esp Peugeot 407 2010 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2010, Model line: 407, Model: Peugeot 407 2010Pages: 247, PDF Size: 14.73 MB
Page 6 of 247

IN EEN OOGOPSLAG
COCKPIT
1. Multifunctioneel display.
2. Audio- en telematicasysteem.
3. Bediening automatische
airconditioning.
4. Uitschakeling geluidssignaal
parkeerhulp.
Schakelaar centrale vergrendeling.
Schakelaar alarm.
Alarmknipperlichten.
Schakelaar stand SPORT elektronisch gestuurde vering.
Uitschakeling ESP.
Kinderslot.
5. Asbak/Aansteker voor
(max. 100 W).
6. Versnellingshendel.
7. Handrem.
8. Wegklapbare beker-/
fl e s s e n h o u d e r .
9. Armsteun met opbergvak en
USB-aansluiting.
10. Aansluiting 12 V (max. 100 W).
11. Asbak achter.
139
213
Peugeot Connect Com
Peugeot Connect Nav
184
Peugeot Connect Sound
Page 12 of 247

IN EEN OOGOPSLAG
Instrumentenpaneel
A. Als het contact wordt aangezet,
moet de wijzer van de brandstofme-
ter omhoog gaan.
B. Bij draaiende motor moet het ver-
klikkerlampje laag brandstofniveau
uitgaan.
C. Als het contact wordt aangezet,
moet de motorolieniveaumeter en-
kele seconden de melding "OIL
OK" weergeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
Het branden van een verklikkerlampje geeft
de status van de desbetreffende functie aan. Als het contact wordt aangezet, gaan
de oranje en rode verklikkerlampjes
branden.
Bij draaiende motor moeten deze ver-
klikkerlampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde
als er lampjes blijven branden.
18
20
104
A. Uitschakelen van het ge-
luidssignaal parkeerhulp
voor/achter.
B. Centrale vergrendeling
C. Uitschakelen inbraakalarm.
D. Alarmknipperlichten.
E. Geselecteerde stand elek-
tronisch gestuurde vering.
F. Uitschakeling elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
62
65
86
97
86
Pictogrammen Rij drukschakelaars
Page 21 of 247

1
22
Pictogram laden accu
Als dit pictogram bij draaiende motor
wordt weergegeven, wijst dit op een
storing in het laadcircuit (aansluitingen
accu, aandrijfriem).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Pictogram te lage
bandenspanning
Dit pictogram wordt weergegeven als
de bandenspanning te laag is.
Met een melding op het multifunctio-
nele display wordt aangegeven welke
band(en) het betreft.
Raadpleeg de sticker op de midden-
stijl in de opening van het bestuur-
dersportier. Breng voor uw veiligheid
de banden zo snel mogelijk op de juis-
te spanning.
Pictogrammen elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) Pictogram ESP ingeschakeld
Pictogram ESP actief
Pictogram ESP uitgeschakeld
Pictogram storing ESP
Pictogram
stuurbekrachtiging
Dit pictogram wordt weergegeven in het
geval van een storing in de stuurbekrach-
tiging.
Het pictogram is gekoppeld aan het
pictogram
STOP .
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Pictogram handrem
Dit pictogram wordt weergegeven als
de handrem (nog iets) is aangetrokken.
Het pictogram is gekoppeld aan het
pictogram remsysteem. Pictogram te laag
niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Dit pictogram wordt bij het inschakelen
van de ruitenwissers weergegeven als
het niveau van de ruiten- en koplamp-
sproeiervloeistof te laag is.
Vul het reservoir bij.
Pictogram motorolieniveau
Dit pictogram wordt weergegeven als
het motorolieniveau te laag is.
PICTOGRAMMEN VAN HET DISPLAY VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Deze pictogrammen verschijnen op
het display van het instrumentenpa-
neel. Pictogram STOP
Als dit pictogram afzonderlijk wordt
weergegeven, wijst dit op een storing
in de stuurbekrachtiging.
Dit pictogram wordt weergegeven in
combinatie met de pictogrammen te
lage motoroliedruk, te hoge koelvloei-
stoftemperatuur, remsysteem of lekke
band. Stop onmiddellijk.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Pictogram lekke band
Dit pictogram wordt weergegeven in het
geval van (een) lekke band(en).
Op het multifunctionele display wordt
met een melding aangegeven welke
band(en) het betreft.
Het pictogram is gekoppeld aan het pic-
togram STOP .
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Stop onmiddellijk.
Verwissel het wiel met de lekke band
en laat de lekke band repareren door
het PEUGEOT-netwerk.
Page 24 of 247

