Peugeot 308 SW BL 2008 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2008, Model line: 308 SW BL, Model: Peugeot 308 SW BL 2008Pages: 260, PDF Size: 12.08 MB
Page 1 of 260
i
22
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Display.
6. Knop nulstelling.
Knop voor de nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
7. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de lichtsterkte van de
dashboardverlichting.
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Snelheidsbegrenzer
of
Snelheidsregelaar.
(km/h of mph)
B. Dagteller.
(km of miles)
Display
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf. Deze drie functies worden achtereen-
volgens weergegeven als het contact
wordt aangezet.
C. Onderhoudsindicator.
(km of miles), vervolgens:
Motorolieniveaumeter.
vervolgens:
Kilometerteller.
(km of miles)
Page 2 of 260
i
23
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK, GESTUURDE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK MET 6 VERSNELLINGEN OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Klein display.
6. Groot display.
7. Knop CHECK/nulstelling.
Activeert een handmatige CHECK.
Nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
8. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de lichtsterkte van de
dashboardverlichting.
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Dagteller.
(km of miles)
B. Kilometerteller.
(km of miles)
Display
Deze twee functies worden achtereen-
volgens weergegeven als het contact
wordt aangezet.
C. Onderhoudsindicator.
(km of miles), vervolgens:
Motorolieniveaumeter.
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf.
De volgende functies worden afhankelijk
van de geselecteerde functie weergegeven.
- Waarschuwingspictogrammen/
CHECK.
- Detectie te lage bandenspanning.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Gestuurde hangeschakelde
versnellingsbak met zes
versnellingen of automatische
transmissie.
- Informatie navigatiesysteem/
boordcomputer.
Page 3 of 260
!
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampjes kunnen constant
branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes heeft
beide mogelijkheden. Of het con-
stant branden of knipperen van
een verklikkerlampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de wer-
kingsfase van de auto.
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuur-
der informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in
het geval van een storing (waarschu-
wingslampje).
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Verklikkerlampjes tijdens het rijden
De volgende verklikkerlampjes geven
aan dat de desbetreffende functie is in-
geschakeld.
Richtingaanwijzer links.
Handrem aangetrokken.
Richtingaanwijzer rechts.
Grootlicht.
Dimlicht.
Voorgloeien dieselmotor.
Wacht tot dit pictogram is ver-
dwenen voordat u de motor
start.
Mistlampen vóór.
Mistachterlicht.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
de waarschuwingslampjes enkele se-
conden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Gemeenschappelijke
verklikkerlampjes tijdens het rijden
Page 4 of 260
25
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Voet op het rempedaal.
Houd, wanneer uw auto is uitge-
rust met een gestuurde handge-
schakelde versnellingsbak met
6 versnellingen of een automati-
sche transmissie, het rempedaal
ingetrapt om de motor te starten.
S p e c i fi e k e v e r k l i k k e r l a m p j e s t i j d e n s
het rijden
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u het tijdens het
rijden automatisch vergrende-
len van de portieren en de ach-
terklep hebt geactiveerd. Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de snelheids-
begrenzer hebt ingeschakeld.
Wanneer dit pictogram wordt
weergegeven, kunt u de
snelheidslimiet van de snel-
heidsbegrenzer instellen.
Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsregelaar hebt in-
geschakeld.
Wanneer dit pictogram
wordt weergegeven, kunt
u de snelheid van de snel-
heidsregelaar instellen.
Automatische transmissie. Dit pictogram geeft de gese-
lecteerde stand van de selec-
tiehendel aan (R, N, A of M).
Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers hebt
geactiveerd.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt geactiveerd.
Dit pictogram geeft de inge-
schakelde versnelling in de
automatische of handgescha-
kelde stand aan (1 t/m 6).
Dit pictogram geeft het ge-
selecteerde programma aan
(automatisch of sport).
Dit pictogram geeft de inge-
schakelde versnelling in de
automatische of handgescha-
kelde stand aan.
Dit pictogram geeft het ge-
selecteerde programma aan
(automatisch, sport, sneeuw
of handmatig).
Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak met 6 versnellingen.
Dit pictogram geeft de geselec-
teerde stand van de selectie-
hendel aan (P, R, N of D).
