandenreparatieset 173
Reservewiel 175
Een lamp vervangen 178
Een zekering vervangen 182
Accu van 12 V / Hulpaccu 186
Slepen van de auto 189
9Technische gegevens
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten 192
Benzinemotoren 193
Dieselmotoren 196
Elektromotor 197
Afmetingen 198
Identificatie 198
10Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
De eerste stappen 199
Stuurkolomschakelaars 199
Menu's 200
Radio 201
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 202
Media 203
Telefoon 204
Configuratie 206
Veelgestelde vragen 207
11PEUGEOT Connect Radio
De eerste stappen 209
Stuurkolomschakelaars 210
Menu's 2 11
Applicaties 212
Radio 213
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 214
Media 215
Telefoon 216
Configuratie 220
Veelgestelde vragen 221
12PEUGEOT Connect Nav
De eerste stappen 224
Stuurkolomschakelaars 225
Menu's 226
Gesproken commando's 227
Navigatie 231
Online navigatie 233
Applicaties 236
Radio 239
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 240
Media 241
Telefoon 242
Configuratie 245
Veelgestelde vragen 247
■
Trefwoordenregister
Toegang tot aanvullende video's
Page 48 of 260
46
Ergonomie en comfort
Automatische "elektrochromatische"
binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
Achterbank
Achterbank met vaste zitting en een in twee delen (2/3 - 1/3) neerklapbare rugleuning
waarmee de bagageruimte kan worden vergroot.
Spiegels
Buitenspiegels
Stel de buitenspiegels om
veiligheidsredenen zo af dat de dode
hoek zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn
dichterbij dan ze lijken. Houd hiermee
rekening om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Handmatig verstellen
► Beweeg de schakelaar in de vier richtingen om de spiegel af te stellen.
Elektrisch verstellen
► Beweeg schakelaar A naar rechts of links om
de juiste buitenspiegel te selecteren.
► Duw schakelaar B in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
► Zet schakelaar A weer in de middenstand.
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt
(parkeren, smalle garage, enz.).
► Kantel de spiegel richting de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de
buitenspiegels van binnenuit elektrisch worden
ingeklapt als de auto stilstaat en het contact aan
is:
► Zet schakelaar A in de
middenstand.
► Beweeg schakelaar A naar
achteren.
► Vergrendel de auto van buitenaf.
Elektrisch uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.► Van binnenuit: zet met aangezet contact schakelaar A in de middenstand en beweeg deze daarna naar achteren.
De functie voor het automatisch in- en
uitklappen van de buitenspiegels kan via
het menu Rijverlichting
/ Auto van het touchscreen worden ingesteld.
Ontwasemen/Ontdooien
Als de auto is voorzien van spiegelverwarming, kunt u deze
inschakelen door op de toets van de
achterruitverwarming te drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de achterruitverwarming .
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de antiverblindingsstand (nachtstand) te zetten.► Duw het hendeltje naar voren om de spiegel zetten in de normale dagstand te zetten.
Afstellen
► Stel de spiegel af in de normale dagstand.
Page 112 of 260
11 0
Rijden
Een aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld: de
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
De sensoren detecteren geen obstakels die
te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun
(bomen, palen, draadhekken) zijn.
Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk niet
meer gedetecteerd als ze zich in de dode
hoek van het detectiebereik van de sensoren
bevinden.
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Onderhoudscontroles
Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig.
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 cm van de radar, sensoren en camera's.
Matten
Het gebruik van matten die niet door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, kan de
bediening van de snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
► controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,► leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Snelheidseenheden
Als u in een ander land bent, controleer
dan of de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph
of km/h), overeenkomt met de in het land
geldende eenheid.
Zo niet, verander dan bij stilstaande
auto de door het instrumentenpaneel
gebruikte eenheid van snelheid zodat deze
overeenkomt met de ter plaatse geldende
eenheid.
Neem bij twijfel contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
snelheids-
limietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem geeft de maximaal toegestane
snelheid op het instrumentenpaneel weer,
conform de snelheidslimieten die gelden in het
land waarin u rijdt, op basis van:
– Door de camera gedetecteerde verkeersborden met een snelheidslimiet.– Informatie over snelheidslimieten uit de kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Om er zeker van te zijn dat de informatie
over snelheidslimieten afkomstig van het
navigatiesysteem actueel is, dienen de
kaartgegevens geregeld te worden geüpdatet.
– Door de camera gedetecteerde borden die een erf aangeven:
Page 128 of 260
126
Rijden
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als gewild en worden er
geen correcties uitgevoerd.
