Peugeot 308 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2018Pages: 324, PDF Size: 10.83 MB
Page 71 of 324

69
F Druk nogmaals op de toets AUTO om het automatische
comfortprogramma weer in te
schakelen.
Regeling luchtopbrengst
F Druk op een van de toetsen 2 om de aanjagersnelheid te verhogen of te
verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst
(ventilator) wordt afhankelijk van de ingestelde
aanjagersnelheid geleidelijk opgevuld.
Door de aanjagersnelheid in de laagst
mogelijke stand te zetten wordt de aanjager
volledig uitgeschakeld.
Naast de ventilator wordt " OFF" weergegeven.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Regeling luchtverdeling
U kunt de luchtverdeling in het interieur regelen
met behulp van deze drie toetsen. Voorruit.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte. Bij het indrukken van een toets wordt de
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het
lampje brandt als de functie is ingeschakeld.
Voor een gelijkmatige luchtverdeling in het
interieur kunnen de drie toetsen gelijktijdig
worden ingedrukt.
In de stand AUTO zijn de lampjes van deze drie
toetsen gedoofd.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
F
D
ruk op toets 4 om de airconditioning in of
uit te schakelen.
Als het lampje onder de toets brandt, is de
airconditioning ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de aanjager is
uitgeschakeld.
Ventilatiefunctie bij
ingeschakeld contact
Bij ingeschakeld contact kunt u het
ventilatiesysteem gebruiken om de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in
het interieur te regelen afhankelijk van de
laadtoestand van de accu. Bij deze functie wordt de airconditioning niet
ingeschakeld.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
Op de secundaire pagina van het menu
"
Airconditioning ":
F
D
ruk op deze toets om de
functie "Mono" in of uit te
schakelen.
Het lampje van de toets brandt
als de functie is ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan passagierszijde
bedient.
Luchtrecirculatie in het interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
3
Ergonomie en comfort
Page 72 of 324

70
F Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.
Als het lampje brandt, is de functie
ingeschakeld.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in – Kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit!
Het systeem wordt automatisch geactiveerd
wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen – ontdooien
voorruit
Deze opdruk op het
bedieningspaneel geeft aan in welke
stand de knoppen moeten staan om
de voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Met handbediende
airconditioning
F Zet knop 1 en 2 in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand en druk op toets
3 (voorruit en zijruiten).
F
D
ruk op toets 4 voor de airconditioning; het
lampje van de toets gaat branden.
Met handbediende airconditioning
of automatische airconditioning
met gescheiden regeling
(met touchscreen)
F Druk op deze toets om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch
en regelt de luchttemperatuur, de
aanjagersnelheid en de luchttoevoer; het stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
F
D
ruk nogmaals op deze toets of op " AUTO"
om deze functie uit te schakelen.
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
Deze functie kan ook worden gebruikt om
sneller de gewenste temperatuur in het
interieur te bereiken.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-stand niet beschikbaar is.
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Ergonomie en comfort
Page 73 of 324

71
Aan/Uit
F Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels (afhankelijk van de
uitvoering) te ontwasemen/ontdooien. Het
verklikkerlampje van de toets gaat aan.
De ver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om overmatig stroomverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de ver warming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op deze toets
te drukken. Het lampje van de toets gaat uit.
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
lager brandstofverbruik.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Panoramadak
Het elektrisch bedienbare zonnescherm
verbetert het thermische comfort en dempt
geluiden.
Elektrisch bedienbaar
zonnescherm
Openen
Sluiten
U kunt ook tot voorbij het zware punt
op de schakelaar drukken of aan de
schakelaar trekken: het zonnescherm gaat
dan volledig open of dicht nadat u de
schakelaar hebt losgelaten.
Als u de schakelaar nogmaals bedient,
stopt de beweging van het zonnescherm.
F
D
ruk op het achterste gedeelte van de
schakelaar, tot aan het zware punt.
De beweging van het zonnescherm stopt zodra
u de schakelaar loslaat. F
D
ruk op het voorste gedeelte van de
schakelaar, tot aan het zware punt.
De beweging van het zonnescherm stopt zodra
u de schakelaar loslaat.
Antiklemvoorziening
Als het zonnescherm tijdens de
beweging tegen een obstakel stuit,
moet u de bewegingsrichting van het
scherm omdraaien. Gebruik hier voor de
schakelaar.
Zet altijd het contact af als u de auto, zelfs
al is het maar voor een korte tijd, verlaat.
Als de bestuurder het zonnescherm
bedient, moet hij er zeker van zijn dat niets
de beweging van het zonnescherm kan
hinderen.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van het zonnescherm.
Let op kinderen in de auto wanneer u het
zonnescherm bedient.
3
Ergonomie en comfort
Page 74 of 324

72
Plafonniers
1.Plafonnier vóór
2. Kaartleeslampjes vóór
3. Plafonnier achter
4. Kaartleeslampjes achter
Plafonniers vóór – achter
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden:
-
bij
het ontgrendelen,
-
a
ls de elektronische sleutel uit de lezer
wordt verwijderd,
-
a
ls er een portier geopend wordt,
-
a
ls op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de
auto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0
seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
Afhankelijk van de uitvoering van uw
auto kunt u de plafonnier ook in- of
uitschakelen door op deze toets te
drukken.
Kaartleeslampjes vóór –
achter
F Bedien bij aangezet contact de desbetreffende schakelaar.
Zorg er voor dat er niets tegen de
plafonniers aankomt.
Als de interieurverlichting permanent is
ingeschakeld, blijft deze gedurende een
bepaalde tijd branden:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer
10
minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer
30
seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
Ergonomie en comfort
Page 75 of 324

