PEUGEOT 3008 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: 3008, Model: PEUGEOT 3008 2022Pages: 292, PDF Size: 9.42 MB
Page 91 of 292

89
Veiligheid
5Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over
de identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat
u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires:
– Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT
voorkomen, kan tot een
hoger stroomverbruik leiden en kan storingen
in het elektrische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot
de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden aan het
PEUGEOT
-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is over
geschikt gereedschap (kans op storingen in
de elektronische systemen die kunnen leiden
tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld als dit
voorschrift niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT
zijn voorzien of toegestaan, of
die niet volgens de technische voorschriften
van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het
vervallen van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire
geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van de
voor montage geschikte zenders opvragen,
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Conformiteitsverklaring voor
radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op
de website http://public.servicebox.peugeot.
com/APddb/.
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op deze rode toets drukt, gaan
alle richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de
mate van remvertraging. Zodra u weer gas geeft,
gaan de alarmknipperlichten uit.
Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door weer
op de toets te drukken.
Page 92 of 292

90
Veiligheid
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (plug-in
hybride)
Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer u
in de stand Electric (100% elektrisch) rijdt.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
de auto rijdt, bij snelheden tot 30 km/h in een
versnelling vooruit of achteruit.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
* In overeenstemmi ng met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst, die u bij een deal\
er kunt opvragen en afhankelijk van de technische
beperkingen van het systeem.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van de "Peugeot Connect SOS" en "Peugeot Connect Assistance".
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijsten z\
ijn ook
beschikbaar op de website voor uw land.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Peugeot Connect SOS
(PE112)
► Druk in geval van nood langer dan 2
seconden op toets 1
.
Het brandende controlelampje en een
spraakbericht bevestigen dat de oproep is
verstuurd naar de hulpdiensten*.
"Peugeot Connect SOS" zoekt onmiddellijk
uw auto en brengt u in contact met de juiste
hulpdiensten**.
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw
indrukt, wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
autogegevens worden verzonden en blijft
branden wanneer de communicatie tot stand is
gebracht.
Als de airbagregeleenheid een aanrijding detecteert, wordt er automatisch een
noodoproep verzonden, ongeacht of de
airbags zijn geactiveerd.
Deze dienst is gratis.
Werking van het systeem
– Het systeem werkt goed als het controlelampje
bij het inschakelen van het contact rood en
daarna groen brandt, en vervolgens uitgaat.
Page 93 of 292

91
Veiligheid
5– Het controlelampje brandt permanent rood: er
is een storing in het systeem.
–
Het lampje knippert rood: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In de laatste twee gevallen kan er mogelijk
geen noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
dealer of een erkende reparateur
.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Gegevensverwerking
De verwerking van persoonsgegevens
door het "Peugeot Connect SOS"-systeem
(PE112) voldoet aan het kader voor
bescherming van persoonsgegevens volgens
Verordening 2016/679 (GDPR) en Richtlijn
2002/58/EC van het Europese parlement
en de Europese Raad, en is specifiek
bedoeld om de belangen van het onderwerp
van de gegevens te beschermen, in
overeenstemming met Artikel 6.1, paragraaf
d) van Verordening 2016/679.
De verwerking van persoonsgegevens
is uitsluitend beperkt tot het beheer van
het "Peugeot Connect SOS"-systeem in
combinatie met het noodnummer 112 voor
Europa.
Het "Peugeot Connect SOS"-systeem is
in staat om alleen de volgende gegevens
met betrekking tot de auto te verzamelen
en te verwerken: chassisnummer, type
(personenauto of bedrijfsauto), type brandstof
of voedingsbron, de drie meest recente
locaties en de rijrichting, en een logbestand
met tijdstempel dat de automatische
inschakeling van het systeem aangeeft.
De verwerkte gegevens worden ontvangen
door noodoproepcentra die door de relevante
nationale autoriteiten zijn aangewezen in
het gebied waarin zij zich bevinden, met
ontvangst op prioriteit en verwerking van
oproepen naar het noodnummer 112.
Gegevensopslag
Gegevens in het geheugen van het
systeem zijn alleen buiten het systeem
toegankelijk als er een oproep wordt
gemaakt. Het systeem is niet traceerbaar en
wordt bij normaal gebruik niet continu in de
gaten gehouden.
De gegevens in het interne geheugen van
het systeem worden automatisch en continu
gewist. Alleen de drie meest recente locaties
van de auto worden opgeslagen.
Wanneer er een noodoproep wordt gedaan,
wordt het gegevenslogbestand maximaal 13
uur opgeslagen.
Toegang tot gegevens
U hebt het recht van toegang tot
de gegevens en kunt waar nodig een
verzoek indienen om de verwerking van
persoonsgegevens die niet zijn verwerkt in
overeenstemming met de voorschriften van
verordening 2016/679 (GDPR) te corrigeren,
te wissen of te beperken. Derden die deze
gegevens hebben ontvangen, moeten op de
hoogte worden gesteld van het corrigeren,
wissen of beperken in overeenstemming met
de hierboven genoemde Richtlijn, tenzij dit
onmogelijk is of onredelijke inspanningen
vereist.
U hebt ook het recht om een
klacht in te dienen bij de relevante
gegevensbeschermingsautoriteit.
Page 94 of 292