Maar als de dodehoekbewaking is ingeschakeld en de bestuurder van rijstrook gaat wisselen
terwijl er een ander voertuig in de dode hoek
wordt gedetecteerd, voert het systeem ondanks
het inschakelen van de richtingaanwijzers toch
een koerscorrectie uit.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het
dodehoekbewaking .
Als het systeem detecteert dat de
bestuurder tijdens een automatische
correctie het stuurwiel niet voldoende stevig
vast heeft, onderbreekt het systeem deze
correctie. Er wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder erop te
attenderen dat hij de controle over de auto
moet overnemen.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabel ziet u een beschrijving van de waarschuwingen e\
n meldingen die afhankelijk van de rijomstandigheden kunnen worden
weergegeven.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Status van de functie VerklikkerlampjeWeergave en/of
bijbehorende melding Aanwijzingen
UIT
(grijs) Functie uitgeschakeld.
AAN
(grijs) Functie actief, niet voldaan aan de voorwaarden:
– snelheid lager dan 65
km/u;– geen rijstrookmarkering gedetecteerd;– ASR-/DSC-systemen uitgeschakeld of ingrijpen van het ESP;– "sportieve" rijstijl.
Page 130 of 260
128
Rijden
Werkingslimieten
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over in de wachtstand:
– ESP uitgeschakeld of bezig met een ingreep,– de snelheid is lager dan 65 km/h of hoger dan 180 km/h,– er is een aanhanger aangekoppeld,– detectie van het gebruik van een noodreservewiel (dit wordt niet onmiddellijk
gedetecteerd, daarom is het raadzaam de
functie in dat geval uit te schakelen),
– detectie van sportief rijgedrag, intrappen van het rempedaal of gaspedaal,– er wordt gereden op een weg zonder wegmarkeringen,– de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld,– in een bocht wordt de binnenste rijstrookmarkering overschreden,– in een scherpe bocht,– wanneer de bestuurder niet reageert op een correctie.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
– onvoldoende contrast tussen het wegdek en de bermrand (bijv. schaduw),– versleten wegmarkeringen, wegmarkeringen die niet zichtbaar zijn
door sneeuw of modder, of meerdere
wegmarkeringen aanwezig (weggedeelte met
werkzaamheden enz.),
– te weinig afstand tot de voorligger (waardoor de rijstrookmarkeringen niet
kunnen worden gedetecteerd),
– smalle of bochtige weg.
Kans op ongewenst activeren
Bij de volgende rijomstandigheden is het
raadzaam om het systeem uit te schakelen:
– rijden op slecht, instabiel of zeer glad (ijzel) wegdek,– ongunstige weersomstandigheden,– rijden op een kombaan,– rijden op een rollenbank,
Uitschakelen/inschakelen
► Met deze toets kunt u het systeem op elk moment uit- of inschakelen. Wanneer het is uitgeschakeld, gaan het controlelampje in de toets en dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra het contact wordt ingeschakeld.
Storing
Een systeemstoring wordt aangegeven met het branden van
deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
dodehoekbewaking
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem omvat sensoren op de zijkanten
van de bumpers en waarschuwt de bestuurder
voor de mogelijk gevaarlijke aanwezigheid
van andere voertuigen (auto's, vrachtwagens,
motoren) in de blinde hoeken van de auto
(gebieden die de bestuurder niet kan zien).
Page 131 of 260
129
Rijden
6
In de buitenspiegel aan de zijde waar
zich dat voertuig bevindt, gaat er een
waarschuwingslampje branden:
– direct, wanneer u wordt ingehaald;– na ongeveer een seconde, wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld via het touchscreenmenu Rijverlichting/Auto .
Wanneer de auto wordt gestart, gaat in
de linker- of rechterbuitenspiegel een
waarschuwingslampje branden om aan te geven
dat het systeem is geactiveerd.
De systeemstatus blijft in het geheugen
opgeslagen wanneer het contact is afgezet.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Voorwaarden voor de
werking
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op aangrenzende rijstroken.– De snelheid van de auto moet tussen 12 en 140 km/h (uitvoeringen zonder Park Assist of Full Park Assist) of tussen 30 en 140 km/h (uitvoeringen met Park Assist of Full Park Assist)
liggen.
