boot PEUGEOT 308 2024 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2024, Model line: 308, Model: PEUGEOT 308 2024Pages: 280, PDF Size: 8.24 MB
Page 45 of 280

43
Toegang
2Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
► Zet het contact af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening of
door op de handgreep van het bestuurdersportier te
drukken.
Het alarmsysteem wordt ook geactiveerd wanneer
de bestuurder van de auto vandaan gaat.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert
het rode controlelampje van de toets één keer per
seconde en gaan de richtingaanwijzers gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45
seconden.
Deur, achterklep of motorkap Wanneer een portier, een deur, de
achterklep of de motorkap niet goed is gesloten,
wordt de auto niet vergrendeld, maar worden
de omtrek- en interieurbeveiliging wel na 45
seconden ingeschakeld.
Schuif-/kanteldak Als het schuif-/kanteldak open blijft, wordt
de auto vergrendeld met de omtrekbeveiliging
geactiveerd, maar zonder de interieurbeveiliging
of wegsleepbeveiliging ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op een van de ontgrendeltoetsen van de
afstandsbediening:
Kort indrukken.
Lang indrukken.
of
►
Ontgrendel de auto door op de portiergreep van
het bestuurdersportier te drukken.
Het alarmsysteem wordt ook uitgeschakeld wanneer
de bestuurder de auto nadert.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2
seconden.
Na het ontgrendelen met de afstandsbediening
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging uit om vals alarm te voorkomen,
bijvoorbeeld in de volgende gevallen:
–
Persoon of huisdier in de auto.
– Het raam staat een klein stukje open.
– De auto wordt gewassen.
–
Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden
op de alarmtoets totdat het rode controlelampje blijft
branden.
►
V
erlaat de auto.
►
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Sleutelloos instap- en
startsysteem-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: het
rode controlelampje in de toets knippert één keer
per seconde.
Deze uitschakelprocedure moet elke keer na het afzetten van het contact opnieuw
worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de interieur-
en wegsleepbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Sleutelloos instap-
en startsysteem-systeem te ontgrendelen.
Het controlelampje in de toets gaat uit.
►
Schakel alle beveiligingsvoorzieningen opnieuw
in door de auto met de afstandsbediening of het
Page 113 of 280

111
Rijden
6B1...8Automatisch geselecteerde versnelling
vooruit met de functie regeneratief remmen
ingeschakeld
M1...8 Handmatig geselecteerde versnelling
vooruit
Bij volledig elektrisch rijden wordt de ingeschakelde
versnelling niet aangegeven.
Bij het afzetten van het contact wordt de stand van
de transmissie nog enkele seconden weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Werking
Alleen de verzoeken voor het veranderen van
de stand die correct uitvoerbaar zijn, worden
uitgevoerd.
Als de motor draait en het rempedaal moet worden
ingetrapt om de stand te kunnen wijzigen, wordt een
waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als bij draaiende motor en vrijgezette parkeerrem stand R , D of M wordt
geselecteerd, zet de auto zich in beweging
zonder dat u het gaspedaal hoeft in te trappen.
Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het
rempedaal. Hierdoor kan de transmissie worden
beschadigd!
Als u het bestuurdersportier opent terwijl stand N is ingeschakeld, dan klinkt er een
geluidssignaal en wordt stand P ingeschakeld.
Het geluidssignaal stopt wanneer het
bestuurdersportier is gesloten.
Bij snelheden lager dan 5 km/h wordt bij het
openen van het bestuurdersportier de stand
P
ingeschakeld - kans op plotseling remmen!
Plaats bij een lege accu altijd het (de) met het boordgereedschap meegeleverde
wielblok(ken) tegen een van de wielen om de
auto op zijn plaats te houden.
Bijzonderheden van de automatische
stand
De transmissie selecteert de versnelling die
de beste prestaties levert op basis van de
omgevingstemperatuur, het wegprofiel, de belading
van de auto en de rijstijl.