92
Veiligheid
Peugeot Connect
Assistance
► Houd bij pech toets 2 langer dan 2 seconden
ingedrukt om hulp in te roepen (dit wordt
bevestigd met een spraakbericht*).
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw
indrukt, wordt de oproep geannuleerd.
In de privacymodus kunt u instellen
hoeveel er wordt gedeeld (gegevens en/
of locatie) tussen uw auto en PEUGEOT.
U kunt dit instellen in het menu Instellingen
op het touchscreen.
Standaard (afhankelijk van de uitrusting) kunt
u de geolocalisatie uitschakelen/inschakelen
door gelijktijdig op de 2 toetsen te drukken
en vervolgens op de toets "Peugeot Connect
Assistance" om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het
PEUGEOT-netwerk hebt gekocht, raden
wij u aan de aanwezigheid van deze diensten
bij het netwerk te laten controleren en
eventueel configureren. In een meertalig land
kunt u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
* Afhankelijk van de geografische dekking van ‘Peugeot Connect SOSPeugeot Connect Assistance’ en van de officiële landstaal die door de eigenaar van
de auto is gekozen.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijsten z\
ijn ook
beschikbaar op de internetsite voor uw land.
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de kwaliteit van
telematicadiensten voor klanten, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem in
de auto te wijzigen.
Indien uw auto is uitgerust met de
Peugeot Connect Packs met het Pack
SOS & Assistance, beschikt u via uw
persoonlijke pagina op de landelijke website
over aanvullende diensten.
Raadpleeg de algemene voorwaarden van
deze diensten voor informatie over het Pack
SOS & Assistance.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat
de volgende systemen:
–
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD).
–
Noodremassistentie (BAS).
–
Antispinregeling (ASR).
– Dynamische stabiliteitsregeling (DSC).
– Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
Antiblokkeersysteem (ABS)/elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
weggedrag van de auto tijdens het remmen en
zorgen ervoor dat u de auto beter onder controle
hebt in bochten, vooral op slechte of natte
wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een
noodstop blokkeren.
De elektronische remdrukregelaar (EBD) regelt
de remdruk op elk afzonderlijk wiel.
►
W
anneer er in een noodgeval moet
worden geremd, trap het pedaal dan stevig in
en houd die druk vast.
Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het rempedaal voelen; dit is normaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig
en met een matige snelheid.
Page 95 of 292

93
Veiligheid
5Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS
gaat branden, in combinatie met een melding en
een geluidssignaal, dan is er een storing in de
EBD.
Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de wielen (banden en velgen)
moeten worden vervangen, zorg er dan
voor dat er wielen worden gemonteerd die
voor uw auto zijn goedgekeurd.
Na een aanrijding
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem beperkt de afstand bij een noodstop
door de remdruk te optimaliseren.
Het wordt geactiveerd in verhouding tot de
snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingedrukt. Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt en dat
de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Intelligent Traction Control
Afhankelijk van de uitvoering is de auto uitgerust
met een systeem dat zorgt voor extra tractie
op besneeuwde wegen: Intelligent Traction
Control.
Deze functie signaleert situaties met weinig grip,
zoals wegrijden en voortbewegen van de auto
in verse en diepe sneeuw of over platgereden
sneeuw.
In dergelijke omstandigheden zorgt dit systeem
dat de voorwielen minder doorslippen, voor een
optimale grip en bestuurbaarheid.
Bij gladheid raden wij u aan om op
winterbanden te rijden.
Antispinregeling (ASR) / Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
De antispinregeling (of tractieregeling)
optimaliseert de tractie door het motorkoppel
te regelen en de remmen van de aangedreven
wielen te bedienen om te voorkomen dat een
of meerdere wielen gaan spinnen. Bovendien
verbetert dit systeem de koersstabiliteit van de
auto.
Als er een verschil is tussen de koers van
de auto en de door de bestuurder gewenste
koers, grijpt de dynamische stabiliteitsregeling
automatisch in op het motorkoppel en remt
een of meerdere wielen af zodat de auto weer de juiste koers volgt, in zoverre dit binnen de
natuurkundige wetten mogelijk is.
Deze systemen worden automatisch geactiveerd
zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen worden geactiveerd bij
een probleem met de grip of de koers van
de auto (het waarschuwingslampje knippert op
het instrumentenpaneel).
Uitschakelen/weer inschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
bijvoorbeeld vastzit in modder of sneeuw, of in
mulle grond) kan het nuttig zijn om het ASR-
systeem uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.
Schakel het systeem weer in zodra er weer
voldoende grip is.
Dit kan worden ingesteld via het menu
Rijverlichting/Auto van het touchscreen.
Dit controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en er
wordt een melding weergegeven om het
uitschakelen te bevestigen.
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld telkens als het contact wordt
aangezet of als er een snelheid van meer dan
50
km/h wordt bereikt.
Bij een snelheid lager dan 50 km/h moet
handmatig opnieuw worden ingeschakeld.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
Page 96 of 292

94
Veiligheid
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer
veiligheid tijdens het rijden. Dat betekent
echter niet dat de bestuurder meer risico's
mag nemen of hard mag rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen leiden
(regen, sneeuw, ijzel) wordt de kans dat de
wielen hun grip verliezen groter. Het is voor
uw veiligheid dus van het grootste belang dat
de systemen altijd zijn ingeschakeld, zeker
als de omstandigheden gevaarlijker worden.
Deze systemen kunnen alleen goed werken
als de aanbevelingen van de fabrikant
met betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem
en elektronische onderdelen, en de
montageprocedures die door een PEUGEOT-
dealer worden toegepast worden gevolgd.
We raden het gebruik van winter- of all
season-banden aan om ervoor te zorgen
dat deze systemen ook onder winterse
omstandigheden goed blijven werken. Alle
vier de wielen moeten worden voorzien van
banden die zijn goedgekeurd voor uw auto.
Alle bandenspecificaties staan op de
banden-/laksticker vermeld. Zie het
betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de identificatie.
Aanhangerstabiliteits- controle (TSA)
Bij het trekken van een aanhanger vermindert dit
systeem de kans op slingeren van de auto en de
aanhanger.
Werking
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als
het contact wordt aangezet.
Het elektronische stabiliteitssysteem (ESC) moet
storingsvrij zijn.
De rijsnelheid moet tussen 60 en 160
km/h
liggen.
Als het systeem detecteert dat de aanhanger slingert, worden de remmen
ingeschakeld om de aanhanger te stabiliseren
en wordt indien nodig het motorvermogen
verlaagd om de snelheid van de auto te verlagen
(dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat knipperen en de
remlichten gaan branden).
Zie voor meer informatie over gewichten en
aanhangergewichten het hoofdstuk Technische
gegevens en aanhangergewichten of het
kentekenbewijs van uw auto.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over veilig rijden met een trekhaak.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Verlaag de snelheid en rijd voorzichtig wanneer
u verder wilt rijden met de aanhanger.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Het stabiliteitscontrolesysteem voor de
aanhanger biedt extra veiligheid onder
normale rijomstandigheden, wanneer de
aanbevelingen voor gebruik van aanhangers
en de geldende wetgeving in uw land in acht
worden genomen. Dit moet de bestuurder niet
aanmoedigen om extra risico's te nemen,
zoals op een onjuiste manier een aanhanger
gebruiken (bijvoorbeeld met te veel belasting,
een te hoge kogeldruk, versleten banden,
banden met een lage bandenspanning of een
defect remsysteem) of te snel rijden.
In bepaalde gevallen neemt het systeem niet
waar dat de aanhanger gaat slingeren, vooral
met een lichte aanhanger.
Wanneer u op een glad of slecht wegdek
rijdt, kan het systeem niet voorkomen dat de
aanhanger slingert.
Page 97 of 292

95
Veiligheid
5Advanced Grip Control
Deze specifieke en gepatenteerde
antispinregeling verbetert de grip op
ondergronden met sneeuw, modder en zand.
Voor optimale grip bij sneeuw raden wij
aan om de auto van winterbanden te
voorzien.
Neem voor een optimale werking van het
systeem contact op met een PEUGEOT-
dealer voor het kiezen van de beste banden.
Voorschriften
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor
gebruik op verharde wegen, maar u kunt
er ook mee uit de voeten op minder goed
begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto en is niet
ontworpen voor gebruik onder de volgende
omstandigheden:
–
Rijden op terrein waarbij de onderzijde van
de auto beschadigd kan raken of elementen
los kunnen raken (zoals een brandstofleiding
of brandstofkoeler) door obstakels of stenen.
–
Rijden op terrein met steile hellingen en
weinig grip.
–
Rijden door water
.
Bedieningsstanden
Sneeuw
Deze stand past continu het spinnen van de
wielen aan voor maximale tractie op basis
van de sneeuwcondities (veel wielspin bij
dikke sneeuw, heel weinig op ijs). Het spinnen
van de wielen wordt ook aangepast aan de
omstandigheden bij heuvelop rijden door het
accelereren van de auto te optimaliseren.
(regeling actief tot 80 km/h)
Stand
In deze stand wordt bij het wegrijden veel
wielslip toegestaan bij het wiel met de minste
grip, zodat de modder van de band wordt
verwijderd en het wiel vervolgens weer grip
krijgt. Tegelijkertijd wordt zo veel mogelijk koppel
naar het wiel met de meeste grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de
wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 50
km/h)
Zand
In deze stand kunnen de twee aangedreven
wielen tegelijkertijd iets spinnen, zodat de auto
vooruit kan rijden en niet vast komt te zitten in
het zand.
(regeling actief tot 120 km/h)
Gebruik geen andere standen in zand,
anders bestaat de kans dat de auto vast
komt te zitten.
Met een handgeschakelde
versnellingsbak
► Draai aan de selectieknop om de
stand te kiezen die past bij de betreffende
rijomstandigheden.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat er
een lampje branden en wordt er een melding
weergegeven om uw keuze te bevestigen.
Normaal (ESP)
Telkens wanneer u het contact uitschakelt, gaat het systeem
automatisch terug naar deze stand.
Sneeuw
Modder
Zand
Page 98 of 292

96
Veiligheid
ESC UIT
Uitschakelen van het ASR- en
DSC-systeem.
De ASR en het DSC grijpen niet meer in
op de werking van de motor en het
remsysteem als de auto uit de koers raakt.
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld bij een snelheid van 50 km/h of
als het contact opnieuw wordt ingeschakeld.
Met automatische
transmissie
► Druk op de toets DRIVE MODE; de
verschillende standen worden op het
instrumentenpaneel weergegeven.
►
Selecteer "
Sneeuw", "Stand" of "Zand"
afhankelijk van de context.
De gekozen stand wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
► Selecteer de stand " Normaal " of een andere
rijstand om deze uit te schakelen.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd
bij het afzetten van het contact.
Hill Assist Descent
Control
Systeem voor Hill Assist Descent Control
voor middelhoge tot hoge hellingen, op asfalt
of andere wegoppervlakken (zoals grind of
modder).
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden van
de auto en de kans dat de auto te veel vaart
maakt tijdens het vooruit of achteruit afdalen.
Wanneer de auto van een helling rijdt,
ondersteunt dit systeem de bestuurder,
afhankelijk van de ingeschakelde versnelling,
bij het wegrijden en constant houden van
de snelheid door geleidelijk de remdruk te
verminderen.
Het systeem werkt alleen bij hellingen
van meer dan 5%.
Het systeem kan worden gebruikt met de
versnellingsbak in de neutraalstand.
Het is echter raadzaam om een voor de
rijsnelheid geschikte versnelling in te
schakelen om te voorkomen dat de motor
afslaat.
Bij een automatische transmissie kan het
systeem worden gebruikt als de stand N, D of
R is geselecteerd.
Als het systeem in werking treedt, wordt het Active Safety Brake automatisch
uitgeschakeld.
Het systeem is niet langer beschikbaar
als de snelheid van de auto:
–
Hoger is dan 70
km/h.
–
wordt geregeld door de
Adaptieve
cruise control, afhankelijk van het type
versnellingsbak / transmissie.
Inschakelen
Het systeem is standaard niet geselecteerd.
De status van de functie wordt niet opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
► Houd dez e toets bij snelheden lager
dan 50 km/h ingedrukt totdat het groene
controlelampje gaat branden om het systeem te
selecteren; dit lampje gaat grijs branden op het
instrumentenpaneel.
► Het systeem wordt geactiveerd bij een
snelheid lager dan 30 km/h; dit lampje
gaat groen branden op het instrumentenpaneel.
Page 99 of 292

97
Veiligheid
5► Zodra de afdaling begint, kan de bestuurder
het gaspedaal en het rempedaal loslaten; het
systeem regelt de snelheid:
– Als de eerste of tweede versnelling is
ingeschakeld, neemt de snelheid af en
knippert het controlelampje snel.
–
Als de versnellingsbak in de neutraalstand
staat of het koppelingspedaal wordt ingedrukt,
neemt de snelheid af en knippert het
controlelampje langzaam; in dat geval is de
constante snelheid waarmee wordt afgedaald
lager
.
Wanneer de auto tijdens het afdalen stilstaat en
de bestuurder het gaspedaal en het rempedaal
loslaat, vermindert het systeem de remdruk om
de auto geleidelijk in beweging te brengen.
De remlichten gaan automatisch branden als het
systeem in werking is.
Als de rijsnelheid hoger wordt dan 30
km/h,
wordt de regeling automatisch onderbroken. Het
controlelampje op het instrumentenpaneel brandt
dan weer grijs, maar het groene controlelampje
van de toets blijft branden.
De regeling wordt automatisch hervat zodra de
rijsnelheid lager wordt dan 30
km/h en er aan de
voorwaarden wordt voldaan met betrekking tot
de helling en het loslaten van de pedalen.
U kunt op elk gewenst moment het gaspedaal of
het rempedaal weer intrappen.
Uitschakelen
► Druk op de toets totdat het controlelampje
uit gaat; het controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat ook uit.
Bij een rijsnelheid van meer dan 70
km/h wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel groen branden en wordt er
een melding weergegeven.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels
Oprolautomaat
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die de lengte van de riem
automatisch aanpast aan de lichaamsbouw
van de gebruiker. De veiligheidsgordel wordt
automatisch opgerold als hij niet wordt gebruikt.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in werking
treedt bij een aanrijding, een noodstop of het
over de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan
de riem te trekken en deze weer los te laten,
zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.
Pyrotechnische gordelspanner
Dit systeem verbetert de veiligheid bij een
frontale aanrijding of een aanrijding van opzij.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van
de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt ingeschakeld.
Spankrachtbegrenzer
Dit systeem beperkt de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittenden
wordt getrokken en verhoogt daarmee de
veiligheid.
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk
van de aard en de kracht van de aanrijding,
vóór en onafhankelijk van de airbags
afgaan. Wanneer de gordelspanners worden
geactiveerd, kan er wat onschadelijke rook
en een knal uit komen, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading in het
systeem.
In alle gevallen gaat het controlelampje van
de airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 100 of 292

98
Veiligheid
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Omdoen
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
►
Controleer of de veiligheidsgordel goed is
vastgemaakt door even aan de gordel te
trekken.
Losmaken
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Hoogteverstelling
► Knijp de knop A in en schuif deze in de
gewenste stand om het bevestigingspunt in
hoogte te verstellen.
Veiligheidsgordels achter
Iedere zitplaats achter heeft een
driepuntsveiligheidsgordel met een
oprolautomaat.
De veiligheidsgordels van de buitenste
zitplaatsen zijn voorzien van een gordelspanner
en een spankrachtbegrenzer.
De gordelsluiting van de middelste zitplaats
wordt door een elastische riem horizontaal
gehouden als de middelste veiligheidsgordel niet
wordt gebruikt.
Veiligheidsgordels
zitplaatsen tweede zitrij
achterin
Iedere zitplaats van de tweede zitrij achterin
heeft een driepuntsveiligheidsgordel met een
oprolautomaat.
De veiligheidsgordels van de buitenste
zitplaatsen zijn voorzien van een gordelspanner
en een spankrachtbegrenzer.
Controleer het volgende voordat u
handelingen met de zitplaatsen achterin
uitvoert, om beschadiging van de
veiligheidsgordels te voorkomen:
–
Zijn de buitenste veiligheidsgordels goed
gespannen?