1
25
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een sto-
ring in het schakelprogramma
van de automatische trans-
missie.
Pictogrammen stand selectiehendel automatische transmissie
Dit pictogram wordt weerge-
geven in het geval van een
storing in de automatische
transmissie.
Automatische transmissie met 4 of 6 versnellingen
Pictogrammen "Park"
(Parkeerstand)
Pictogrammen
"Reverse" (Achteruit)
Pictogrammen "Neutral"
(Neutraalstand)
Pictogrammen
"Drive" (Rijstand)
De letter S en het teken , die ge-
combineerd kunnen worden met de
bovenstaande pictogrammen, geven
respectievelijk de gekozen program-
ma's Sport en Sneeuw weer. Deze pictogrammen hebben betrek-
king op de vier of zes versnellingen
van de handbediening van de automa-
tische transmissie.
Als het toerental te laag of te hoog
is voor de geselecteerde versnelling,
knippert het desbetreffende pictogram
enkele seconden, waarna de werkelijk
ingeschakelde versnelling wordt weer-
gegeven. Er wordt tijdelijk overgegaan
op de automatische bediening.
Motorolietemperatuurmeter
Als het contact wordt aangezet en tij-
dens het rijden geeft deze de motoro-
lietemperatuur aan.
Wijzer in zone
C : de temperatuur is in
orde.
Wijzer in zone D : de temperatuur is te
hoog.
Matig uw snelheid om de temperatuur
te laten dalen. Pictogram "Manual" (Handbediening)
Page 55 of 247

3COMFORT
53
ACHTERBANK (SEDAN)
Opmerking: de zitting 1 kan (voor-
zichtig) worden verwijderd om de laad-
ruimte te vergroten.
Knijp de bevestigingen van de zitting in
om deze uit de klemmen te verwijderen.
Terugplaatsen:
zet de rugleuning 2 rechtop en ver-
grendel deze (het rode vlak van knop
3 mag niet meer zichtbaar zijn),
klap de zitting 1 neer,
plaats de hoofdsteunen terug in-
dien u ze hebt verwijderd. Vergrendelen/ontgrendelen van
de toegang tot de bagageruimte
via de achterbank
D e t o e g a n g t o t d e b a g a g e r u i m t e v a n u i t
het interieur kan worden vergrendeld.
Het rode vlak van de knop 3 mag niet
meer zichtbaar zijn. Is dit nog wel het ge-
val, druk dan de achterbank goed vast.
Plaats de contactsleutel in het slot 4 .
Let erop dat voordat de rugleu-
ning wordt neergeklapt de gor-
dels niet worden vastgeklemd
en dat de gespen van de veilig-
heidsgordels in de juiste gordelsluitin-
g e n z i j n g e s t o k e n . D i t z o r g t e r v o o r d a t
bij het terugzetten van de achterbank
in de normale stand de gordels op de
juiste plek terechtkomen.
Kantel om het linkerdeel of het rech-
terdeel van de achterbank neer te
klappen altijd eerst de zitting omhoog
alvorens de rugleuning neer te klap-
pen (om beschadiging te voorkomen):
schuif indien nodig de voorstoel(en)
naar voren,
zet de hoofdsteunen van de ach-
terbank in de laagste stand of ver-
wijder ze indien nodig.
Controleer of de veiligheidsgordel langs
de rand van de rugleuning loopt.
Controleer of de gespen van de bui-
tenste veiligheidsgordels in de gordel-
sluitingen zijn gestoken (de middelste
veiligheidsgordel mag niet zijn vastge-
maakt).
til de zitting 1 aan de voorzijde op,
klap de zitting 1 tegen de rugleu-
ning van de voorstoel(en).
trek de knop 3 naar voren om de
rugleuning 2 te ontgrendelen,
klap de rugleuning 2 neer.
Page 56 of 247

3COMFORT
54
ACHTERBANK (407 SW)
Opmerking: de zitting 1 kan (voor-
zichtig) worden verwijderd om de laad-
ruimte te vergroten.
Knijp de bevestigingen van de zitting
in om deze uit de klemmen te verwij-
deren.
Terugplaatsen:
zet de rugleuning 2 rechtop en ver-
grendel deze (het rode vlak van knop
3 mag niet meer zichtbaar zijn),
klap de zitting 1 neer,
plaats de hoofdsteunen terug in-
dien u ze heeft verwijderd. Let erop dat voordat de rugleu-
ning wordt neergeklapt de gor-
dels niet worden vastgeklemd
en dat de gespen van de veilig-
heidsgordels in de juiste gordelsluitin-
g e n z i j n g e s t o k e n . D i t z o r g t e r v o o r d a t
bij het terugzetten van de achterbank
in de normale stand de gordels op de
juiste plek terechtkomen.
Kantel om het linkerdeel of het rech-
terdeel van de achterbank neer te
klappen altijd eerst de zitting omhoog
alvorens de rugleuning neer te klap-
pen (om beschadiging te voorkomen):
schuif indien nodig de voorstoel(en)
naar voren,
zet de hoofdsteunen van de ach-
terbank in de laagste stand of ver-
wijder ze indien nodig.
Controleer of de veiligheidsgordel langs
de rand van de rugleuning loopt.
Controleer of de gespen van de bui-
tenste veiligheidsgordels in de gordel-
sluitingen zijn gestoken (de middelste
veiligheidsgordel mag niet zijn vastge-
maakt).
til de zitting 1 aan de voorzijde op,
klap de zitting 1 tegen de rugleu-
ning van de voorstoel(en).
trek de knop 3 naar voren om de
rugleuning 2 te ontgrendelen,
klap de rugleuning 2 neer.
Page 62 of 247

3COMFORT
60
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd, behalve als de achterzitplaat-
sen al bezet zijn door andere kinderen
of als de achterbank niet bruikbaar,
neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagierszij-
de uit zodra een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de voorstoel wordt
geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van
de airbag levensgevaarlijk gewond ra-
ken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed over
de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten
zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voor-
komen dat de portieren en de portier-
ruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de portierruiten achter
niet verder dan voor 1/3 deel geopend
worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te bescher-
men.
D e o n j u i s t e b e v e s t i g i n g v a n e e n k i n -
derzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar bij een aanrijding.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel moge-
lijk moet worden beperkt.
Zorg er, bij het bevestigen van het kin-
derzitje met de veiligheidsgordel, voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen
het kinderzitje is gespannen en dat
de gordel het kinderzitje stevig op zijn
plaats houdt.
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht
in de rijrichting" voor dat de rugleu-
ning van het zitje tegen de rugleuning
van de stoel van de auto aandrukt en
dat de hoofdsteun geen belemmering
vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet wor-
den, berg deze dan zorgvuldig op om
te voorkomen dat de hoofdsteun door
de auto vliegt bij krachtig afremmen.
Page 99 of 247

7VEILIGHEID
86
CLAXON
Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Automatische ontsteking van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarm-
knipperlichten, afhankelijk van de
remvertraging die optreedt, automa-
tisch in. De alarmknipperlichten blijven
knipperen totdat er opnieuw gas wordt
gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop in te
drukken.
ELEKTRONISCH STABILITEITSPROGRAMMA (ESP)
Dit systeem staat in verbinding met en
is een aanvulling op het ABS.
Als de koers van de auto afwijkt van de
door de bestuurder gewenste richting,
houdt het ESP-systeem de vier wielen
in de gaten en grijpt automatisch in
via de remmen van een of meerdere
wielen en het motorkoppel om de auto
voor zover mogelijk weer in de juiste
koers te brengen.
Ingreep door het ESP-systeem Het pictogram verschijnt. Uitschakelen van het ESP
In bijzondere omstandigheden (als
de auto blijft steken in de modder of
sneeuw, op een losse ondergrond...)
kan het nuttig zijn het ESP uit te scha-
kelen .
Druk op de schakelaar "ESP OFF"
op de middenconsole.
Het verklikkerlampje van de schake-
laar gaat branden en het pictogram
verschijnt: het ESP heeft geen invloed
meer op de werking van de motor.
Pictogram instrumentenpaneel.
De systemen worden opnieuw:
automatisch ingeschakeld als het
contact wordt afgezet.
automatisch ingeschakeld vanaf
50 km/h.
handmatig ingeschakeld door nog-
maals op de schakelaar te drukken.
Druk de knop in, de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook
als het contact is afgezet.
Page 100 of 247

