display Peugeot 208 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2020Pages: 260, PDF Size: 6.53 MB
Page 6 of 260

4
Overzicht
Cockpit
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen
slechts als voorbeeld. De aanwezigheid en
locatie van bepaalde elementen kunnen
variëren, afhankelijk van de uitvoering of het
uitrustingsniveau.
1.Plafonnier / kaartleeslampjes vóór
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels en
airbag vóór aan passagierszijde
2. Binnenspiegel
3. Instrumentenpaneel
4. Zekeringkast
5. Elektrische ruitbediening
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
6. Openen motorkap
7. Airbag vóór aan passagierszijde
8. Dashboardkastje
1.Touchscreen
2. Motor aan-/afzetten
3. Centraal geplaatste bedieningselementen
4. USB-aansluiting(en)
5. Opbergruimte of draadloze smartphonelader 6.
Opbergruimte / 12V-aansluiting
7. Versnellingspook of selectiehendel
Full Park Assist
8. Elektrische parkeerrem
9. Selectie van de rijstand
Stuurkolomschakelaars
1.Schakelaar verlichting / richtingaanwijzers /
onderhoudsindicator
2. Schakelaar ruitenwissers / ruitensproeier /
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Bediening audiosysteem
A. Selecteren weergavemodus
instrumentenpaneel
B. Gesproken commando's
C. Volume verlagen/verhogen
Page 11 of 260

9
Instrumentenpaneel
1Instrumentenpanelen met
LCD-display
Meters
1.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph)
2. LCD-display
3. Toerenteller (x 1000 t/min), schaalverdeling
afhankelijk van de motoruitvoering (benzine
of diesel)
LCD-display - type 1
1.Instellingen snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
3. Geselecteerde rijmodus 4.
Schakelindicator
Stand selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij automatische transmissie
5. Brandstofniveaumeter
6. Motorolieniveaumeter (afhankelijk van type
motor)
Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl)
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achtereenvolgens weergegeven.
7. Informatie van de boordcomputer
LCD-display - type 2
1.Instellingen snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
2. Weergave van de rijhulpsystemen
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
4. Geselecteerde rijmodus 5.
Schakelindicator
Stand selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij automatische transmissie
6. Brandstofniveaumeter
7. Motorolieniveaumeter (afhankelijk van type
motor)
Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl)
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achtereenvolgens weergegeven.
8. Informatie van de boordcomputer
Instrumentenpaneel met
matrixdisplay
Meters
1.Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of
diesel)
Indicator verbruik thermisch comfort
(elektrisch)
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph)
Page 12 of 260

10
Instrumentenpaneel
3.Matrixdisplay
4. Toerenteller (x 1000 t/min), schaalverdeling
afhankelijk van de motoruitvoering (benzine
of diesel)
Vermogensindicator (elektrisch)
5. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
Indicator oplaadniveau (elektrisch)
Matrixdisplay
1. Instellingen snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet 2.
Schakelindicator (pijl en aanbevolen
versnelling)
Stand van de selectiehendel en
ingeschakelde versnelling bij een auto met
een automatische transmissie (benzine of
diesel)
Stand selectiehendel (elektrisch)
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
Weergave van de rijhulpsystemen
Informatie van de boordcomputer
Energiestroom / laadstatus van de auto
(elektrisch)
4. Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl)
Actieradius (elektrisch)
Deze functies worden na elkaar weergegeven
na het aanzetten van het contact.
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand
"Normaal")
Digitaal head-up
instrumentenpaneel met
3D-weergave
Dit digitale 3D-instrumentenpaneel kan worden
aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus
wordt bepaalde informatie verborgen of anders
gepresenteerd.
Voorbeeld van de weergavemodus "METERS":
1. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
Indicator oplaadniveau (elektrisch)
2. Actieradius (km of mijl)
3. Instellingen snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
5. Kilometerteller (km of mijl)
6. Toerenteller (x 1000 t/min) (benzine of diesel)
Vermogensmeter (elektrisch)
7. Schakelindicator (pijl en aanbevolen
versnelling)
Stand van de selectiehendel en versnelling bij
automatische transmissie (benzine of diesel).
Stand selectiehendel (elektrisch)
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand
"Normaal")
8. Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of
diesel)
Page 14 of 260

