airbag PEUGEOT 3008 2012 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2012, Model line: 3008, Model: PEUGEOT 3008 2012Pages: 328, PDF Size: 15.89 MB
Page 4 of 328

INHOUD
IN EEN OOGOPSLAG 4-26
CONTROLE TIJDENS
HET RIJDEN 27-41VEILIGHEIDSVOORZIENINGENVOOR KINDEREN113-123
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS 42-57VEILIGHEID 124-136
COMFORT 58-73
TOEGANG TOTDE AUTO 74-88
ZICHT 89-99INDELINGEN 100-11
2
Instrumentenpanelen 27Verklikkerlampjes 29Meters 37Regelknoppen 41
Kinderzitjes 113ISOFIX-kinderzitjes 120Kinderbeveiliging 123
Display A zonder autoradio 42Display A met autoradio 44Display C (Peugeot Connect Sound) 46Wegklapbaar kleurendisplay 16x9(Peugeot Connect Nav ) 49Wegklapbaar HD-
kleurendisplay 16x9 (Peugeot Connect 3D Nav) 51Boordcomputer 54
Richtingaanwijzers 124Alarmknipperlichten 124Claxon 124Controlesysteem
bandenspanning 125ESC 126"Grip control" 128Veiligheidsgordels 130Airbags 133
Verwarming en ventilatie 58Handbediende airconditioning 60Achterruitverwarming 61Automatische airconditioning met gescheiden regeling 62Vo orstoelen 65Achterbank 69Spiegels 71Stuurwielverstelling 73
Sleutel met afstandsbediening 74Alarm 79Elektrisch bedienbare ruiten 81Portieren 83Achterklep 85Onderste deel achterklep 86Brandstoftank 87Vulpistoolrestrictie 88
Lichtschakelaar 89Automatische verlichting 92Koplampen verstellen 92Bochtverlichting 93Ruitenwisserschakelaar 94Automatische ruitenwissers 96Plafonniers 97Sfeerverlichting 98
Indeling interieur 100Armleuning vóór 102Multimedia achter 104Panoramadak 106Indeling van de bagageruimte 107
ECO-RIJDEN 25
Page 11 of 328

9
COCKPIT
1.
Schakelaar snelheidsregelaar/-
begrenzer.
2.
Hendel stuurwielverstelling.
3.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
4.
Instrumentenpaneel.
5.
Airbag bestuurder.
Claxon.
6.
Versnellingshendel.
7.
Elektrische parkeerrem.
8.
Middenarmsteun vóór - Peugeot
Connect USB en/of JACK-aansluiting.
9.
Hendel motorkapontgrendeling.
10.
Opbergvak bestuurderszijde
(Instructieboekje).
11 .
Schakelaar alarm.
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar dynamische
stabiliteitscontrole (ESP/ASR).
Uitschakeling Stop & Start-systeem
12.
Handmatig verstellen van de
koplampen
Navigatietoets van het
instrumentenpaneel verbonden met
de Peugeot Connect 3D Nav.
13.
Schakelaars buitenspiegels.
Schakelaars ruitbediening.
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen.
14.
Zijruitontwaseming.
15.
Voorruitontwaseming.
Page 12 of 328

10
COCKPIT
1.
Contact-/stuurslot.
2.
Stuurkolomschakelaar van het
audio- en telematicasysteem.
3.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Head-up display.
6.
Multifunctioneel display.
7.
Airbag aan passagierszijde.
8.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
9.
Dashboardkastje - Aansluitingen
audio/video - Uitschakelen
passagiersairbag.
10.
Opbergvak met net.
11 .
Schakelaar "Grip control".
12.
12V-aansluiting.
13.
Handgreep.
14.
Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
15.
Audio- en telematicasysteem.
16.
Schakelaars:
- head-up display
- alarmknipperlichten.
- "Distance alert".
- centrale vergrendeling.
Page 19 of 328

17
VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN
Airbag voorpassagier
1.
Steek de sleutel in de schakelaar.
2.
Selecteer de stand:
"OFF"
(uitschakelen) wanneer een kinder-
zitje "met de rug in de rijrichting" is beves-
tigd,
"ON"
(inschakelen) wanneer een passagier
op de voorstoel zit of een kinderzitje "met
het gezicht in de rijrichting" is bevestigd.
3.
Verwijder de sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen.
134
Veiligheidsgordels en airbagvóór aan passagierszijde
A.
Veiligheidsgordels voor en/of ach-
ter niet vastgemaakt of weer losge-
maakt.
B.
Veiligheidsgordel links voor.
C.
Veiligheidsgordel rechts voor.
D.
Veiligheidsgordel rechts achter.
E.
Veiligheidsgordel midden achter.
F.
Veiligheidsgordel links achter.
G.
Airbag vóór aan passagierszijde uit-
geschakeld.
H.
Airbag vóór aan passagierszijde actief.
131
Kinderbeveiliging
(vergrendelen achterportieren)
Het branden van een lampje geeft de
status van de desbetreffende functie
aan.
123
Page 34 of 328

32
CO
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent. De schakelaar in het
dashboardkastje staat in de
stand " OFF
".
De frontairbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
In dit geval kunt u een
kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen. Zet de schakelaar in de stand " ON
" om de
frontairbag aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen
kinderzitje met de "rug in de rijrichting".
(ESP/ASR)
permanent. De toets (links onder op het
dashboard) of de draaiknop
van de "Grip control" is
geactiveerd. Het bijbehorende
verklikkerlampje brandt.
De functie ESP/ASR is
uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie ESP/ASR te
activeren of zet de draaiknop "Grip control" op
ESP. Het verklikkerlampje dooft.
Het systeem wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld bij snelheden hoger dan
ongeveer 50 km/h.
De functie ESP/ASR wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Page 38 of 328

36
CO
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Laadstroom
accu
permanent.
Er is een storing in het
laadstroomcircuit van de accu
(vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo
ontspannen of gebroken...). Het lampje moet bij het starten van de motor
uitgaan. Parkeer de auto op een veilige plek.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het
geval is.
Een of meer
portier
e
n
geopend
permanent, bij een snelheid
lager dan 10 km/h.
Een portier, de achterklep,
het onderste deel van de
achterklep of de motorkap
(uitsluitend met alarm) is niet
goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent in combinatie
met een geluidssignaal,
bij een snelheid hoger
dan 10 km/h.
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
of
losgemaakt.
permanent, en
knippert vervolgens in
combinatie met een
in volume toenemend
geluidssignaal. De bestuurder en/of de
voorpassagier heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt of losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast
in de gesphouder.
Airbags
tijdelijk. Het lampje brandt gedurende
enkele seconden en dooft als
het contact wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt
gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in
een van de airbags
of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Aanwezigheid
water in
brandstof
permanent. Er bevindt zich water in het
brandstoffi lter.
Risico van beschadiging van het
inspuitsysteem bij dieselmotoren.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 116 of 328

11 4
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de stoel in de achterste
stand van de voor-/achterwaartse verstelling
worden gezet, in de hoogste stand en met
de rugleuning rechtop en mag de airbag aan
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.
Let erop dat de veiligheidsgor-
del goed aansgespannen is.
Passagiersstoel in de hoogste stand
en zo ver mogelijk naar achteren.
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje voor het ver-
voeren met de rug in de rijrichting op de
passagiersstoel voor
wordt geplaatst,
moet de airbag aan passagierszijde zijn
uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan
het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken
.
KINDERZITJE OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR
Page 117 of 328

11 5
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
Airbag aan passagierszijde OFF
Raadpleeg de rubriek "Airbags"
in het hoofdstuk "Veiligheid"
voor meer informatie over het
uitschakelen van de airbag.
Raadpleeg de voorschriften op de stic-
ker die zich aan beide zijden van de zon-
neklep aan passagierszijde bevindt:
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel
plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Page 121 of 328

119
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed over
de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelverho-
ger met rugleuning te gebruiken voor-
zien van een gordelgeleider ter hoogte
van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht ach-
ter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van
de kinderen achter in de auto. Gebruik de kindersloten om te voor-
komen dat de portieren en de portier-
ruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de portierruiten ach-
ter niet verder dan voor 1/3 deel ge-
opend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te beschermen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet
met het gezicht in de rijrichting op de
passagiersstoel voor worden vervoerd,
behalve als de achterzitplaatsen al be-
zet zijn door andere kinderen of als de
achterbank niet bruikbaar, neergeklapt
of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de voorstoel wordt ge-
plaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken. De onjuiste bevestiging van een kin-
derzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar bij een aanrijding.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel moge-
lijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kin-
derzitje met de veiligheidsgordel voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen
het kinderzitje is gespannen en dat
de gordel het kinderzitje stevig op zijn
plaats houdt. Schuif de stoel indien
nodig naar voren.
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht
in de rijrichting" voor dat de rugleu-
ning van het zitje tegen de rugleuning
van de stoel van de auto aandrukt en
dat de hoofdsteun geen belemmering
vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig op
om te voorkomen dat de hoofdsteun
door de auto vliegt bij krachtig afrem-
men.