– Wanneer u een auto inhaalt en het verschil in snelheid minder dan 10 km/h is.– Wanneer u door een andere auto wordt ingehaald en het verschil in snelheid minder dan 25 km/h is.– Het verkeer stroomt vloeiend door.– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal en het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek.– U rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht.– Uw auto trekt geen aanhanger of caravan enz.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen wordt er geen
waarschuwing gegeven:
Page 132 of 260
130
Rijden
– Bij stilstaande voorwerpen (geparkeerde auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden enz.).– Bij tegemoetkomend verkeer.– Op bochtige wegen of in zeer scherpe bochten.– Bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus
enz.) die én in de dode hoek achter wordt
gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de
bestuurder bevindt.
– Bij snelle inhaalmanoeuvres.– Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
– Als de functie Park Assist of Full Park Assist is geactiveerd.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en wordt er
een melding weergegeven.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm leiden
(zo kan een wolk waterdruppels in de dode
hoek worden aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of
ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk
niet goed werkt.
actieve
dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuurwiel voor een koerscorrectie om u te
helpen een aanrijding met het voertuig in de
dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is een combinatie van de Lane
Keeping Assist en de dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet liggen tussen 65
en 140 km/h.Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over de Lane Keeping Assist
en de dodehoekbewaking .
Active Safety Brake
met Distance Alert
en intelligente
noodremassistentie
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:– waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico bestaat op een aanrijding met een
voorligger, een voetganger of, afhankelijk van de
uitvoering, een fietser.
– vermindert de snelheid van de auto om een aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de
aanrijding te beperken.
Het systeem houdt tevens rekening met
motorfietsen en dieren, maar dieren
kleiner dan 0,5 m en voorwerpen op de rijbaan worden niet altijd gedetecteerd.
Dit systeem heeft drie functies:
– Distance Alert.– Intelligente noodremassistentie.
Page 140 of 260
138
Rijden
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u de
zijkanten van de auto via de buitenspiegels in
de gaten houden.
De parkeersensoren geven ook extra
informatie over het gebied rondom de auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens
de gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links
A, midden B
en rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
Park Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp: het
detecteert een parkeerplek en stuurt vervolgens
in de betreffende richting om op deze plek te
parkeren, terwijl de bestuurder de rijrichting
bepaalt, schakelt, accelereert en remt.
Het systeem zorgt dat Visiopark 1 automatisch
wordt weergegeven en dat de parkeerhulp wordt
ingeschakeld zodat de bestuurder de manoeuvre
in de gaten kan houden.
Het systeem meet beschikbare parkeerplekken
en berekent de afstand tot obstakels met
behulp van ultrasone sensoren in de voor- en
achterbumpers van de auto.
Het systeem biedt ondersteuning bij de volgende
manoeuvres:
A. Fileparkeren - inparkeren
B. Fileparkeren - uitparkeren
C. Parkeervakken - inparkeren
Werking
► Verminder de snelheid van de auto tot 30 km/h of lager als u een parkeerplek nadert.
Inschakelen van de functie
De functie kan in het menu Auto/
Rijverlichting van het touchscreen
worden ingeschakeld.
Selecteer "Park Assist ".
Wanneer de functie wordt ingeschakeld,
wordt de dodehoekbewaking
uitgeschakeld.
Tot de start van de parkeermanoeuvre of de manoeuvre om de parkeerplek te
verlaten kunt u op elk gewenst moment op de
pijl in de linkerbovenhoek van de
Page 144 of 260
142
Rijden
de afstand tot obstakels met behulp van 12
ultrasoonsensoren in de voor- en achterbumpers
van de auto.
Het systeem zorgt dat de Visiopark 1
automatisch wordt weergegeven en dat de
parkeerhulp wordt ingeschakeld zodat de
bestuurder de manoeuvre in de gaten kan
houden.
Starten van de parkeerhulp bij het naderen
van een parkeergebied
► Verlaag de snelheid van de auto tot maximaal 30 km/h.
► Druk op de toets op de selectiehendel of selecteer Rijverlichting / Auto > Full Park
Assist op het touchscreen.
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, wordt de
dodehoekbewaking uitgeschakeld.
Volgorde
Zodra het systeem is ingeschakeld, worden de
volgende stappen achtereenvolgend uitgevoerd:
– Selecteren van het type manoeuvre op het touchscreen.– Zoeken naar een beschikbare plek.– Voorbereiden op de manoeuvre.– Uitvoeren van de manoeuvre.– Voltooien van de manoeuvre.
Het systeem kan op elk moment tot het
starten van de manoeuvre worden
uitgeschakeld door op de rode pijl linksboven
in de hoek van het scherm te drukken.
De Full Park Assist is vanwege de
limieten die inherent zijn aan het systeem
niet altijd in staat om automatisch op de juiste
wijze te reageren.
De manoeuvre blijft altijd de
verantwoordelijkheid van de bestuurder, die
de rijpositie niet mag verlaten en nooit mag
proberen de bedieningstoets van het systeem
te blokkeren.
De veiligheidsgordel van de bestuurder moet
tijdens de manoeuvre vastgemaakt blijven.
Het selecteren van het type
manoeuvre en het zoeken
naar een parkeerplek
Afhankelijk van of de auto na het aanzetten
van het contact in beweging is geweest of niet,
stelt de functie op het touchscreen het in- of
uitparkeren voor.
► Selecteer het type en de zijde van de manoeuvre om het zoeken naar een parkeerplek
in te schakelen.
Het branden van dit lampje bevestigt het inschakelen.
U kunt het type manoeuvre op ieder gewenst
moment wijzigen, ook tijdens het zoeken naar
een parkeerplek.
► Rijd op een afstand van 0,50 tot 1,50 m van de geparkeerde voertuigen en rijd niet harder dan 30 km/h tot het systeem een beschikbare
parkeerplek heeft gevonden (aangegeven door
OK op het scherm en een geluidssignaal).
Voor “fileparkeren” moet de parkeerplek
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 1 m.Bij haaks inparkeren moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de breedte van uw
auto plus 0,70 m.
Page 253 of 260
251
Trefwoordenregister
3D digitaal instrumentenpaneel 1012V-accu 164, 186–187, 186–189
A
Aanhanger 73, 155Aanhangergewichten 192–193, 196Aansluiten MirrorLink 216–217, 237Aansluiting 12 V 55ABS 71Accessoires 68Accu 160Accu laden 148, 153, 188Achterbank 47Achterlichten 181Achterruitverwarming 53Achteruitrijcamera 109, 136–137Achteruitrijlicht 181Actief dodehoekbewakingssysteem 130Actieradius AdBlue 21, 164Actieradius AdBlue® 21Active Safety Brake 130–132Adaptieve cruise control met Stop-functie 11 3Adaptieve snelheidsregelaar 11 8AdBlue® 21, 166AdBlue® bijvullen 167AdBlue®-reservoir 167Afmetingen 198Afstandsbediening 31–36Afstellen van de koplamphoogte 62Afzetten van de motor 90, 92Airbags 75–79Airbags vóór 76–77, 80Airconditioning 49, 51–52Airconditioning (handbediend) 49
Alarmknipperlichten 68, 171Alarmsysteem 39–40Algemeen menu 28Allesdragers 159Android Auto verbinding 237Antiblokkeersysteem (ABS) 71–72Antidiefstalsysteem/Startblokkering 33Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 72Apple®-speler 204, 215, 242Apple CarPlay verbinding 217, 236Apps 237Audiokabel 241Automatische airconditioning ~ Airconditioning, automatische 50, 52Automatische ruitenwissers 67Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, automatische 97, 99–102, 105–107, 165, 188Automatisch inschakelen verlichting 62Automatisch noodremsysteem 130–132AUX-aansluiting 203, 215, 241
B
Bagageafdekking 58Bagageruimte 39, 58Banden 165, 198Banden oppompen 165, 198Bandenreparatieset 172–173Bandenspanning 165, 175, 198Bandenspanningscontrole (met set) 173, 175Bandenspanning te laag (detectie) 107Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij 37Batterij afstandsbediening vervangen ~ Afstandsbediening, batterij vervangen 37
Bediening autoradio aan stuurkolom ~
Autoradio, bedieningen
aan stuurkolom 199–200, 210, 225Beladen 159Benzinemotor 162, 193Bijvullen AdBlue® 164, 167Binnenspiegel 46BlueHDi 21, 164, 171Bluetooth (handsfree set) 204–205, 218–219, 242–243Bluetooth (telefoon) 204–205, 218–219, 242–244Bluetooth- verbinding 204–205, 218–219, 238, 242–244Boordcomputer 25–26Boordgereedschap 58, 171–173Brandstof 7, 147Brandstofadditief 165Brandstofniveaumeter 147Brandstoftank 147–148Brandstof tanken 147–148Brandstoftank leeg (diesel) 171Brandstofverbruik 7Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop 147Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 147–148Buitenspiegels 46, 53, 128
C
Carrosserie 170Carrosserie-onderhoud 170CD 203, 215CD MP3 203, 215Centrale vergrendeling 35CHECK 24