Page 5 of 260
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Pictogrammen uitgeschakelde
functies
De volgende pictogrammen geven aan
dat de desbetreffende functie handma-
tig is uitgeschakeld. Uitschakeling elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/
ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Met een speciale toets in het midden
van het dashboard kunnen deze syste-
men worden uitgeschakeld. Dit wordt
bevestigd door dit verklikkerlampje
en het lampje van de toets, die blijven
branden.
Vanaf ongeveer 50 km/h wordt het sy-
steem automatisch weer ingeschakeld.
Gemeenschappelijke pictogrammen
uitgeschakelde functies S p e c i fi e k e p i c t o g r a m m e n
uitgeschakelde functies
Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u het tijdens het
rijden automatisch vergrende-
len van de portieren en de ach-
terklep hebt uitgeschakeld. Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers vóór
hebt uitgeschakeld.
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel. Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsbegrenzer hebt
uitgeschakeld.
Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsregelaar hebt uit-
geschakeld.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt uitgeschakeld.
Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
De airbag aan passagierszijde
is na het starten van de auto
automatisch ingeschakeld.
De airbag kan met een speciale scha-
kelaar die zich aan de passagierszijde
op het dashboard bevindt, worden uit-
geschakeld. Dit wordt aangegeven door
de permanente weergave van dit picto-
gram op het instrumentenpaneel of op
het pictogrammendisplay veiligheids-
gordels/airbag aan passagierszijde.
Page 6 of 260
!
27
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden een van de volgende verklikker-
lampjes gaat branden, wijst dit op een
storing in het desbetreffende systeem en
moet de bestuurder actie ondernemen. Centraal
waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje brandt
in combinatie met een ander
waarschuwingslampje:
- lekke band,
- remsysteem,
- stuurbekrachtiging,
- oliedruk,
- koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Service.
Het verklikkerlampje service
gaat branden in het geval van
een storing in een systeem zon-
d e r s p e c i fi e k v e r k l i k k e r l a m p j e .
De melding op het multifunctionele dis-
play geeft aan welke functie het betreft.
Controleer:
-
of alle portieren, de achterklep, de
achterruit en de motorkap gesloten zijn,
- het motorolieniveau,
- het niveau van de ruitensproeiervloeistof,
- de batterij van de afstandsbediening,
- de bandenspanning,
- o f h e t r o e t fi l t e r n i e t i s v e r v u i l d ( d i e s e l ) .
Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-
netwerk .
Remsysteem.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukregelaar (REF) (het
verklikkerlampje ABS brandt in dat
geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
In het geval van een storing waar-
bij een waarschuwingslampje gaat
branden, moet de aanvullende in-
formatie via een melding op het
multifunctionele display worden
gelezen.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-
netwerk .
Waarschuwingslampjes
Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het an-
tiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Gemeenschappelijke waarschuwingslampjes
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder.
Page 7 of 260
28
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
motormanagementsysteem.
Als het lampje knippert, wijst dit op een
storing in de emissieregeling.
Laag brandstofniveau.
Dit lampje gaat branden op het
moment dat u met de resteren-
de hoeveelheid brandstof nog
ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter.
Maximum temperatuur
koelvloeistof.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een te hoge koel-
vloeistoftemperatuur. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil. Airbags.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in één
van de airbags of de pyrotech-
nische gordelspanners.
Veiligheidsgordel niet
vastgemaakt/weer
losgemaakt.
Dit lampje gaat branden als de
bestuurder en/of voorpassagier zijn vei-
ligheidsgordel niet heeft vastgemaakt of
weer heeft losgemaakt.
Dit lampje gaat ook branden als de vei-
ligheidsgordels van één of meer achter-
passagiers zijn losgemaakt.
W a t e r i n b r a n d s t o f fi l t e r .
Dit lampje gaat branden in het ge-
val van de aanwezigheid van wa-
t e r i n h e t b r a n d s t o f fi l t e r ( d i e s e l ) .
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren.
Geopend portier.
Een portier, de achterklep, de
achterruit of de motorkap * is
nog geopend:
- bij een snelheid lager dan 10 km/h brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h brandt dit lampje
constant, in combinatie met een
geluidssignaal. Laden van de accu.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
laadcircuit van de accu (gecor-
rodeerde of losgeraakte accupolen, dy-
namoriem slap of gebroken, ...). Motoroliedruk.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
smeersysteem van de motor.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
S p e c i fi e k e w a a r s c h u w i n g s l a m p j e s
* Uitsluitend bij auto's met alarmsysteem.