PEUGEOT 3008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 3008, Model: PEUGEOT 3008 2018Pages: 360, PDF Size: 12.49 MB
Page 251 of 360

249
Gloeilamp van richtingaanwijzer
vervangen (uitvoering met
halogeenkoplampen)
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzers (links of rechts)
betekent dat één of meerdere gloeilampen
aan die zijde defect zijn.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
F
D
raai de gloeilamp een kwartslag, trek deze
eruit en plaats een nieuwe.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.
De oranje gloeilampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties. Sluit bij montage de beschermkap
zorgvuldig om zo de lamp lekdicht te
maken.
Lampen dimlicht vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
F
T
rek de lamp naar achteren om deze los te
maken.
F
V
ervang de gloeilamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Lampen grootlicht vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
8
In geval van pech
Page 252 of 360

250
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Zijknipperlichten (LED's)
Instapverlichting (LED's)
Achterlichten
1.Remlichten (LED).
2. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED)
3. Richtingaanwijzer (WY16W oranje).
4. Achteruitrijlichten (W16W).
5. Mistachterlicht (P21W).
LED: light-emitting diode.
Lampen van mistlampen
vervangen (uitvoering met
halogeenlampen)
F Steek een platte schroevendraaier in het gaatje van het sierdeel.
F
W
ip het sierdeel van de mistlamp los.
F
G
ebruik een Torx-schroevendraaier om de
twee bevestigingsschroeven van de module
te verwijderen.
F
N
eem de module uit de behuizing. F
N
eem de stekker van de lamphouder los.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
V
ervang het geheel.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
In geval van pech
Page 253 of 360

251
Richtingaanwijzers (op de
schermen)
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Achteruitrijlichten (op de achterklep)
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
F
O
pen de achterklep en ontgrendel het
afdekpaneel aan de betreffende zijde.
F
D
raai de bevestigingsbout van de lampunit
los met een 10 mm pijpsleutel.
F
L
eg eerst een doek onder de moer
om te voorkomen dat hij achter het
bekledingspaneel van het scherm valt.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar
buiten.
F Verwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig door hem naar achteren en vervolgens
omhoog te trekken.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
raai met een combinatietang de lamphouder
een kwart omwenteling en verwijder hem.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem. F
O
pen de achterklep en steek ver volgens een
platte schroevendraaier in de uitsparing om
het afdekpaneel aan de desbetreffende zijde
los te maken.
F
D
raai de bevestigingsbout van de lampunit los
met een 10 mm pijpsleutel.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar buiten.
F Verwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig door hem naar achteren te
trekken.
F
N
eem de stekker van de lampunit los door
hem aan beide zijden in te drukken.
F
D
raai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder hem.
F
T
rek de lamp los en ver vang hem.
8
In geval van pech
Page 254 of 360

252
Raak de uitlaat niet aan indien u de lamp
kort na het afzetten van het contact
ver vangt; dit met het oog op mogelijke
brandwonden.
Derde remlicht (LED’s)Kentekenplaatverlichting
F Steek een kleine schroevendraaier in de spleet van het lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
V
erwijder het lampglas.
F
T
rek de lamp eruit en ver vang deze.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Voordat u een wisserblad
vóór demonteert
Verwijderen
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het ruitenwisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan en klik het vast.
F
L
eg de ruitenwisser voorzichtig op de
voorruit.
Mistachterlichten
Deze lampen zijn te ver vangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper:
F
s
teek uw hand onder de bumper,
F
d
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze,
F
d
raai de gloeilamp een kwartslag, trek deze
eruit en plaats een nieuwe.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren. F
B
edien de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut na het afzetten van het contact
om de ruitenwissers naar het midden van de
voorruit (onderhoudsstand) te verplaatsen.
In geval van pech
Page 255 of 360

253
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar
om de ruitenwissers in de ruststand te
zetten.
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het deksel van de zekeringkast.
F Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.
F
V
erwijder het deksel en keer het om,
F
H
aal de tang uit de houder. F
O
pen het dashboardkastje.
F
D
ruk op de middelste hendel van de deksel
van de zekeringkast.
F
L
aat de deksel volledig omlaag.
F
H
aal de tang uit de houder.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F
d e oorzaak van de storing op te sporen en
te (laten) verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten en het contact af te
zetten,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de actuele zekeringtabellen en
schema's. Bij het werken aan een zekering moet u:
F
d
e speciale tang gebruiken om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en moet
u controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
e
en defecte zekering altijd vervangen door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(dezelfde kleur); een afwijkende
stroomsterkte kan storingen veroorzaken
(brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat
dan het elektrische systeem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de zekeringtabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
8
In geval van pech
Page 256 of 360

254
GoedDefect
Ta n g
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden, en
niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als
het totale stroomverbruik van alle extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
Zekeringen in het
dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Om toegang tot de zekeringen te krijgen, dient
u dezelfde procedure te volgen als beschreven
in de gereedschapsset voor het ver vangen van
zekeringen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer meer informatie over de toegang tot de
gereedschapsset .
In geval van pech
Page 257 of 360

255
Versie 1 (Full)
Kast 1Zekeringnr.
Stroomsterkte (A)Functies
F1 3 AKeyless entry and start
F2 5 AMultifunctionele display.
F5 5 AAchteruitrijcamera, parkeerhulp.
F7 10 AHifi-versterker.
F8 20 ARuitenwisser achter.
F10 30 ASloten.
F11 30 ASloten.
F17 10 A12V-aansluiting bagageruimte.
F18 5 ANoodoproep en pechhulpoproep.
F22 3 AVerlichting dashboardkastje.
F26 3 A
Display verklikkerlampje veiligheidsgordels niet vastgemaakt.
F273 ARegen- en zonnesensor.
F31 5 AAirbags.
F33 15 A12V-aansluiting vóór
F35 5 AInstrumentenpaneel.
F36 20 AAutosysteem, touchscreen, CD-speler, audio- en
navigatiesysteem.
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F17 10 AZitposities in het geheugen opslaan
Kast 2
8
In geval van pech
Page 258 of 360

256
Versie 2 (Eco)
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F4 15 AClaxon.
F5 20 ARuitensproeierpomp voor.
F6 20 ARuitensproeierpomp achter.
F7 10 A12V-aansluiting.
F8 20 ARuitenwisser achter.
F10 30 ASloten.
F11 30 ASloten.
F14 5 AAlarmsignaal.
F17 5 AInstrumentenpaneel.
F22 3 ARegen- en zonnesensor.
F24 5 AAchteruitrijcamera, parkeerhulp.
F25 5 AAirbags.
F27 5 AAlarm.
F28 5 ANoodoproep en pechhulpoproep.
F29 20 AAutosysteem, touchscreen, CD-speler, audio- en
navigatiesysteem.
F32 15 AA a n s t e ke r.
F36 5 AVerlichting dashboardkastje.
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak de twee vergrendelingen A los.
F
V erwijder het deksel.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel en zet de twee
vergrendelingen A vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
In geval van pech
Page 259 of 360

257
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
Versie 1 (Full)
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F14 15 ARuitensproeierpomp.
F15 5 AStuurbekrachtiging.
F20 25 ARuitensproeierpomp.
F22 15 AClaxon.
F23 15 AGrootlicht rechts.
F24 15 AGrootlicht links.
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F8 30 AEmissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue).
F12 15 AAutomatische transmissie.
F14 5 AAutomatische transmissie.
Versie 2 (Eco)
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F16 25 AMistlampen vóór.
F18 10 AGrootlicht rechts.
F19 10 AGrootlicht links.
Kast 1
Kast 2
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
8
In geval van pech
Page 260 of 360

258
Toegang tot de accuStarten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de (+) klem niet los bij draaiende
motor.
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de (+) klem:
F
o
ntgrendel de motorkap met de interne
code en ver volgens de externe code;
F
t
il de motorkap op en plaats de
motorkapsteun.
Pluspool (+) .
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-) .
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt. F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
In geval van pech