reset PEUGEOT 3008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 3008, Model: PEUGEOT 3008 2018Pages: 360, PDF Size: 12.49 MB
Page 70 of 360

68
Sluiten
Als het dak gedeeltelijk of volledig
geopend is:
F
d
ruk om het dak volledig te sluiten
kort op het voorste deel van de
schakelaar B , tot voorbij het zware
punt.
Als u nogmaals op deze schakelaar
drukt, wordt de beweging onderbroken.
F Houd het voorste deel van de schakelaar B ingedrukt, zonder het zware punt te
passeren: het dak sluit en stopt als u de
schakelaar loslaat.
Laat de auto nooit achter met geopend
schuif-/kanteldak.
Antiklemvoorziening
Als het dak tijdens het sluiten op een obstakel
stuit, wordt de beweging automatisch
omgedraaid.
De antiklemvoorziening werkt doeltreffend tot
een snelheid van 120 km/h.
Resetten
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu, bij een storing van het schuif-/kanteldak
of bij het schokkerig bewegen er van, moet het
schuif-/kanteldak worden gereset:
F
d
ruk op het achterste deel van de schakelaar B
tot het schuif-/kanteldak volledig is geopend,
F
h
oud het achterste deel van de schakelaar B
gedurende ten minste 3 seconden ingedrukt.
Controleer geregeld de staat van de rubbers
van het schuif-/kanteldak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren, enz.).
Zorg er bij het wassen van de auto in een
wasstraat of met een hogedrukreiniger voor
dat het dak volledig is gesloten en houd de
spuitmond van de hogedrukreiniger altijd op
meer dan 30 cm van de rubbers.
Openen en sluiten van het
zonnescherm
Het sluiten van het zonnescherm is afhankelijk van
de stand van het schuif-/kanteldak: het scherm
kan slechts tot het voorste gedeelte van het
beweegbare deel van het dak worden gesloten.
Openen
F Druk op het achterste deel van de schakelaar A , tot voorbij het zware
punt; het zonnescherm wordt
volledig geopend.
Als u nogmaals op deze schakelaar
drukt, wordt de beweging onderbroken.
Sluiten
F Druk op het voorste deel van de schakelaar A , tot voorbij het zware
punt; het zonnescherm wordt
volledig gesloten.
Als u nogmaals op deze schakelaar
drukt, wordt de beweging onderbroken.
Antiklemvoorziening
Als het zonnescherm tijdens het sluiten op een
obstakel stuit, wordt de beweging automatisch
omgedraaid.
Als het dak gedeeltelijk of volledig geopend is:
F
d
ruk om het dak te sluiten tot de volledig
opengekantelde stand kort op het voorste
deel van de schakelaar B , zonder het zware
punt te passeren.
F
d
ruk om het dak volledig te sluiten
nogmaals op het voorste deel van de
schakelaar B .
Als het dak gedeeltelijk of volledig is
opengekanteld:
F
d
ruk om het dak volledig te sluiten kort
op het voorste deel van de schakelaar B ,
zonder het zware punt te passeren. F
H
oud het achterste deel van de schakelaar
A ingedrukt, zonder het zware punt te
passeren: het zonnescherm opent en stopt
als u de schakelaar loslaat.
F
H
oud het voorste deel van de schakelaar
A ingedrukt, zonder het zware punt te
passeren; het zonnescherm sluit en stopt
als u de schakelaar loslaat.
Toegang tot de auto
Page 71 of 360

69
Resetten
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu, bij een storing van het zonnescherm of
bij het schokkerig bewegen er van, moet het
scherm worden gereset:
F
d
ruk op het achterste deel van de schakelaar
A tot het scherm volledig is geopend,
F
h
oud het achterste deel van de schakelaar A
gedurende ten minste 3 seconden ingedrukt.
Als tijdens het gelijktijdig sluiten van het
schuif-/kanteldak en het zonnescherm, het
zonnescherm het dak dreigt in te halen,
houdt het scherm op te bewegen tot het
schuif-/kanteldak volledig is gesloten.
Als u bij het vergrendelen van de auto
de vergrendelknop ingedrukt houdt,
worden de ruiten en het schuif-/kanteldak
gelijktijdig gesloten. Vervolgens wordt ook
het zonnescherm gesloten. Het sluiten
stopt als u de vergrendelknop loslaat.
Laat, zelfs als u de auto slechts voor een
korte tijd verlaat, de elektronische sleutel
nooit in de auto achter.
Als er iets klem komt te zitten tijdens de
bediening van het schuif-/kanteldak of het
zonnescherm, moet u de beweging er van
omdraaien door op de desbetreffende
schakelaar te drukken.
De bestuurder moet zich er van vergewissen
dat de passagiers het schuif-/kanteldak en
het zonnescherm correct bedienen.
Let vooral op kinderen tijdens het
bedienen van het schuif-/kanteldak of het
zonnescherm.
2
Toegang tot de auto
Page 172 of 360

