PEUGEOT 3008 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: 3008, Model: PEUGEOT 3008 2022Pages: 292, PDF Size: 9.42 MB
Page 61 of 292

59
Ergonomie en comfort
3
► Trek de gele hendel G, aan de rechterzijde,
zo ver mogelijk omhoog om de stoel te
ontgrendelen.
► Houd de gele hendel zo ver mogelijk omhoog
en breng de achterzijde van de stoel omhoog
met behulp van de rode riem F
.
► Pak nadat de achterzijde van de stoel
omhoog is gebracht elke kant van de zitting ter
hoogte van de kunststof afdekkingen vast en
schuif de stoel onder een gelijke hoek naar u
toe.
De stoelen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
De handelingen moeten vanaf de dorpel van de
bagageruimte worden uitgevoerd.
Zo lang de stoel niet in de correcte stand
staat, moet deze met beide handen aan
de zijkanten ingeklapt worden vastgehouden.
►
Controleer vooraf of de opbergruimte onder
de stoel leeg is en of de afneembare steun
correct is bevestigd tegen de voorwand.
► Pak de stoel aan de zijkanten ter hoogte van
de kunststof afdekkingen vast en kantel de stoel
naar voren.
►
Plaats de haken aan de voorzijde van de
stoel tegelijkertijd op de gekleurde borgnokken
aan de rechterzijde en linkerzijde aan de
onderzijde van de opbergruimte onder de stoel.
Controleer of de voorste haken van de
stoel correct op de twee nokken zijn
geplaatst.
Is dit niet het geval, dan moet de stoel worden
verwijderd en de procedure opnieuw worden
uitgevoerd.
Page 62 of 292

60
Ergonomie en comfort
► Laat de achterzijde van de stoel zakken
(deze wordt vergrendeld door het eigen gewicht).
De gele hendel G klapt automatisch in.
Als de stoel niet volledig horizontaal
staat, druk dan niet op de rugleuning en
probeer deze niet weg te klappen - Kans op
beschadiging van het mechanisme!
Verwijder de stoel en voer de handeling
opnieuw uit.
Modulariteit van de
stoelen
Voorbeelden van opstellingen
7
zitplaatsen 5
zitplaatsen Transport
van
voorwerpen
6 zitplaatsen 4 zitplaatsen
Als u de stoelen van de tweede zitrij
neerklapt en die van de derde zitrij
inklapt, ontstaat er een doorlopende laadvloer
tot aan de achterzijde van de voorstoelen.
Als u de voorpassagiersstoel in de tafelstand
zet, ontstaat er een doorlopende laadvloer tot
aan het dashboard.
Handelingen met de stoelen mogen
alleen worden uitgevoerd terwijl de auto
stilstaat.
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn ze
bij elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van
de middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte
achterpassagiers
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters
met aanjager (afhankelijk van de uitvoering)
Page 63 of 292

61
Ergonomie en comfort
3Advies
Het ventilatie- en
airconditioningssysteem gebruiken
►
Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters,
overige uitstroomopeningen
en ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven voor een gelijkmatige verdeling van de
lucht naar het interieur.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in goede staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en neem contact op met een
PEUGEOT
-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Wanneer er een zware lading op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur wordt
gesleept, kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld, zodat de motor meer
vermogen heeft en meer sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie
uitgeschakeld of terwijl de
luchtrecirculatie in het interieur langere tijd is
ingeschakeld. Kans op beslaan en
verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, is het raadzaam
om het interieur even te ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg
is ingesteld, zodat de lucht in het interieur
goed wordt ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de
airconditioning kan er water onder uit de
auto lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
W
e raden aan om een samengesteld
interieurfilter te gebruiken. Het speciale
actieve additief biedt bescherming tegen
vervuilende gassen en onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
Stop &
Start
-systeem.
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
Bij dit systeem wordt het airconditioningssysteem
automatisch ingeschakeld en worden de
temperatuur, luchtstroom en luchtverdeling in het
interieur automatisch geregeld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor maar
toegang tot de aanjager en bedieningsfuncties
blijft mogelijk bij ingeschakeld contact.
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina met de
bedieningstoetsen van het systeem weer te
geven.
Page 64 of 292