73
Verlichting voetenruimte
Inschakelen
De werking is gelijk aan die van de plafonniers.
De lampen gaan branden zodra één van de
portieren wordt geopend.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaat de verlichting van
de binnenhandgrepen van de voorportieren
automatisch branden als de parkeerlichten
worden ingeschakeld.
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
De lichtsterkte van de sfeer verlichting kan
worden ingesteld via de secundaire pagina van
het menu Auto/Rijden.
F
S
electeer het menu Comfortverlichting .
F
V
ink de regel " Sfeerverlichting " aan.
Druk op het " vergrootglas " om de
lichtsterkte te regelen.
3
Ergonomie en comfort
Page 76 of 324

74
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand van de
hoofdverlichting
Zonder automatische verlichting
Met automatische verlichting
Lichten uit (afgezet contact)/
dagrijverlichting vóór (draaiende motor).
Alleen parkeerlicht.
Automatisch inschakelen van het dimlicht
als het donker wordt.
Overschakelen van dim-
naar grootlicht en terug
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Weergave
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Mistverlichting
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik van
de mistlampen vóór en het mistachterlicht
niet toegestaan. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend
voor medeweggebruikers. Gebruik de
mistlampen vóór en het mistachterlicht
uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de lichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Schakel de mistlampen uit zodra ze niet
meer nodig zijn.
Alleen mistachterlicht
Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten. Dimlicht of grootlicht.
Het dimlicht of het grootlicht moet zijn ingeschakeld.
F
D raai de ring naar voren om het mistachterlicht in
te schakelen.
Verlichting en zicht
Page 77 of 324

75
Mistlampen vóór en
mistachterlicht
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand AUTO),
gaat het mistachterlicht uit.
F
D
raai de ring naar achteren om het mistachterlicht
uit te schakelen.
De mistlampen vóór en het mistachterlicht
werken als de parkeerlichten en de dimlichten zijn
ingeschakeld (handmatig of in de stand AUTO).
Verdraai de ring:
F e enmaal naar voren om de mistlampen vóór
in te schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen,
F
n
ogmaals naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en het
parkeerlicht branden. F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstraal van
de "Full led"-koplampen. U kunt daarbij
ernstig oogletsel oplopen.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het inschakelen van de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Halogeenlampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
LED-verlichting
De LED-koplampen van uw auto zijn zo
ontworpen dat de afstelling niet gewijzigd
hoeft te worden als u de auto gaat
gebruiken in een land waarin het verkeer
aan de andere kant van de weg rijdt. Uitschakelen van de verlichting bij het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting
is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Om de verlichting weer aan te zetten,
draait u ring A in stand 0 – lichten
gedoofd, en kiest u ver volgens de door u
gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
e c o - m o d e).
4
Verlichting en zicht
Page 78 of 324

76
Verlichting overdag/
Parkeerlichten
De verlichting wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Automatische verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
Inschakelen
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde
lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde van
de voorruit achter de binnenspiegel bevindt,
niet af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer bediend.
De verlichting doet dienst als:
- D agrijverlichting (lichtschakelaar in stand
" 0 " of " AUTO " als er voldoende licht in de
omgeving is).
-
P
arkeerlicht (lichtschakelaar in stand
" AUTO " als er weinig licht in de omgeving
is, in de stand "alleen parkeerlicht" of in de
stand "dim-/grootlicht"). F
D
raai de ring in de stand AUTO. Het
inschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijcondities met behulp
van een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht,
het verkeer en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
wordt de functie uitgeschakeld.
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Verlichting en zicht
Page 79 of 324

77
Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand " AUTO".
F
S
electeer in het menu Auto/
Rijden het tabblad " Rijfuncties"
en daarna " Grootlichtassistent ".
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat: -
d
e dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden. In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
-
h
et grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden.
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Zodra de auto de mistbank uit rijdt, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld. Dit lampje gaat uit als de functie
wordt uitgeschakeld.
F
G
eef een lichtsignaal om de werking
van de functie te onderbreken; het
verlichtingssysteem wordt overgeschakeld
op de stand "automatische verlichting":
- a ls de lampjes "AUTO" en "Dimlicht"
groen brandden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
-
a
ls de lampjes "AUTO" en "Grootlicht"
blauw brandden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
4
Verlichting en zicht
Page 80 of 324

78
Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
b
ij slecht zicht (sneeuw, zware
regenval enz.),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit
als het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
v
oertuigen waar van de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-
v
oertuigen die zich aan de top of de
voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden. Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
rondom de camera beslagen worden. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
Follow me home-
verlichting
Handmatig
Inschakelen
F
G eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen. Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatisch
Als de functie automatische verlichting
is geactiveerd (lichtschakelaar in de
stand "
AUTO"), wordt onder donkere
omstandigheden het dimlicht automatisch
ingeschakeld bij het afzetten van het contact.
Het inschakelen of uitschakelen en
de tijdsduur van de follow me home-
verlichting zijn in te stellen via het
menu Auto/Rijden en vervolgens
Comfortverlichting en Follow me
home-verlichting .
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Instapverlichting
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand " AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
F Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless
entry and start"-systeem
Verlichting en zicht