170
Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden aan
deze accu uitsluitend uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu.
Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid van de
bestuurder niet door het systeem kan
worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die
van het reser vewiel). Doe dit ook voordat u
een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
verslechtert de wegligging, verlengt de
remafstanden en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder ongunstige
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, lange ritten).
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker met
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie van
de auto .
Bandenspanning controleren
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn (de
auto staat langer dan een uur stil of er is minder
dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden moet de
bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker vermelde spanning met 0,3 bar worden
verhoogd.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
Waarschuwing te lage bandenspanning
Deze waarschuwing wordt aangegeven door
permanent branden van het lampje, een
geluidssignaal, afhankelijk van de aangebrachte
uitrusting en een melding op het scherm.
F Verminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Z
et de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Een te lage bandenspanning is niet altijd
aan de band te zien.
Een visuele controle is dus niet
voldoende.
Rijden
Page 173 of 360

171
F Controleer als u een compressor in de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld.
F
R
ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(afhankelijk van de uitvoering).
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem wordt gereset.
Resetten
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten. Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
Monochroom display C
Deze functie kan worden gereset via
het menu "
Persoonlijke instelling
– configuratie " van het scherm.
Touchscreen
Het resetten van de functie kan
worden uitgevoerd via het menu
Auto/Rijden van het touchscreen.
F
S
electeer het menu "
Parameters van de
auto instellen ".
F
S
electeer het menu "
Hulp bij het rijden".
F
S
electeer het menu "
Banden oppompen ".
F
Sel
ecteer de functie "
Resetten".
F
Sel
ecteer "
Ja" om te bevestigen.
Het resetten wordt bevestigd door een
geluidssignaal. F
S
electeer in het menu het tabblad
" Voertuiginstellingen ".
F
S
electeer op deze pagina de functie
" Bandenspan.contr. ".
F
Sel
ecteer "
Ja" om te bevestigen.
Er klinkt een geluidssignaal en er wordt een
melding weergegeven om aan te geven dat het
resetten is gelukt.
Storing
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voorafgaand aan
werkzaamheden aan het systeem altijd
eerst de spanning van de vier banden en
reset het systeem vervolgens.
Als het lampje te lage bandenspanning gaat
knipperen en vervolgens blijft branden in
combinatie met het lampje Ser vice, wijst dit op
een storing in het systeem.
Er verschijnt een melding in combinatie met
een geluidssignaal.
6
Rijden
Page 195 of 360

193
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met
een snelheid van meer dan 65 km/h
zonder dat hij een pauze heeft genomen.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15
minuten stil met draaiende motor,
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet. -
h
et contact is enkele minuten afgezet
geweest,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Waarschuwing
oplettendheid bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Signaal rijtijd" aangevuld met het systeem
"Waarschuwing oplettendheid bestuurder".
Na drie waarschuwingen van het eerste niveau,
activeert het systeem een nieuwe waarschuwing
met de melding " Las een rustpauze in! ", in
combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
Wanneer volgens het systeem het gedrag
van het voertuig wijst op vermoeidheid of
onoplettendheid van de bestuurder, wordt het
eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door
de melding " Voorzichtig! ", in combinatie met
een geluidssignaal. Met behulp van een boven aan
de voorruit geplaatste camera
beoordeelt het systeem de
waakzaamheid van de bestuurder
door afwijkingen in de koers
van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden van meer dan 65 km/h).
6
Rijden
Page 245 of 360

