ESP Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2021Pages: 244, PDF Size: 8.24 MB
Page 4 of 244

2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
Stickers 4
■
Eco-rijden
1Instrumentenpaneel
Digitaal instrumentenpaneel 8
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 9
Meters 15
Handmatige controle 18
Kilometerteller 19
Dimmer verlichting 19
Boordcomputer 19
2Toegang tot de auto
Elektronische sleutel met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke sleutel, 21
Keyless entry and start 23
Noodprocedures 26
Portieren 28
Achterklep 28
Alarm 29
Elektrische ruitbediening 31
3Ergonomie en comfort
PEUGEOT i-Cockpit 33
Voorstoelen 33
Stuurwielverstelling
36
Spiegels 37
Achterbank (Berline) 38
Achterbank (SW) 39
Voorzieningen in het interieur 41
Armsteun vóór 42
Voorzieningen bagageruimte (Berline) 43
Voorzieningen bagageruimte (SW) 44
Gevarendriehoek (opbergen) 44
Verwarming en ventilatie 46
Handbediende airconditioning 47
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
48
Ontwasemen - ontdooien voorruit
en zijruiten
50
Ontwasemen - ontdooien achterruit 51
Panoramadak 51
Plafonnier 52
Sfeerverlichting interieur 53
4Verlichting en zicht
Lichtschakelaar 54
Automatisch inschakelen van het dimlicht
als het donker wordt
55
Grootlichtassistent 56
Follow me home- en instapverlichting 57
Richtingaanwijzers 58
Hoogteverstelling van de koplampen 58
Ruitenwisserschakelaar 58
Ruitenwisserbladen vervangen 61
Automatische ruitenwissers 61
5Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 63
Alarmknipperlichten 63
Noodoproep of pechhulpoproep 64
Claxon 67
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 67
Veiligheidsgordels 69
Airbags 72
Kinderzitjes 75
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
77
ISOFIX-kinderzitjes 80
Kinderslot 84
6Rijden
Rijadviezen 86
Starten - afzetten van de motor 88
Handbediende parkeerrem 91
Elektrische parkeerrem 91
Hill Start Assist 94
Handgeschakelde 5-versnellingsbak 95
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 95
Automatische transmissie EAT6 96
Automatische transmissie EAT8 99
Driver Sport Pack 102
Schakelindicator 103
Stop & Start 104
Bandenspanningscontrolesysteem 106
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
107
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
109
Snelheidsbegrenzer
111
Snelheidsregelaar 11 3
Adaptieve cruise control 11 5
Page 5 of 244

3
Inhoudsopgave
bit.ly/helpPSA
Active Safety Brake met Distance Alert en
intelligente noodremassistentie 120
Systeem voor detecteren van
onoplettendheid
123
Active Lane Keeping Assistance 124
Dodehoekbewaking 127
Actief dodehoekbewakingssysteem 129
Parkeerhulp 129
Visiopark 1 130
Park Assist 132
7Praktische informatie
Compatibiliteit van brandstoffen 139
Tanken 139
Tankbeveiliging diesel 140
Sneeuwkettingen 141
Sneeuwscherm 142
Trekhaak 142
Trekhaak met verwijderbare kogel 143
Eco-stand 148
Allesdragers monteren 148
Motorkap 149
Onder de motorkap 150
Niveaus controleren 151
Controles 153
AdBlue® (BlueHDi) 155
Overgaan op vrijloop 157
Onderhoudstips 158
8In geval van pech
Boordgereedschap 160
Bandenreparatieset 161
Reservewiel 167
Een lamp vervangen 171
Een zekering vervangen 177
12V-accu 179
Slepen van de auto 183
Brandstoftank leeg (diesel) 185
9Technische gegevens
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten 186
Benzinemotoren 187
Dieselmotoren 190
Afmetingen 191
Identificatie 193
10PEUGEOT Connect Radio
De eerste stappen 194
Stuurkolomschakelaars 195
Menu's 196
Applicaties 197
Radio 198
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
199
Media 200
Telefoon 201
Configuratie 205
Veelgestelde vragen 206
11PEUGEOT Connect Nav
De eerste stappen 209
Stuurkolomschakelaars 210
Menu's 2 11
Gesproken commando's 212
Navigatie 216
Online navigatie 218
Applicaties 221
Radio 224
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
225
Media 225
Telefoon 227
Configuratie 230
Veelgestelde vragen 232
■
Trefwoordenregister
Toegang tot aanvullende video's
Page 10 of 244