62
Ergonomie en comfort
1. Temperatuurregeling
2. Regeling luchtstroom
3. Regeling luchtverdeling
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Airconditioning aan/uit
6. Maximale stand van de airconditioning
7. Systeem uitschakelen
8. Automatisch programma Zicht
9. Automatisch comfortprogramma aan/uit
10. Toegang tot de tweede pagina
11 . Selectie van instellingen voor het
automatische comfortprogramma
(Langzaam/Normaal/Snel)
12. Functie "AQS (Air Quality System)" (met
vervuilingssensor) (afhankelijk van de
uitvoering)
13. Centrale regeling / gescheiden regeling
14. Temperatuur conditionering (afhankelijk van
de uitvoering)
Functie "REAR" (afhankelijk van de
uitvoering)
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens
instellen. De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
►
Druk op een van de toetsen
1
om de waarde
te verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3°C te
laten bedragen.
Automatisch comfortprogramma
Deze automatisch stand zorgt voor optimale
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
►
Druk op toets
9 om de automatische stand
van het airconditioningssysteem in of uit te
schakelen.
Het lampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES
een van de beschikbare instellingen te
kiezen:
–
Soft
: voor een aangename en stille werking
door de luchtopbrengst te beperken.
–
Normal
: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).
–
Fast
: voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.
Page 65 of 292

63
Ergonomie en comfort
3Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het desbetreffende lampje) drukt u
meerdere keren op toets 11 tot de gewenste
instelling wordt weergegeven.
Gebruik de instellingen " Normal" en "Fast" om
het comfort te waarborgen van de passagiers
achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar
wanneer de stand AUTO wordt uitgeschakeld,
blijft het lampje voor de geselecteerde instelling
branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.
De luchtstroom neemt geleidelijk toe
totdat de gewenste comfortwaarde is
bereikt, om de toevoer van koude lucht in de
auto bij koud weer en een koude motor te
beperken.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde comfortwaarde, heeft het geen
zin om de ingestelde waarde te wijzigen
om de gewenste temperatuur sneller
te bereiken. Het systeem corrigeert het
temperatuurverschil automatisch en zo snel
mogelijk.
Automatisch programma Zicht
Zie het hoofdstuk Ontwasemen / ontdooien
voorruit voor meer informatie over toets 8.
Functie "Air Quality
System" (AQS)
Met behulp van een luchtkwaliteitssensor
schakelt deze functie automatisch de recirculatie
van de interieurlucht in als een bepaalde
grenswaarde voor de vervuiling van de
buitenlucht wordt bereikt.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt
de recirculatie van de interieurlucht automatisch
uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende
geurtjes te detecteren.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld
als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt of de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur
lager is dan 5
°C, om te voorkomen dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
U kunt deze functie in- en uitschakelen door
de secundaire pagina te openen met de toets
“OPTIES " en vervolgens op toets 12 te drukken.
Handmatig instellen
U kunt een of meerdere van deze functies
handmatig aanpassen, terwijl het systeem de
andere functies automatisch blijft regelen: –
Luchtstroom.
– Luchtverdeling.
Het controlelampje in de toets " AUTO" gaat uit
als een van de instellingen wordt gewijzigd.
►
Druk nogmaals op toets
9
om het
automatische comfortprogramma weer in te
schakelen.
De luchtstroom aanpassen
► Druk op een van de toetsen 2 (- of +) om de
luchtstroom de vergroten of verkleinen.
Het symbool van de luchtstroom (een ventilator)
wordt opgevuld overeenkomstig de gevraagde
hoeveelheid.
Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt,
stopt de ventilatie.
Naast de ventilator wordt OFF weergegeven.
Regeling luchtverdeling
► Druk op toetsen 3 om de
luchtstroomverdeling in het interieur aan te
passen.
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er
lucht in de aangegeven richting geblazen.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
over het interieur kunnen de drie toetsen
gelijktijdig zijn geactiveerd.
Page 66 of 292