243
F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
Alleen de 12V-aansluitingen voorin en in
de bagageruimte mogen worden gebruikt
om de compressor aan te sluiten.
De 12V-aansluiting aan de achterzijde van
de middenconsole is niet geschikt voor dit
gebruik.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting in de auto.
F
Z
et het contact aan. Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
Als na 7 minuten de druk niet 2 bar is, is
de band niet te repareren; neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder
te
laten helpen.F
Z et, zodra de gewenste bandenspanning is
bereikt, de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.
Rijd met een gerepareerde band niet
meer dan 200 km; neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de band
te
laten vervangen.
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem .
F Schakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die is aangegeven
op de bandenspanningssticker van de
auto. Om de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van de
compressor, bij de aansluiting op het ventiel.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
In het geval van een lekke band kunt u het wiel
met het bij de auto geleverde gereedschap
verwisselen volgens de onderstaande
procedure.
8
In geval van pech
Page 310 of 360

38
Instellingen
VR A AGANTWOORDOPLOSSING
Na het instellen van de bassen en hoge tonen wordt
de instelling van de equalizer opgeheven.
Als u de instelling van de equalizer wijzigt, worden de
instellingen van de bassen en de hoge tonen gereset.De instelling van de equalizer is gekoppeld aan
de bassen en hoge tonen.Wijzig de instelling van de bassen en de
hoge tonen of de equalizer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de balans wordt de
geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden
de instellingen van de balans uitgeschakeld.De geluidsverdeling is gekoppeld aan de
balans.Stel de balans in of kies een geluidsverdeling
naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de
verschillende geluidsbronnen. Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen
de audio-instellingen worden aangepast
aan verschillende geluidsbronnen, die
hoorbare verschillen kunnen genereren bij het
veranderen van de bron.Controleer of de audio-instellingen zijn
afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt.
Het is raadzaam de audiofuncties (Bass,
Treble, Balans) in de middelste stand te zetten,
de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de
functie Loudness in de stand "Actief " te zetten
bij gebruik van de CD-speler en in de stand
"Inactief " bij gebruik van de radio.
Na het afzetten van de motor wordt het
systeem na enkele minuten automatisch
uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem nog
werken zolang de laadtoestand van de accu dat
toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op de eco-mode
om de laadtoestand van de accu op peil te houden.Start de motor om de laadstroom van de accu
te verhogen.
Ik kan de datum en tijd niet instellen. De datum en tijd kunnen alleen worden
ingesteld als u de synchronisatie met de
satellieten deactiveert.Menu instellingen/Opties/Datum en tijd
instellen. Selecteer het tabblad "Tijd" en
deactiveer de "GPS-synchronisatie" (UTC).
PEUGEOT Connect Nav
Page 332 of 360

22
Instellingen
VR A AGANTWOORDOPLOSSING
Na het instellen van de bassen en hoge tonen
wordt de instelling van de equalizer opgeheven.
Na het wijzigen van de instellingen voor de
equalizer wordt de instelling van de bassen en
hoge tonen gereset. De instelling van de equalizer is gekoppeld aan
de bassen en hoge tonen.
Wijzig de instelling van de bassen en de
hoge tonen of de equalizer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de balans wordt de
geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling
worden de instellingen van de balans
uitgeschakeld. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de
balans.
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling
naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de
verschillende geluidsbronnen. Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen
de audio-instellingen worden aangepast aan
verschillende geluidsbronnen die hoorbare
verschillen kunnen genereren bij het
veranderen van de bron.Controleer of de audio-instellingen zijn
afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt.
Zet de audiofuncties in de middelste stand.
Na het afzetten van de motor wordt het
systeem na enkele minuten automatisch
uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem
nog werken zolang de laadtoestand van de
accu dat toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het
systeem na een bepaalde tijd automatisch over
op de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.Zet het contact aan om de laadstroom van de
accu te verhogen.
PEUGEOT Connect Radio
Page 354 of 360

