reset Peugeot 308 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2015Pages: 416, PDF Size: 10.64 MB
Page 33 of 416

31
308_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Op 0 zetten van de
o nderhoudsindicator
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal 5
minuten. Het op
0
zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
D
ruk op de knop voor nulstelling van de
dagteller.
D
e onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0
gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert:
F
zet
het contact af,
F
d
ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
1
Controle tijdens het rijden
Page 38 of 416

36
308_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Traject resetten
F Druk zodra het gewenste traject wordt aangegeven de toets op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar langer dan twee
seconden in.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor
een maandelijks verbruik.
Controle tijdens het rijden
Page 39 of 416

37
308_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Boordcomputer
De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).
Weergave van de informatie
op het touchscreen
Permanente weergave:
F S electeer het menu "Rijhulpsysteem" .
De informatie van de boordcomputer wordt
weergegeven op de hoofdpagina van het menu.
F
D
ruk op een van de toetsen om het
gewenste tabblad te bekijken. Tabblad met actuele informatie:
-
actieradius,
-
hui
dig brandstofverbruik,
-
d
e teller van het Stop & Start-
systeem.
Traject "1" :
-
af
gelegde afstand,
- g emiddeld brandstofverbruik,
- g emiddelde snelheid,
v
oor het eerste traject.
Traject "2" :
-
af
gelegde afstand,
-
g
emiddeld brandstofverbruik,
-
g
emiddelde snelheid,
v
oor het tweede traject.
Traject resetten
F Druk, zodra het gewenste traject wordt weergegeven, op de toets voor
het resetten of op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor
een maandelijks verbruik.
De gegevens zijn toegankelijk via het menu "Rijhulpsysteem".
Tijdelijke weergave in een specifiek venster:
F
D
ruk op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar om de informatie
te bekijken en de verschillende tabbladen
weer te geven.
Touchscreen
1
Controle tijdens het rijden
Page 43 of 416

41
308_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Menu "Rijhulpsysteem"
De te configureren functies zijn in de volgende tabel weergegeven.To e t s Desbetreffende functie Aanwijzingen
Inst. snelheden Opslaan van de snelheden voor de snelheidsbegrenzer en de snelheidsregelaar.
Initialisatie bandensp.controle Resetten van het bandenspanningscontrolesysteem.
Dodehoekdetectie Inschakelen van de functie.
1
Controle tijdens het rijden
Page 68 of 416

66
308_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR2032 / 3 V.
D eze batterij is via het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar.
Als de batterij vervangen moet worden, wordt u
gewaarschuwd door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats een nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F
D
ruk het deksel vast.Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt. Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld
en gelokaliseerd worden.
F
S
teek eerst de mechanische sleutel
(ondergebracht in de afstandsbediening) in
het slot om de auto te ontgrendelen.
F
V
erwijder de bekleding onder de
12V-aansluiting.
F
P
laats de elektronische sleutel in de
desbetreffende houder.
F
Z
et het contact aan door op de knop
"START/STOP" te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer.
Storing in en resetten van
de afstandsbediening
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als
de storing niet is verholpen.
Toegang tot de auto
Page 76 of 416

74
308_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Resetten van de
ruitbediening
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het
correcte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Als de accu is losgekoppeld geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld:
-
o
pen de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog wordt
getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.
Laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten,
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde omhoog getrokken.
Druk, voor de veiligheid van uw
kinderen, op de schakelaar 5
om de
ruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Blokkering van de
ruitbediening achter
Als het lampje brandt, is de ruitbediening
achter geblokkeerd. Als het lampje is gedoofd,
is de ruitbediening achter niet geblokkeerd.
Toegang tot de auto
Page 159 of 416

157
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Onder bepaalde omstandigheden is het
mogelijk dat de gevolgde auto niet kan worden
gedetecteerd, bijvoorbeeld::
-
a
ls u in een bocht rijdt,
-
a
ls u van rijstrook wisselt,
-
a
ls de voorligger zich buiten het bereik
van de sensor bevindt (maximaal bereik:
ongeveer 100
m),
Beperkingen van de
werking
In het geval van een storing in
het systeem wordt dit pictogram
weergegeven in combinatie met
een melding.
Storing
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.Als u het systeem na een reparatie voor
het eerst gebruikt, kan een melding
worden weergegeven die aangeeft dat
het systeem bezig is met resetten. De
functie is dan niet beschikbaar. Zodra
deze melding is verdwenen, is het
systeem weer klaar voor gebruik. Als
de melding niet verdwijnt, raadpleeg
dan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De werking van de radar, die achter
de voorbumper is gemonteerd, kan
verstoord worden door bepaalde
weersomstandigheden, die een
opeenhoping van sneeuw, ijs, modder
enz. veroorzaken.
Reinig de voorbumper door de sneeuw
of de modder te verwijderen.
4
Rijden
Page 199 of 416

197
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is. Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid en
verantwoordelijkheid van de bestuurder
niet door het systeem kunnen worden
vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die
van het reservewiel). Doe dit ook voordat
u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage
bandenspanning heeft een nadelige
invloed op het weggedrag en de remweg
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.
6
Veiligheid
Page 200 of 416

198
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Waarschuwing te lage
bandenspanningResetten
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en, volgens
uitvoering, een melding.
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Er is een sticker op de middenstijl aan de
bestuurderszijde aangebracht om u hierop
attent te maken.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
S
top zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
of
F
c
ontroleer als u een compressor in de
auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor
tijdelijke bandenreparatie, de spanning van
de vier banden als deze zijn afgekoeld,
of
F
r
ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren.
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Veiligheid
Page 201 of 416

199
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Het resetten van het systeem moet gebeuren
bij afgezet contact en stilstaande auto.F
D
ruk op " Initialisatie
bandensp.controle ".
F
B
evestig het resetten door op de toets
" Ja " te drukken. Als het resetten is
voltooid, klinkt een geluidssignaal en wordt
een melding weergegeven. Het waarschuwingssysteem voor
te lage bandenspanning is alleen
betrouwbaar als de vier banden tijdens
het resetten de juiste spanning hebben.
Touchscreen
De nieuw opgeslagen drukwaarden
worden door het systeem beschouwd
als referentiewaarden.
Display C
F Druk op de toets MENU
om het algemene
menu te openen.
F
D
ruk op de toets " 7" of " 8" om het menu
Persoonlijke instellingen - configuratie
te selecteren en bevestig uw keuze door op
de toets OK te drukken.
Sneeuwkettingen
Het systeem mag niet worden gereset
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
Via het menu " Rijhulpsysteem
"
van het touchscreen:
6
Veiligheid