64
Ergonomie en comfort
In de stand AUTO zijn de lampjes van deze drie
toetsen 3 gedoofd.
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde
efficiënt, maar alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
–
In de zomer de temperatuur in de auto
verlagen.
–
In de winter beslagen ruiten bij temperaturen
hoger dan 3 °C sneller ontwasemen.
►
Druk op toets
5 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat het
controlelampje in de toets branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd
inschakelen om de lucht sneller af te koelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan
van de ruiten).
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur
op de laagste stand in, stuurt de luchtverdeling
naar de middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters, stelt de luchtstroom in op maximaal en schakelt de luchtrecirculatie in het
interieur in.
►
Druk op toets
6 om de functie in of uit te
schakelen (het controlelampje gaat aan/uit).
Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het
systeem terug naar de instellingen van vóór de
inschakeling.
Centrale regeling /
gescheiden regeling
De temperatuurinstelling aan
voorpassagierszijde kan worden afgestemd
op de instelling aan bestuurderszijde (functie
centrale regeling).
U kunt deze functie inschakelen op de
secundaire pagina die u kunt openen met de
toets "OPTIES ".
►
Druk op de toets
13 om de functie "MONO"
(centrale regeling) in te schakelen; de functie
krijgt de status "ON".
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan zijn zijde bedient
(functie gescheiden regeling).
Functie "REAR"
Wanneer deze functie wordt geactiveerd, wordt
de achterste aanjager ingeschakeld. Zo kunnen
de achterpassagiers de luchtstroom uit deze
ventilatieroosters regelen onafhankelijk van de
luchtstroomregeling van de airconditioning voor
de voorste ventilatieroosters.
Wanneer deze functie wordt gedeactiveerd,
wordt de maximale luchtstroom uit de
achterste ventilatieroosters begrensd door de
luchtstroominstelling van de airconditioning voor
de voorste ventilatieroosters.
U kunt deze functie inschakelen op de
secundaire pagina die u kunt openen met de
toets "OPTIES ".
►
Druk op de toets
14 om de functie "REAR"
(centrale regeling) in te schakelen; de functie
krijgt de status "ON".
►
Druk op de knop " grote ventilator
" of "kleine
ventilator" om de luchtstroom te verhogen of te
verlagen.
De betreffende lampjes gaan branden.
Page 67 of 292

65
Ergonomie en comfort
3Als alle controlelampjes uit zijn, kunt u door de
rijwind nog een beetje luchtstroom voelen.
Ventilatie bij aangezet
contact
Bij aangezet contact kunt u het ventilatiesysteem
gebruiken om de luchtstroom (2) en de
luchtverdeling ( 3) gedurende een bepaalde tijd
in het interieur te regelen. Deze tijd is afhankelijk
van de laadtoestand van de accu.
Deze functie geldt niet voor de airconditioning.
Systeem uitschakelen
► Druk op toets 7; alle controlelampjes van het
systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn
nu uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door
de rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de
auto.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste
zijruiten
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u
alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de
camera verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur
die de camera gebruiken negatief worden
beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij koud weer verwarmt dit systeem de
onderzijde van de voorruit en het gedeelte langs
de voorruitstijl links.
Zonder dat u daarvoor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze
functie ervoor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit als ze
zijn vastgevroren en helpt de functie een
opeenhoping van sneeuw door de werking van
de ruitenwissers te voorkomen.
Page 68 of 292

66
Ergonomie en comfort
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
een controlelampje).
De functie wordt geactiveerd als de
buitentemperatuur daalt tot minder dan 0 °C en
automatisch uitgeschakeld wanneer de motor
wordt afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen / ontdooien werkt alleen als de
motor draait.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels ook ontwasemd / ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden /
doven van het controlelampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit
wanneer u deze niet meer nodig hebt;
wanneer het stroomverbruik daalt, daalt het
energieverbruik ook.
Voorverwarming / -koeling
(plug-in hybride)
Met deze functie kunt u de temperatuur in
het interieur zo programmeren dat een vooraf
bepaalde temperatuur die niet kan worden
gewijzigd (ongeveer 21 °C) is bereikt voordat
u in de auto stapt. U kunt de dagen en tijden
hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet
wordt opgeladen.
Programmeren
(Met PEUGEOT Connect Nav)
In het menu Airconditioning > OPTIES:
Selecteer Temperatuur conditionering .
►
Druk op
+ om een programmering toe te
voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto
stapt en de gewenste dagen. Druk op OK
.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming/-koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd terwijl de
auto is aangesloten (20 minuten wanneer deze
niet is aangesloten) en wordt 10 minuten daarna
gehandhaafd.
Dit controlelampje gaat permanent branden
als er een cyclus voor voorverwarming/-
koeling is geprogrammeerd. Het knippert als de
voorverwarming/-koeling bezig is.
U kunt meerdere programma's instellen.
Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Voor een optimale actieradius raden wij aan
om een programma te starten terwijl de auto
op een laadpunt is aangesloten.
Het programmeren kan ook met een
smartphone worden uitgevoerd, met de
app MyPeugeot.
Bij een auto met de PEUGEOT Connect Radio
kan de functie alleen worden geprogrammeerd
met een smartphone, via de app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
functies.
Het is normaal dat de ventilator tijdens
het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Page 69 of 292