274
Opbergvakken portieren .................................96
O penen achterklep ................................... 51, 61
Openen brandstofvulklep
............................. 2
16
Openen motorkap
................................. 22
6-227
Openen portieren
...................................... 51, 6 0
Openen ruiten
................................................. 48
Opschakelindicator
....................................... 167
Overzicht zekeringen
.................................... 256
P
Panoramisch schuif-/kanteldak ......................67
P arfumeur (element) ..............................10 0 -101
Park Assist
...............................
.............209 -210
Parkeerhulp achter
....................................... 202
Parkeerhulp achter met grafische weergave en geluidssignalen
..... 2
02
Parkeerhulp vóór
........................................... 203
Parkeerlichten
............................... 111, 2 4 8 , 2 5 0
Persoonlijke instellingen
................................... 9
P
EUGEOT Connect Nav ...................................1
PEUGEOT Connect Radio
...............................1
P
lafonniers
............................................. 102-103
Portieren
......................................................... 60
Portieren sluiten
............................. 49, 51-52, 61
Portieren vergrendelen
...................................62
Profielen
.................................................... 30, 16
Programmeerbare verwarming
......................92
Pyrotechnische gordelspanners
...................132
R
Radio ......................................... 21, 24, 6, 9, 4-5
Radiozender ...................................... 2
1-22, 6, 4
RDS ........................................................ 21-22, 7
Regelmatige controles ..........................231-233
Regeneratie roetfilter
.................................... 2
32
Rembekrachtigingsysteem
...........................124
Remblokken
.......................................... 232-233
Remlichten
...............................
.....................250
Remmen
..................................... 14-15, 232-233
Remschijven .......................................... 232-233
Reservewiel
..................233, 238-240, 243 -244
Resetten bandenspanningscontrolesysteem ...171Resetten van het traject .................................. 37
R ichtingaanwijzers ...........25, 111, 248 -251, 249
Rijadviezen
..............................
..............151-152
Rijden
........................................................ 70 -71
Rijstrookcontrolesystemen
...........................124
Rijverlichting
................................................. 109
Roetfilter
...............................
..................231-232
Ruitbediening
...............................
...................65
Ruitensproeier achter
...................................11 8
Ruitensproeierreservoir
................................231
Ruitensproeiers vóór ..................................... 11 8
Ruitenwisser achter
...................................... 11 8
Ruitenwisserbladen vervangen
..... 1
19, 252-253
Ruitenwissers
............................ 2 4 , 117, 11 9 -12 0
Ruitenwisserschakelaar
......................... 11
7-12 0
S
Schakelaars stoelverwarming ........................75
Schakelen handgeschakelde versnellingsbak
.................................... 160 -161
SCR (Selective Catalytic Reduction)
............234
Selectiehendel
....................................... 16
1-165
Selectiehendel automatische transmissie
.......................................... 161-165Serienummer auto
........................................
269
Sfeerverlichting
....................................... 3
6, 103
Signalering onoplettendheid
.................. 19
2-193
Sjorogen
........................................................
105
Skiluik
............................................................
105
Slepen van een auto .....................................
261
Sleutel
.......................................................
48, 54
Sleutel met afstandsbediening
.....................
152
Sleutel niet herkend
...............................
15 6 -157
SMS
.................................................................
28
Sneeuwkettingen
.................................. 17
0, 2 2 5
Sneeuwschermen
......................................... 2
24
Snelheid opslaan
.......................................... 17
2
Snelheidsbegrenzer
....................... 17
2 , 174 -17 7
Snelheidslimietherkenning
....................
172-173
Snelheidsregelaar
.........................
172 , 174 -175 ,
.............................................
178 -18 4, 187, 189
Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning
...................
174 -175
Spaarfase
......................................................
223
Spraakcommandos
......................................
5 -10
Startblokkering, elektronische
................
5 4, 152
Starten ........................................................... 258
Starten dieselmotor
......................................
218
Starten van de motor
........
2
7, 151-15 5, 161-16 5
Stilzetten van de auto .......
27, 151-15 5, 161-16 5
Stoelen verstellen
...............................
.......
71-73
Stoelverwarming
...............................
..............
75
Stop & Start
............................
23 -24, 38, 83, 90, .............................
167-169, 216, 226, 231, 261
Streaming audio Bluetooth .....................24, 9, 9
Stuurkolomschakelaars
......................... 16
1-165
Stuurverstelling
............................................... 76
St
uurwiel (verstellen)
......................................76
S
upervergrendeling
..................................49, 52
Synchroniseren afstandsbediening
................56
Trefwoordenregister