Trap voor een maximale acceleratie het gaspedaal
volledig in (kickdown). De transmissie schakelt
automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het maximumtoerental
bereikt.
Met de schakelflippers kan de bestuurder tijdelijk zelf
schakelen als de rijsnelheid en het motortoerental
dit toelaten.
Bijzonderheden van de handbediende
stand
De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
Regeneratief remmen (remfunctie)
De functie voor regeneratief remmen bootst het
afremmen op de motor na en laat de auto afremmen
zonder dat de bestuurder het rempedaal hoeft in
te trappen. Wanneer de bestuurder het gaspedaal
loslaat, vertraagt de auto sneller.
De energie die wordt teruggewonnen bij het
loslaten van het gaspedaal wordt gebruikt om de
tractiebatterij gedeeltelijk op te laden.
Het gedeeltelijk opladen heeft geen effect op het aangegeven laadniveau.
De auto remt af, maar de remlichten gaan niet branden.
►
Druk vanuit stand
D op toets B om de functie in
of uit te schakelen.
D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door
B .
De status van de functie wordt niet opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een volledig opgeladen tractiebatterij of
extreme temperaturen) kan de mate van
regeneratief remmen tijdelijk worden beperkt
waardoor de auto minder sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer letten
en waar nodig altijd onmiddellijk het rempedaal
kunnen intrappen.
Page 117 of 280

11 5
Rijden
6Ze zijn alleen beschikbaar als de tractiebatterij voldoende is opgeladen.
De volgende vijf functies kunnen niet worden
uitgeschakeld.
e-Launch
Als de benzinemotor is uitgeschakeld, kan de auto
met deze functie elektrisch rijden zonder dat de
prestaties daaronder lijden.
Als het gaspedaal wordt ingedrukt, begint de auto
te rijden zodra stand D of R van de automatische
transmissie wordt geselecteerd.
e-Creeping
Als de benzinemotor is uitgeschakeld en het
rempedaal wordt losgelaten, laat deze functie de
auto in de elektrische stand vooruit of achteruit
rijden, zodra stand D of R van de automatische
transmissie wordt geselecteerd.
e-Queueing
Met deze functie kan de auto een rij voertuigen
volgen, waarbij de auto meerdere keren wordt
gestopt en weer gestart, met behulp van de
functies e-Creeping en e-Launch, en de elektrische
rijstanden.
e-Parking
Met deze functie kan de auto bij een lagere
snelheid en met behulp van de elektromotor worden
geparkeerd als stand D of R van de automatische
transmissie is geselecteerd.
e-Boost
Met deze functie kunnen de benzinemoto en de
elektromotor tegelijkertijd werken, in combinatie met
de automatische transmissie.
Als het gaspedaal helemaal wordt ingedrukt
("kick-down"-functie) en de tractiebatterij volledig
is opgeladen, dan kan het koppel van alleen de
benzinemotor worden overschreden door het extra
koppel van de elektromotor.
Als het rempedaal meerdere keren wordt ingedrukt, wordt de benzinemotor weer
gestart voor extra remondersteuning.
Bijzonderheden van de handbediende
stand
De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
De benzinemotor kan ook worden uitgeschakeld in
de handmatige modus bij stilstand in het verkeer of
wanneer het gaspedaal wordt losgelaten.
Voor hybrideauto's blijft de optie om volledig
elektrisch te rijden (Normaal of Eco) ook behouden.
Voor plug-in hybrideauto's blijft de optie om volledig
elektrisch te rijden (Hybride of Elektrisch) ook
behouden.
Bij gebruik van de schakelflippers aan het stuurwiel wordt de benzinemotor ook
opnieuw gestart.
Als veel tractie nodig is, kan de bestuurder de
e-Auto-stand uitschakelen via het touchscreen.
Regeneratief remmen
(remfunctie)
De functie voor regeneratief remmen bootst het
afremmen op de motor na en laat de auto afremmen
zonder dat de bestuurder het rempedaal hoeft in
te trappen. Wanneer de bestuurder het gaspedaal
loslaat, vertraagt de auto sneller.
De energie die wordt teruggewonnen bij het
loslaten van het gaspedaal wordt gebruikt om de
tractiebatterij gedeeltelijk op te laden.
Het gedeeltelijk opladen heeft geen effect op het aangegeven laadniveau.
De auto remt af, maar de remlichten gaan niet branden.
►
Druk vanuit stand
D op toets B om de functie in
of uit te schakelen.
D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door
B .
De status van de functie wordt niet opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een volledig opgeladen tractiebatterij of
extreme temperaturen) kan de mate van
regeneratief remmen tijdelijk worden beperkt
waardoor de auto minder sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer letten
en waar nodig altijd onmiddellijk het rempedaal
kunnen intrappen.
Page 119 of 280

11 7
Rijden
6Selectiehendel (elektrisch)
(Elektrisch)
De keuzeschakelaar is een impulsselectieschakelaar
met een functie voor regeneratief remmen.
Via de keuzeschakelaar van de transmissie of de
keuzeschakelaar wordt de aandrijving geregeld op
basis van de rijstijl, het wegprofiel en de belading
van de auto.
Als het regeneratief remmen is geactiveerd, wordt
ook het afremmen op de motor geregeld als het
gaspedaal wordt losgelaten.
P. Parkeerstand
Toets voor het parkeren van de auto: de
voorwielen zijn geblokkeerd (de toets gaat
branden om aan te geven dat deze stand is
geactiveerd).
R. Achteruitversnelling
Voor het inschakelen van de achteruitversnelling,
met het rempedaal ingetrapt. N.
Neutraal
Voor het verplaatsen van de auto met afgezet
contact en om de auto in de vrijloop te laten
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Drive (rijden) (automatische versnelling vooruit)
B. Brake (regeneratief remmen)
Regeneratief remmen (de toets gaat branden om
aan te geven dat deze functie is ingeschakeld).
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
de status van de keuzeschakelaar op het
instrumentenpaneel weergegeven:
P : Parkeerstand.
R : Achteruitversnelling.
N : Neutraalstand.
D : Drive (rijden) (automatische versnelling vooruit).
B : Brake (regeneratief remmen ingeschakeld).
Werking
► Duw de impulsselectiehendel in stand N, met het
rempedaal ingetrapt en zonder het weerstandspunt
te passeren: •
naar voren om stand
R te selecteren.
•
naar achteren om stand
D te selecteren.
Laat de selectiehendel na elke keer duwen
helemaal los zodat deze weer terugkeert naar de
oorspronkelijke positie.
Bijzonderheden
Om stand N over te slaan (snel van D naar R gaan
en weer terug):
►
In stand
R duwt u naar achteren tot voorbij het
weerstandspunt om stand D te selecteren.
►
In stand
D duwt u naar voren tot voorbij het
weerstandspunt om stand R te selecteren.
►
Om terug te keren naar stand
N duwt u zonder
het weerstandspunt te passeren.
Regeneratief remmen
Met de Brake-functie en bij gas loslaten.
De Brake-functie bootst het afremmen op de
motor na en laat de auto afremmen zonder dat de
bestuurder het rempedaal hoeft in te trappen. De
auto remt sneller af als de bestuurder het gaspedaal
loslaat.
De energie die wordt teruggewonnen wanneer het
gaspedaal wordt losgelaten, wordt dan gebruikt om
de tractiebatterij bij te laden, waardoor de actieradius
van de auto toeneemt.
De auto remt af, maar de remlichten gaan niet branden.
►
Druk in stand
D op toets B om de functie te
activeren / deactiveren (de toets gaat branden
wanneer de functie wordt geactiveerd).
D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door
B .
De status van het systeem wordt niet opgeslagen bij
het uitzetten van het contact.