8
Instrumentenpaneel
Digitaal
instrumentenpaneel
Dit digitale head-up instrumentenpaneel in kan
worden aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus
wordt bepaalde informatie verborgen of anders
gepresenteerd.
Voorbeeld van de weergavemodus "METERS":
1. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
2. Actieradius (km of mijl)
3. Instellingen snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
5. Kilometerteller (km of mijl)
6. Toerenteller (x 1000 t/min) (benzine of diesel)
7. Schakelindicator (pijl en aanbevolen
versnelling)
Stand van de selectiehendel en versnelling bij
automatische transmissie (benzine of diesel).
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand
"Normaal")
8. Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of
diesel) 9.
Digitale snelheidsmeter (km/h of
mph) (benzine of diesel)
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie. De
positie van de andere lampjes kan wisselen.
Voor bepaalde functies die zowel een
controlelampje voor de ingeschakelde status als
voor de uitgeschakelde status hebben, is slechts
één specifieke positie beschikbaar.
Permanent weergegeven informatie
In de standaardweergave toont het
instrumentenpaneel het volgende:
–
op vaste posities:
•
Informatie over de versnellingsbak/
transmissie en de schakelindicator (benzine
of diesel).
•
Brandstofniveaumeter (benzine of diesel).
•
Actieradius (benzine of diesel).
•
Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of
diesel).
•
Rijstand.
–
op variabele posities:
•
Digitale snelheidsmeter
.
•
Kilometerteller.
•
Status- of waarschuwingsmeldingen die kort
worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan de volgende aanvullende informatie worden
weergegeven:
–
T
oerenteller (benzine of diesel).
–
Boordcomputer.
–
Rijhulpsystemen.
–
Snelheidsbegrenzer of -regelaar
.
–
Media die wordt afgespeeld.
–
Navigatie-aanwijzingen.
–
Motorinformatie (G-meters, vermogensmeters,
boost, koppel) in de sportstand.
Persoonlijke
instellingen voor het
instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitvoering kan het
instrumentenpaneel worden aangepast (kleur en/
of weergavemodus).
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de instellingen
van het touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of mijl, km/h of mph),
moet u de configuratie van de eenheden
wijzigen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
De kleur van het display kiezen
Afhankelijk van de uitvoering is de kleur van het
display van het instrumentenpaneel afhankelijk
van het kleurenschema dat in dit systeem is
ingesteld.
Deze functie kan worden ingesteld in het
menu Instellingen op het touchscreen.
De weergavemodus wijzigen
In elke modus kan er specifieke informatie op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
► Druk op deze knop om de verschillende
weergavemodi op het instrumentenpaneel weer
te geven en er doorheen te bladeren.
De geselecteerde weergavemodus wordt
automatisch na een paar seconden toegepast.
Weergavemodi
– "METERS": standaardweergave van analoge
en digitale snelheidsmeters, kilometerteller en:
Page 12 of 244

10
Instrumentenpaneel
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten doven
als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als een rood of oranje waarschuwingslampje
blijft branden, duidt dit op een storing die verder
moet worden onderzocht.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft
branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in het overzicht
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes
geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen
acties contact met een gekwalificeerde
professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Permanent, in combinatie met een ander
lampje, de weergave van een melding en
een geluidssignaal.
Een ernstige storing in de motor, het
remsysteem, de stuurbekrachtiging of de
automatische transmissie, of een ernstige
elektrische storing.
Voer (1) en dan (2) uit.
MotoroliedrukPermanent.
Er is een storing in de motorsmering.
(1) uitvoeren en dan (2).
RemsysteemBrandt permanent.
Het remvloeistofniveau is te laag.
Voer (1) uit en vul het remvloeistofreservoir
bij met de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof. Voer (2) uit als het probleem blijft
bestaan.
Permanent.
Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Zie (1) en dan (2).
ParkeerremPermanent.
De parkeerrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet.
Elektrische parkeerremKnippert.
De elektrische parkeerrem wordt niet
automatisch aangetrokken.
Het aantrekken/vrijzetten werkt niet.
Voer (1) uit op een vlakke ondergrond
(horizontaal).
–
bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
–
bij auto's met een automatische transmissie:
zet de selectiehendel in de stand P
.
Voer vervolgens (2) uit.
Lading van de 12 V-accu (afhankelijk van
het land van verkoop)
Brandt permanent.
Een storing in het laadstroomcircuit van
de accu (vervuilde accuklemmen, aandrijfriem
dynamo niet goed gespannen of gebroken enz.).
Voer (1) uit.
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt,
beveilig de auto dan op de volgende manier
tegen wegrollen.
►
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
Page 19 of 244