67
Ergonomie en comfort
3Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het
contact is afgezet en de auto is vergrendeld.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, dan wordt de functie alleen
geactiveerd als de laadtoestand van de
tractiebatterij meer dan 20% is.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, er een herhaald programma
is geactiveerd (bijvoorbeeld van maandag
tot en met vrijdag) en er twee cycli voor
voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd
zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt het
programma gestopt.
Voorzieningen vóór
1. Handgreep
2. Zonneklep 3.
Kaarthouder
4. Opbergruimte onder het stuurwiel
5. Dashboardkastje met verlichting
6. Portiervakken
7. USB-aansluiting / 12 V-aansluiting vóór.
(120 W)
8. Opbergruimte of draadloze oplader voor
smartphone
9. Opbergruimte
10. Bekerhouder
11 . Armsteun vóór met opbergvak
12. USB-aansluitingen of 12 V-aansluiting
achter.(120 W)
13. Opbergruimte of aanjager achter
Zonneklep
► Open de afdekklep terwijl het contact aan
staat. De verlichting van de make-upspiegel
gaat automatisch branden (afhankelijk van de
uitvoering).
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid
voor het opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
► Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Als het contact aan is, is het dashboardkastje
verlicht wanneer het geopend is.
In het dashboardkastje bevindt zich ook de
schakelaar voor het uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde.
Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje als er iemand op de
voorpassagiersstoel zit. Bij hard remmen kan
dit letsel tot gevolg hebben.
12V-aansluiting
Page 70 of 292

68
Ergonomie en comfort
► Steek een 12V-accessoire (met een
maximaal nominaal vermogen van 120 W) met
een geschikte adapter in de aansluiting.
Houd rekening met het maximale
vermogen om te voorkomen dat het
accessoire beschadigd raakt.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door PEUGEOT is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische systemen van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-aansluiting
Deze symbolen bepalen waarvoor de USB-
aansluiting kan worden gebruikt:
Voeding en opladen.
Hetzelfde, maar ook het uitwisselen van
multimediagegevens met het
audiosysteem.
Hetzelfde, maar ook met apps op uw
smartphone op het touchscreen.
Op de USB-aansluiting kunt u draagbare
apparatuur of een USB-stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u audiobestanden
afspelen via de luidsprekers van de auto.
Deze bestanden kunnen met de schakelaars
op en rondom het stuurwiel of het touchscreen
worden beheerd.
Afhankelijk van de uitvoering kan de USB-aansluiting op de
middenconsole ook worden gebruikt om een
smartphone via Android Auto
® of CarPlay® te
verbinden, zodat u bepaalde apps van uw
smartphone via het touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van
het apparaat.
Deze apps kunnen met de schakelaars op en
rondom het stuurwiel of de bedieningselementen
van het audiosysteem worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB- aansluiting wordt het draagbare apparaat
automatisch opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door
de auto geleverde stroomsterkte.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie
over het gebruik van deze apparatuur.
FOCAL® Hi-Fi-systeem
Hi-Fi-systeem
De auto is voorzien van een hifi-geluidsinstallatie
van het Franse merk FOCAL®.
Dankzij de 10 luidsprekers met exclusieve
technologieën van FOCAL
® kunt u genieten van
een puur en verfijnd geluid in de auto: