Peugeot 301 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 301, Model: Peugeot 301 2018Pages: 260, PDF Size: 9.82 MB
Page 121 of 260

119
De elektrische installatie van de auto biedt
de mogelijkheid een compressor aan te
sluiten en te gebruiken voor de duur die
nodig is om een gerepareerde lekke band
op spanning te brengen.
Samenstelling van de set
1.12V-compressor, met geïntegreerde
manometer.
2. Flacon met afdichtmiddel, en ingebouwde
slang.
3. Sticker met snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd. Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80
km/h.
Reparatiemethode
F Zet het contact af.
F
P lak de sticker met snelheidslimiet op een
voor de bestuurder zichtbare plaats in de
auto.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
Ver wijder niet het voor werp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band.
F
S
luit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel. F
H
aal het dopje van het ventiel van de lekke
band en bewaar het op een schone plaats.
F
K
eer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze aan de desbetreffende
uitsparing van de compressor.
F
S
luit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de
lekke band en zet hem stevig vast.
8
Storingen verhelpen
Page 122 of 260

120
F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
Als na 5 tot 7
minuten de bandenspanning
van 2
bar niet is bereikt, is de band niet
te repareren met de bandenreparatieset;
neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om u verder te helpen.
F
Z
et de schakelaar in de stand "O".
F
V
erwijder de set.Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
is op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.
Controle/aanpassen
bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om
de bandenspanning te controleren of de
banden op spanning te brengen.
F
V
er wijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
S
chakel het contact in. F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in de stand ' I' te zetten tot de
bandenspanning is opgelopen tot 2,0
bar.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in de
band gespoten; maak de slang niet los van
het ventiel tijdens deze handeling (kans op
spatten). F
Z
et de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
F
M
aak direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen 20
en 60
km/h), zodat het afdichtmiddel het lek
kan dichten.
Storingen verhelpen
Page 123 of 260

121
F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
S
luit de slang aan op het ventiel en zet hem
stevig vast.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting in de auto. F
S
chakel het contact in.
F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die is aangegeven
op de bandenspanningssticker van de
auto. Om de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte toets op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is bereikt,
de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.Bandenspanningscontrolesysteem
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het bandenspan
-n
ingscontrolesysteem.
Het verklikkerlampje voor te
lage bandenspanning zal na
het repareren van een wiel
blijven branden tot het systeem
is gereset.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het bandenspan
-n
ingscontrolesysteem
.
8
Storingen verhelpen
Page 124 of 260

122
Reservewiel
In het geval van een lekke band kunt u het wiel
met het bij de auto geleverde gereedschap
verwisselen volgens de onderstaande
procedure.
Toegang tot het gereedschap
Overzicht gereedschap
1Wielsleutel.
Hiermee kan de wieldop worden
verwijderd en kunnen de wielbouten
worden losgedraaid.
2 Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3 Gereedschap voor het ver wijderen van
sierdoppen van wielbouten.
Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen
de sierdoppen van de wielbouten worden
verwijderd.
4 Sleepoog.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het slepen van de auto .Deze gereedschappen zijn specifiek voor
uw auto en kunnen, afhankelijk van de
uitvoering van uw auto, verschillen.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met een
beschadigde of lekke band.
Gebruik niet een andere krik dan de door
de fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de
originele krik, neem dan contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om de door de fabrikant
voorgeschreven krik aan te schaffen.
De krik voldoet aan de Europese
regelgeving zoals deze is vastgelegd in de
richtlijn 2006/42/CE over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
Het gereedschap bevindt zich onder de vloer
van de bagageruimte.
F
O
pen het kofferdeksel.
F
T
il de vloerplaat op en ver wijder deze.
F
H
aal de opbergkist met het gereedschap
eruit. Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en
is afhankelijk van de uitrusting. Gebruik het
niet voor andere doeleinden dan hieronder
beschreven.
Storingen verhelpen
Page 125 of 260

123
Toegang tot het reservewiel
Verwijderen van het wiel
F Neem de gereedschapskist uit de klemmen (volwaardig reservewiel).
Terugplaatsen van het wiel
Als er geen wiel in de reser vewielbak ligt,
kan het bevestigingssysteem (moer en
bout) niet teruggeplaatst worden.
Het reser vewiel bevindt zich onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
Afhankelijk van de motoruitvoering is de auto
voorzien van een volwaardig reser vewiel of een
noodreservewiel (BlueHDi 100). F
D
raai de centrale moer los.
F
V
erwijder de bevestigingsonderdelen (moer
en bout).
F
T
il het reser vewiel aan de achterzijde op en
trek het naar u toe.
F
H
aal het wiel uit de bagageruimte.
F
L
eg het wiel in de reser vewielbak.
F
D
raai de bout een aantal slagen los.
F
P
laats de bevestigingsonderdelen (moer en
bout) op het midden van het wiel.
F
D
raai de centrale moer vast tot deze klikt en
het wiel goed vastzit.
F
K
lem de gereedschapskist terug op zijn
plaats (volwaardig reservewiel).
8
Storingen verhelpen
Page 126 of 260