17
Instrumentenpaneel
1Meter werkt niet
Dit wordt aangegeven met OLIE_ _ of
de melding Olieniveaumeting ongeldig
(afhankelijk van het instrumentenpaneel), gaat
het waarschuwingslampje Service branden en
klinkt er een geluidssignaal.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als de elektrische motorolieniveaumeter niet werkt, wordt het motorolieniveau niet
meer gecontroleerd.
Bij een storing in het systeem moet u het
motorolieniveau met de peilstok onder de
motorkap controleren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
Indicator
koelvloeistoftemperatuur
Bij draaiende motor:
– In zone A is de temperatuur in orde.
– In zone B is de temperatuur te hoog. Het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
waarschuwingslampje STOP
branden rood op
het instrumentenpaneel, er wordt een melding
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de
motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust
met een systeem waarbij het roetfilter
(FAP) wordt gecombineerd met het SCR-
emissieregelsysteem (Selective Catalytic
Reduction) voor de nabehandeling van de
uitlaatgassen. Deze kunnen niet functioneren
zonder AdBlue
®-vloeistof.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken (tussen 2400 en
0 km), gaat bij het aanzetten van het contact
een verklikkerlampje branden en wordt een
melding weergegeven die aangeeft hoeveel
kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het
opnieuw starten van de motor automatisch wordt
geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is. De motor kan weer worden
gestart nadat AdBlue
® is bijgevuld tot het
minimale niveau.
Handmatige weergave van de
actieradius
Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt
niet automatisch weergegeven.
U kunt informatie over de actieradius
weergeven door op de toets " Diagnose"
in het menu Rijverlichting
/
Auto van het
touchscreen te drukken.
Benodigde maatregelen vanwege te
weinig AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan
branden wanneer de hoeveelheid AdBlue®
minder is dan het reservepeil dat overeenkomt
met een actieradius van 2.400 km.
Samen met de controlelampjes waarschuwen
meldingen regelmatig voor het bijvullen, om te
voorkomen dat de motor niet meer kan worden
gestart. Zie het hoofdstuk Waarschuwings-
en controlelampjes voor informatie over de
weergegeven meldingen.
Page 42 of 244

40
Ergonomie en comfort
► Schuif de voorstoel indien nodig naar voren.
► Controleer of de veiligheidsgordel langs de
rand van de rugleuning loopt.
►
Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.
► Trek de ontgrendeling 1 naar voren, zodat de
rugleuning op de zitting kantelt.
De stoel in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
► Zet de rugleuning rechtop en vergrendel deze
in deze stand.
►
Controleer of de rode markering bij de knop 1
niet meer zichtbaar is.
►
Breng de hoofdsteunen aan of zet deze op
de plaats.
Let erop dat bij het terugplaatsen van de
achterbank de veiligheidsgordels niet
klem komen te zitten en dat de gesphouders
op de juiste plek komen te zitten.
Hoofdsteunen buitenste
zitplaatsen achter
De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand
(hoog) en een ingeklapte stand (laag).
De hoofdsteunen kunnen worden verwijderd en
onderling worden uitgewisseld.
Verwijderen van een hoofdsteun:
► trek de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
►
druk vervolgens de pal A
in.
De middelste hoofdsteun kan niet
worden versteld.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Page 66 of 244

64
Veiligheid
Noodoproep of
pechhulpoproep (type 1)
Peugeot Connect SOS
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden
op de toets 1.
Het knipperen van het lampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd
naar de alarmcentrale "Peugeot Connect
SOS".*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
* In overeenstemmi ng met de algemene gebruiksvoorwaarden, die u bij uw verkooppunt kunt op\
vragen, en de technische beperkingen van het systeem
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Peugeot Connect SOS", "Peugeot Connect Assistance" en van de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van besc\
hikbare PEUGEOT CONNECT services kunt u bij uw verkooppunt opvragen of
op de internetsite voor uw land bekijken.
***
Afhankelijk van d
e geografische dekking van de diensten “Noodoproep met lokalisering” en “Pechhulpoproep met lokalisering”, en van de officiële
landstaal die door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van besc\
hikbare PEUGEOT CONNECT services kunt u bij uw verkooppunt opvragen of
op de landelijke website van het merk bekijken.
Het lampje blijft branden terwijl de communicatie
behouden blijft.
"Peugeot Connect SOS" lokaliseert onmiddellijk
uw auto, spreekt u toe in uw landstaal**en
roept indien nodig de hulp in van de bevoegde
hulpdiensten**. In landen waar de alarmcentrale
niet operationeel is of wanneer de lokalisatie
uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep
meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten
(112), zonder lokalisatie.
Als onafhankelijk van de activering van de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
– Verklikkerlampje brandt gedurende ongeveer
3 seconden bij het aanzetten van het contact:
het systeem werkt correct.
–
Het rode lampje blijft branden: systeemstoring.
–
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In de laatste twee gevallen kan er mogelijk
geen noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Pechhulpoproep met
lokalisering
Druk langer dan 2 seconden op toets 2 voor het
aanvragen van hulp bij het stranden van de auto
(bevestigd door een gesproken bericht)***).
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen/
inschakelen door gelijktijdig op de toetsen 1 en 2
te drukken en vervolgens eenmaal op de toets 2
te drukken om te bevestigen.
Page 69 of 244