7VEILIGHEID
86
CLAXON
Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Automatische ontsteking van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarm-
knipperlichten, afhankelijk van de
remvertraging die optreedt, automa-
tisch in. De alarmknipperlichten blijven
knipperen totdat er opnieuw gas wordt
gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop in te
drukken.
ELEKTRONISCH STABILITEITSPROGRAMMA (ESP)
Dit systeem staat in verbinding met en
is een aanvulling op het ABS.
Als de koers van de auto afwijkt van de
door de bestuurder gewenste richting,
houdt het ESP-systeem de vier wielen
in de gaten en grijpt automatisch in
via de remmen van een of meerdere
wielen en het motorkoppel om de auto
voor zover mogelijk weer in de juiste
koers te brengen.
Ingreep door het ESP-systeem Het pictogram verschijnt. Uitschakelen van het ESP
In bijzondere omstandigheden (als
de auto blijft steken in de modder of
sneeuw, op een losse ondergrond...)
kan het nuttig zijn het ESP uit te scha-
kelen .
Druk op de schakelaar "ESP OFF"
op de middenconsole.
Het verklikkerlampje van de schake-
laar gaat branden en het pictogram
verschijnt: het ESP heeft geen invloed
meer op de werking van de motor.
Pictogram instrumentenpaneel.
De systemen worden opnieuw:
automatisch ingeschakeld als het
contact wordt afgezet.
automatisch ingeschakeld vanaf
50 km/h.
handmatig ingeschakeld door nog-
maals op de schakelaar te drukken.
Druk de knop in, de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook
als het contact is afgezet.
Page 101 of 247

7VEILIGHEID
87
Storing
Bij een storing in het systeem ver-
schijnt het pictogram in combinatie
met een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.
Raadpleeg het PEUGEOT -netwerk om
de systemen te laten controleren. Pictogram instrumentenpaneel.
Het ESP zorgt voor meer vei-
ligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter
nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's (laat rem-
men) of het te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsy-
steem, elektronische onderdelen als-
mede de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden door
het PEUGEOT -netwerk.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT -net-
werk. ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)
Het antiblokkeersysteem zorgt tijdens
het remmen voor een betere stabili-
teit en bestuurbaarheid van uw auto,
vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS treedt automatisch in werking
zodra één van de wielen dreigt te blok-
keren.
De normale werking van het ABS kan
merkbaar zijn door het trillen van het
rempedaal.
Dit pictogram geeft een sto-
ring in het ABS aan.
Dit wordt tevens aangegeven
door een pictogram op het dis-
play in het instrumentenpaneel.
Als de pictogrammen blijven branden
bij een snelheid hoger dan 10 km/h, is
het ABS buiten werking.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
NOODREMASSISTENTIE
Dit systeem zorgt ervoor dat in nood-
gevallen de optimale remdruk sneller
wordt bereikt, zodat de remafstand
kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingedrukt groot is en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht
minder wordt en dat de effectiviteit van
het remmen wordt vergroot.
Het systeem zorgt ervoor dat de beno-
digde bedieningskracht minder wordt
en dat de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstop
zo krachtig mogelijk in en blijf een maxi-
male kracht uitoefenen op het pedaal.
Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volle-
dig in en laat het niet los.
Opmerking: zorg er bij vervanging
van de wielen (banden en velgen) voor
dat er gehomologeerde wielen worden
gemonteerd.