124
Verwijderen van het wiel
Parkeren
* stand P bij de automatische transmissie
Parkeer de auto op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
er voor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan, zet het contact af
en schakel de eerste versnelling in (*) om
de wielen te blokkeren.
Controleer of het verklikkerlampje van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent brandt.
Zorg er voor dat de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plek bevinden.
Zet de krik correct op één van de daar voor
bestemde plaatsen.
Bij onjuist gebruik van de krik wordt de
auto niet voldoende ondersteund en kan
deze van de krik vallen.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
Gebruik geen andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Wiel met wieldop
Verwijder bij het demonteren van
het wiel
eerst de wieldop door deze
met behulp van de wielsleutel 1 bij
de ventielopening los te wippen en
ver volgens los te trekken.
Haal bij het monteren van het wiel
de wielbouten aan en breng daarna de
wieldop aan; plaats de wieldop zo dat de
uitsparing zich ter hoogte van het ventiel
bevindt en druk de wieldop ver volgens
rondom vast met de palm van uw hand.
Procedure
F Verwijder de sierdoppen met het gereedschap 3 (lichtmetalen velgen).
F
D
raai de wielbouten uitsluitend los met de
wielsleutel 1 .
F Plaats het voetstuk van de krik 2 op de grond
en zorg er voor dat het voetstuk loodrecht
onder één van de twee steunpunten A
(voor) of B (achter) is geplaatst. Gebruik
het steunpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
Storingen verhelpen
Page 127 of 260

125
Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of inklappen – Kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder krikpunt
A of B onder de auto en controleer of het
contactvlak van het krikpunt van de auto
zich in het midden van de kop van de krik
bevindt. Anders kan de auto beschadigd
raken en/of de krik losschieten – Kans op
letsel!
Opbergen van het wiel met de beschadigde
band
Het wiel met de beschadigde band kan onder
de vloerplaat van de bagageruimte worden
opgeborgen, in de bak van het volwaardige
reservewiel.
Ver wijder bij het opbergen van een lichtmetalen
velg eerst de naafdop om het bevestigingssysteem
(moer en bout) te kunnen plaatsen.
Als de auto is voorzien van een noodreser vewiel,
kan het wiel met de beschadigde band niet onder
de vloerplaat van de bagageruimte worden
opgeborgen. Het wiel moet dan in de bagageruimte
worden opgeborgen; gebruik een hoes om de
bagageruimtebekleding te beschermen.
F Draai de krik 2 uit tot de kop van de krik het krikpunt A of B raakt; het contactvlak
van het krikpunt A of B moet goed in het
middelste deel van de kop van de krik
steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren. F
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg. F
V
erwijder het wiel.
8
Storingen verhelpen
Page 128 of 260

126
Werkwijze
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld – om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend
lampen van anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Bevestiging van het reser vewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reser vewiel de
ringen van de bouten de velg niet raken.
Als de bouten volledig zijn aangedraaid,
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel.
Na het ver wisselen van het wiel
Rijd met een noodreser vewiel niet sneller
dan 80
km/h.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
Monteren van het wielF Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de bouten met de hand vast tot tegen
de aanslag.
F
D
raai de wielbouten enigszins vast met
alleen de wielsleutel 1 .
F
L
aat de krik volledig zakken.
F
V
ouw de krik 2 op en ver wijder deze.
F
D
raai de wielbouten uitsluitend vast met de
wielsleutel 1 .
F
B
reng de sierdop van de wielbout aan
(lichtmetalen velgen).
F
B
erg het gereedschap op in de
gereedschapskist.
Storingen verhelpen
Page 129 of 260

127
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Verlichting vóór
HalogeenlampenHalogeenlampen met
dagrijverlichting en mistlampen
1
Richtingaanwijzer (PY21W).
2 Grootlicht (H1).
3 Dimlicht (H7LL).
4 Parkeerlichten (W5W). 1
Richtingaanwijzers (PY21W).
2 Grootlicht (H1).
3 Dimlicht (H7LL).
4 Dagrijverlichting/parkeerlichten
(LED's).
5 Mistlampen (H11).
Lichtgevende diodes (LED's)
Neem voor het ver vangen van dit type
lampen contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één of meerdere lampen aan
die zijde defect zijn.
F
D
raai de stekker een kwart omwenteling
linksom.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
De amberkleurige lampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Sluit bij montage de beschermkap
zorgvuldig om zo de lamp lekdicht te
maken.
8
Storingen verhelpen
Page 130 of 260

128
GrootlichtDimlichtParkeerlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
M
aak de lamphouderunit los.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Breng de lamphouderunit om deze te monteren
weer aan in de behuizing en zet de klem vast.
Zorg er voor dat de beschermkap wordt
geplaatst met de lip naar boven gericht. F
T rek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
D
uw de volledige lamphouderunit iets naar
binnen om één van de twee borglippen los
te maken.
F
M
aak ver volgens de tweede borglip los.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Duw de lamphouderunit om deze te monteren
weer in de behuizing tot de twee borglippen
vastklikken.
Zorg er voor dat de beschermkap wordt
geplaatst met de lip naar boven gericht. F
T rek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Zorg er voor dat de beschermkap wordt
geplaatst met de lip naar boven gericht.
Storingen verhelpen