67
Veiligheid
5Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de kwaliteit van
telematicadiensten voor klanten, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem in
de auto te wijzigen.
Indien u beschikt over de dienst Peugeot
Connect Packs met het Pack SOS &
Assistance, hebt u via uw persoonlijke pagina
op de landelijke website toegang tot
aanvullende diensten.
Raadpleeg voor informatie over het Pack
SOS & Assistance de algemene voorwaarden
voor deze diensten.
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat
de volgende systemen:
–
het antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
–
Noodremassistentie (BAS).
–
Antispinregeling (ASR).
–
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
–
Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
Antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
weggedrag van de auto tijdens het remmen en
zorgen ervoor dat u de auto beter onder controle
hebt in bochten, vooral op slechte of natte
wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een
noodstop blokkeren.
De EBD regelt de remdruk per wiel.
Dit waarschuwingslampje gaat branden
bij een storing in het ABS-systeem.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig
en met een matige snelheid.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als dit waarschuwingslampje samen met het ABS-waarschuwingslampje gaat
branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal, dan is er een storing in de EBFD.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Het ABS kan lichte trillingen in het
rempedaal geven.
Wanneer er in een noodgeval moet
worden geremd, druk het rempedaal
dan stevig in en houd die druk vast.
Wanneer de wielen (banden en velgen)
moeten worden vervangen, zorg er dan
voor dat er wielen worden gemonteerd die
voor uw auto zijn goedgekeurd.
Laat deze systemen na een aanrijding
door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de
remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
Page 73 of 244

71
Veiligheid
5► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
►
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Ontgrendelen
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Waarschuwingen
losgemaakte/
niet vastgemaakte
veiligheidsgordel(s)
1. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksvoor
2. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsvoor
3. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksachter
4. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter
5.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter
Als de bijbehorende veiligheidsgordel niet
is bevestigd of wordt losgemaakt en het
contact wordt ingeschakeld, dan gaat het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels
op het instrumentenpaneel branden en
het bijbehorende waarschuwingslampje
(1 tot en met 5) gaat rood branden op het
display met waarschuwingslampjes voor
de veiligheidsgordels en de airbag van de
voorpassagier.
Als een veiligheidsgordel achter niet is vastgemaakt, gaat het betreffende
waarschuwingslampje ( 3 t/m 5) ongeveer 30
seconden branden.
Vanaf een snelheid van ongeveer 20
km/u en gedurende 2 minuten gaat elk
waarschuwingslampje van een zitplaats met
een inzittende erop die de veiligheidsgordel
niet heeft bevestigd knipperen en klinkt er een
geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft blijft
het betreffende waarschuwingslampje branden
totdat de bestuurder, voorpassagier en/of
achterpassagier de gordel vastmaakt.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Maak, ongeacht de reistijd en de plaats waar
u in de auto zit, altijd de veiligheidsgordel
vast.
Wissel de gespen van de veiligheidsgordels
onderling niet om; de gordels zijn dan niet
voldoende effectief.
Controleer zowel voor als na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Omdoen
De heupgordel moet zo laag mogelijk op
het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
–
dient deze zo strak mogelijk om het
lichaam te worden gedragen;
–
moet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt;
–
mag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen;
–
mag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen;
–
mag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Page 77 of 244

75
Veiligheid
5Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
–
Conform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m in goedgekeurde, aan het
lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes
op
met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen
uitgeruste plaatsen te worden vervoerd.
–
V
olgens de statistieken is de achterbank
van uw auto de veiligste plaats voor het
vervoeren van een kind.
–
Kinderen lichter dan 9 kg moeten in
een naar achteren gerichte positie in de
auto worden geplaatst, op de voorstoel of
achterbank van de auto.
Het wordt aanbevolen om kinderen op
de achterzitplaatsen van de auto te
vervoeren:
–
tot 3 jaar "
met de rug in de rijrichting ",
–
vanaf 3 jaar "
met het gezicht in de
rijrichting ".
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
correct is bevestigd en aangetrokken.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat
de steun goed contact maakt met de vloer.
Advies
Een onjuist geïnstalleerd kinderzitje kan
de veiligheid van het kind in gevaar
brengen in het geval van een ongeval.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje
met de veiligheidsgordel voor dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje
is gespannen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze versteld kan
worden, indien nodig naar voren.
Verwijder de hoofdsteun alvorens
een kinderzitje met rugleuning op een
passagierszitplaats te bevestigen.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de
auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is
verwijderd.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de autogordel
moet over de schouder van het kind liggen
zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Gebruik een stoelverhoger met rugleuning
voorzien van een gordelgeleider ter hoogte
van de schouder.
Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om
te voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg ervoor dat de achterportierruiten niet
verder dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de
achterportierruiten om jonge kinderen tegen
de zon te beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
–
geen kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
–
nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de
auto in de zon staat,
–
de sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.