12
Instrumentenpaneel
► Draai de rolknop links op het stuurwiel om de verschillende weergavemodi op
het instrumentenpaneel weer te geven en
erdoorheen te bladeren.
► Druk op de rolknop om de modus te bevestigen.
Als u niet op de rolknop drukt, wordt de
geselecteerde weergavemodus automatisch na
een paar seconden toegepast.
Overzicht van weergavemodi
– "METERS": standaardweergave van analoge
en digitale snelheidsmeters, kilometerteller en:
• brandstofniveaumeter, koelvloeistofniveaumeter en toerenteller
(benzine of diesel).
• acculadingsindicator en vermogensmeter (elektrisch).– NAVIAGATIE": standaardweergave, plus
informatie over de huidige routebegeleiding
(kaart en navigatie-aanwijzingen).
– "RIJDEN" : standaardweergave, plus informatie over actieve rijhulpsystemen.
– "MINIMAAL": 2D-weergave met digitale
snelheidsmeter, kilometerteller/dagteller en:
• brandstofniveaumeter en koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of
diesel).
• indicator laadniveau tractiebatterij (elektrisch).– "PERSOONLIJK 1" / " PERSOONLIJK 2":
toont de informatie die de bestuurder selecteert
in het midden van het instrumentenpaneel.
Een weergavemodus "PERSOONLIJK"
configureren
Met PEUGEOT Connect Radio► Druk op Instellingen in de bovenste
balk van het touchscreen.
► Selecteer "Configuratie".
► Selecteer "Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op Instellingen in de zijbalk van
het touchscreen.
► Selecteer "OPTIES ".► Selecteer "Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
► Selecteer "PERSOONLIJK 1" of
"PERSOONLIJK 2".
► Selecteer het type weer te geven informatie met de scrollpijlen op het touchscreen:• "Standaard" (leeg).• "Boordcomputer".• "Media".• "G-meters " (afhankelijk van de uitvoering).
• "Vermogensmeters + Boost + Koppel"
(afhankelijk van de uitvoering).
• "Energieverbruik" (afhankelijk van de
uitvoering).
► Bevestig om de instelling op te slaan en af te sluiten.
De informatie wordt meteen op het
instrumentenpaneel weergegeven als de
bijbehorende weergavemodus is geselecteerd.
Het type information dat in de modus
"PERSOONLIJK 1" is geselecteerd, is
niet beschikbaar in de modus
"PERSOONLIJK 2".
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde
of uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren
branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten doven
als de motor draait.
Page 15 of 260

13
Instrumentenpaneel
1Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als een rood of oranje waarschuwingslampje
blijft branden, duidt dit op een storing die verder
moet worden onderzocht.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft
branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in het overzicht
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes
geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen
acties contact met een gekwalificeerde
professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Brandt permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, de
weergave van een melding en een geluidssignaal.
Er is een ernstige storing in de motor, het
remsysteem, de stuurbekrachtiging of de
automatische transmissie, of een ernstige
elektrische storing gedetecteerd.
Voer (1) en dan (2) uit.
Zelfdiagnosesysteem van de motor
(benzine of diesel)
Brandt permanent.Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Voer (1) en dan (2) uit.
Te hoge koelvloeistoftemperatuurPermanent met blokjes in rood (met instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
of
Permanent (behalve bij instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
De temperatuur van het koelsysteem is te hoog.
Zie (1), laat de motor afkoelen en vul dan waar
nodig bij. Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Motoroliedruk (benzine of diesel)Brandt permanent.Er is een probleem met het
smeersysteem van de motor.
Voer (1) en dan (2) uit.
Systeemstoring (elektrisch)Brandt permanent.Er is een storing in de elektromotor of
tractiebatterij gedetecteerd.
Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (elektrisch)Brandt permanent.De auto kan niet worden gestart als
de laadkabel op de aansluiting op de auto is
aangesloten.
Koppel de laadkabel los en sluit de klep.
Laadtoestand 12 V-accuBrandt permanent.
Een storing in het laadstroomcircuit van
de accu (vervuilde accuklemmen, aandrijfriem
dynamo niet goed gespannen of gebroken enz.).
Voer (1) uit.
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt,
beveilig de auto dan op de volgende manier
tegen wegrollen.
► Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak: schakel een versnelling in.► Bij een auto met een automatische transmissie EAT6: zet de selectiehendel in stand
P .
► Bij een auto met een automatische transmissie EAT8 of een selectiehendel
(elektrisch): plaats het wielblok tegen een van
de wielen.
Reinig de accuklemmen en zet ze correct vast.
Als het waarschuwingslampje niet uit gaat
wanneer de motor is gestart, voer (2) uit.
Portieren(en) geopendPermanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portier het
Page 26 of 260

24
Instrumentenpaneel
cursor van de verbruiksmeter van de thermische
comfortfuncties gaat dan naar de zone "ECO".
Als u het interieur snel wilt verwarmen of
koelen, dan kunt u tijdelijk de maximale
stand van de verwarming of airconditioning
selecteren.
Bij overmatig gebruik van de thermische
comfortfuncties, vooral bij lage snelheden,
kan de actieradius van de auto aanzienlijk
afnemen.
Optimaliseer de instellingen van de
uitrustingselementen zodra het gewenste
comfortniveau is bereikt en stel ze indien
nodig af wanneer u de auto start.
Wanneer de verwarming langere tijd niet
is gebruikt, kunt u een bepaalde geur
ruiken gedurende de eerste minuten dat de
verwarming weer is ingeschakeld.
Handmatige controle
Met deze functie kunnen bepaalde indicatoren
worden gecontroleerd en kan het logboek met
waarschuwingen worden weergegeven.
Deze is toegankelijk via de toets "Diagnose / Check" in het menu
Rijverlichting / Auto van het touchscreen.De volgende gegevens worden op het
instrumentenpaneel weergegeven:
– Motorolieniveau.– Onderhoudsinterval.– Bandenspanning.
– Actieradius van de AdBlue voor het SCR-systeem (BlueHDi-dieselmotor).– Actieve waarschuwingen.
Deze informatie verschijnt ook
automatisch elke keer wanneer u het
contact aanzet.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilometerstand
van de auto aan.
Als het contact is aangezet, wordt altijd de
totale afstand weergegeven. Deze waarde
wordt nog 30 seconden na het afzetten van het
contact weergegeven. Ook wordt deze waarde
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend, en als de auto wordt vergrendeld of
ontgrendeld.
Voor reizen in het buitenland kan de
eenheid van de afstand (km of mijl)
worden aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële eenheid
van het land (km/h of mph).
U kunt bij stilstaande auto deze eenheid
wijzigen via het configuratiemenu van het
scherm.
Dimmer
dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen aan
het licht van de omgeving.
Met touchscreen met
Bluetooth-audiosysteem
► Druk op het menu Instellingen .► Selecteer "Display".► Stel de helderheid in met de toetsen.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Selecteer "Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
► Druk nog een keer op het scherm (op een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Met PEUGEOT Connect
Radio
► Druk op deze toets om het menu "Instellingen " te selecteren.► Selecteer "Lichtsterkte".► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen te drukken of de cursor te
verplaatsen.
De instellingen worden direct toegepast.
► Druk buiten het instellingenvenster op het scherm om af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
Page 45 of 260

43
Ergonomie en comfort
3PEUGEOT i-Cockpit
Stel voordat u gaat rijden uw zitpositie af in de
volgende volgorde om de speciale ergonomie
van de PEUGEOT i-Cockpit optimaal te
benutten:
– de hoogte van de hoofdsteun.– de hoek van de rugleuning.– de hoogte van de zitting van de stoel.– de positie in lengterichting van de stoel.– de diepte en vervolgens de hoogte van het stuurwiel.– de binnenspiegel en buitenspiegels.
Zodra deze afstellingen zijn uitgevoerd,
controleer of u goed zicht hebt op het
instrumentenpaneel van het head-up display
boven het kleine stuurwiel.
Zorg er bij het naar achteren schuiven
van de stoel voor dat de beweging van
de stoel niet kan worden gehinderd door
personen of voorwerpen.
Kans op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voorwerpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Voorstoelen
Hoofdsteunen vóór
Hoogteverstelling
► Omhoog: trek de hoofdsteun omhoog tot
de gewenste hoogte; een klik geeft aan dat de
hoofdsteun is vergrendeld.
► Omlaag: druk op pal A om de hoofdsteun
lager te zetten.
De hoofdsteun is correct afgesteld als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Een hoofdsteun verwijderen
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag.► Druk pal A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en deze volledig te verwijderen.
► Berg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun terugplaatsen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de geleiders van de betreffende rugleuning.► Duw de hoofdsteun omlaag tot tegen de aanslag.► Druk het ontgrendelknopje (A) in om de
hoofdsteun los te halen en duw deze omlaag.
► Stel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. Deze moeten zijn geplaatst
en goed zijn afgesteld voor de betreffende
inzittende.
Handmatig verstelbare
stoelen
Verstellen in lengterichting
Page 57 of 260

55
Ergonomie en comfort
3Android Auto® of CarPlay® te verbinden, zodat u
bepaalde apps van uw smartphone via het
touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van
het apparaat.
Deze apps kunnen met de
stuurkolomschakelaars of de
bedieningselementen van het audiosysteem
worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB- aansluiting wordt het draagbare apparaat
automatisch opgeladen.
Er wordt een melding weergegeven als het
stroomverbruik van de draagbare apparatuur
hoger is dan de door de auto geleverde
stroomsterkte.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica.
12 V-aansluiting
► Gebruik altijd de juiste adapter voor aansluiting van een accessoire van 12 V (max. vermogen: 120 W).
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan apparatuur te
voorkomen.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door PEUGEOT is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische systemen van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Draadloze smartphonelader
Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone
draadloos opladen volgens het principe van
magnetische inductie, in overeenstemming met
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij Keyless entry and start kan de werking van
de lader kort worden onderbroken als er een
deur wordt geopend of als het contact wordt
uitgeschakeld.
Opladen
► Open het deksel voor toegang tot het laadgedeelte.► Leg het apparaat in het midden van het lege laadgedeelte.
Het systeem is niet bedoeld om
meerdere apparaten tegelijkertijd op te
laden.
Laat geen metalen voorwerpen zoals
munten, sleutels of de afstandsbediening
op het laadgedeelte liggen, omdat er dan
kans op oververhitting of onderbreking van
het laadproces bestaat.
Page 62 of 260

60
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Automatische verlichting/dagrijverlichtingofLichten uit (contact uit)/Dagrijverlichting (draaiende motor)Alleen parkeerlicht
Dimlicht of grootlicht
"Highway-functie"
Bij de uitvoeringen voorzien van
koplampen met Full LED-technologie
wordt het bereik van de lichtbundel van
de dimlichten automatisch vergroot bij een
rijsnelheid van 110 km/u en hoger.
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of in de stand
AUTO staat, of wanneer alleen de parkeerlichten
zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal met
het grootlicht geven door de hendel naar u toe
te trekken.
Displays
Een controlelampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit lampje permanent branden, wordt er een
melding weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal.
Mistachterlicht
Deze functie werkt alleen als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren om deze in te schakelen en naar achteren om deze uit te
schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), blijven de
mistlampen en het dimlicht branden.
Het inschakelen van de mistverlichting is
verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag
alleen worden ingeschakeld bij mist of
sneeuwval (de regels kunnen per land
verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te
schakelen zodra deze niet meer nodig is.
De verlichting uitschakelen na het
afzetten van het contact
Als het contact wordt afzet, worden alle
lichten automatisch uitgeschakeld, behalve
het dimlicht als de automatische "follow me
home"-verlichting is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het afzetten van het contact
Draai, om de lichtschakelaar weer te
activeren terwijl de verlichting uit is, de ring
(afhankelijk van de uitvoering) in de stand “ 0”
of "AUTO” en vervolgens in de stand van uw
keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er tijdelijk een geluidssignaal om de
bestuurder te waarschuwen dat de verlichting
nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
energiebesparingsmodus (eco-mode)).
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel
van de Full LED-koplampen. U kunt
daarbij ernstig oogletsel oplopen!
Reizen naar het buitenland
Auto's met halogeenkoplampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere kant
van de weg rijdt, moet de afstelling van de
Page 76 of 260

74
Veiligheid
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje
Airbag branden.
Laat het veiligheidsgordelsysteem na
een aanrijding controleren en eventueel
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer (afhankelijk van de
uitvoering).
Veiligheidsgordels achter
Iedere zitplaats achter heeft een
driepuntsveiligheidsgordel met een
oprolautomaat.
De veiligheidsgordels van de buitenste
zitplaatsen zijn (afhankelijk van de uitvoering)
voorzien van een pyrotechnische gordelspanner
en een spankrachtbegrenzer.
Vastmaken
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.► Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Ontgrendelen
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Waarschuwingen
losgemaakte/
niet vastgemaakte
veiligheidsgordel(s)
1.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksvoor
2. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsvoor
3. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksachter
4. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter
5.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter
Als de bijbehorende veiligheidsgordel niet
is bevestigd of wordt losgemaakt en het
contact wordt ingeschakeld, dan gaat het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels
op het instrumentenpaneel branden en
het bijbehorende waarschuwingslampje
(1 tot en met 5) gaat rood branden op het
display met waarschuwingslampjes voor
de veiligheidsgordels en de airbag van de
voorpassagier.
Als een veiligheidsgordel achter niet is vastgemaakt, gaat het betreffende
waarschuwingslampje ( 3 t/m 5) ongeveer 30
seconden branden.
Vanaf een snelheid van ongeveer 20
km/ en gedurende 2 minuten gaat elk
waarschuwingslampje van een zitplaats met
een inzittende erop die de veiligheidsgordel
niet heeft bevestigd knipperen en klinkt er een
geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft blijft
het betreffende waarschuwingslampje branden
totdat de bestuurder, voorpassagier en/of
achterpassagier de gordel vastmaakt.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle