PEUGEOT 508 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2023, Model line: 508, Model: PEUGEOT 508 2023Pages: 244, PDF Size: 7.37 MB
Page 91 of 244

89
Veiligheid
5Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze is
uitgeschakeld*, bij een ernstige frontale aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A).
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze
naar voren wordt geslingerd.
Zijairbags
Dit systeem beschermt de bestuurder en de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding
om de kans op letsel aan het bovenlichaam, tussen
de heup en de schouder, te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de
rugleuning, aan de portierzijde.
* Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over ui tschakelen van de airbag aan passagierszijde.
Activering
De zijairbags worden geactiveerd aan één zijde bij
een ernstige aanrijding van opzij tegen een deel van
de of de gehele impactzone (B).
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de borstkas
van de inzittende en het betreffende portierpaneel.
Window-airbags
Het systeem helpt de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste achterpassagier) te
beschermen bij een ernstige zijdelingse aanrijding
door de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd
te verkleinen.
De window-airbags zijn in de stijlen en
hemelbekleding aangebracht.
Activering
Elke window-airbag wordt gelijktijdig met de zijairbag
aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone opzij (B ).
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de betreffende
zijruiten.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden. Neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale
aanrijding worden de zijairbags niet geactiveerd.
Advies
Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe de veiligheidsgordel om en zorg dat deze
goed is geplaatst.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de
inzittenden en de airbags (zoals kinderen, dieren
of voorwerpen), en bevestig niets in de buurt of
de baan van de airbags, omdat dit voor letsel kan
zorgen als de airbags afgaan.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp van
uw auto, vooral niet in de directe omgeving van
de airbags.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden
nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of
lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de
armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag
Page 92 of 244

90
Veiligheid
wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen
enkele milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme gassen via
de daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.
Laat de airbagsystemen na een aanrijding of
diefstal van uw auto controleren.
Laat alle werkzaamheden alleen door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Airbags vóórHoud het stuurwiel niet aan de spaken vast
en laat uw handen niet op het stuurwielkussen
rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een
pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in
de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op het
stuurwiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Zijairbags Gebruik alleen goedgekeurde stoelhoezen
die compatibel zijn met deze airbags. Neem voor
informatie over stoelhoezen die geschikt zijn voor
uw auto contact op met een PEUGEOT-dealer.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets over de
rugleuning van de stoelen (zoals kleding): dit zou
bij het activeren van de airbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren bevatten
de zijdelingse schoksensoren van de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) die
niet aan de voorschriften voldoen, kan ertoe
leiden dat deze sensoren niet meer goed werken.
In dat geval werken de zijairbags mogelijk niet!
Laat alle werkzaamheden alleen door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Window-airbags Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Verwijder de handgrepen aan het dak niet, omdat
deze deels voor de bevestiging van de window-
airbags zorgen.
Actieve motorkap
De actieve motorkap is ontwikkeld om een
voetganger te beschermen als deze frontaal door de
auto wordt aangereden.
Het pyrotechnische systeem wordt geactiveerd bij de
scharnieren van de motorkap, zodat deze omhoog
gaan wanneer de sensoren aan de voorkant van de
auto een aanrijding detecteren.
Het activeren van de actieve motorkap gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd. Het waarschuwingslampje van de
airbag gaat aan.
Probeer de motorkap na activering niet te
openen of te sluiten. Neem contact op met een
bergingsbedrijf of ga naar de dichtstbijzijnde
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats,
maar rijd daarbij niet harder dan 30 km/h.
Zet de bestuurdersstoel hoger - kans op
verminderd zicht!
Page 93 of 244

91
Veiligheid
5Dit systeem werkt slechts één keer. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), wordt de
actieve motorkap niet meer geactiveerd.
Laat het systeem na een aanrijding of na diefstal
van uw auto controleren.
Kom niet aan de pyrotechnische systemen onder
de motorkap, in de buurt van de steunen - risico
van explosie!
Laat alle werkzaamheden alleen door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten
controleren.
De kans bestaat dat de actieve motorkap bij een
aanrijding niet wordt geactiveerd.
Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
– Conform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,5
meter in goedgekeurde, voor hun lengte of
lichaamsgewicht geschikte kinderzitjes op
met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen
uitgeruste plaatsen te worden vervoerd.
–
V
olgens de statistieken zijn de
achterzitplaatsen van uw voertuig de veiligste
plaats voor het vervoeren van een kind.
–
Kinderen jonger dan 15 maanden moeten
met de rug in de rijrichting in de auto worden
geplaatst, op de voorstoel of een achterzitplaats
van de auto.
Het wordt aanbevolen om kinderen op de achterzitplaatsen van het voertuig te
vervoeren:
–
tot 3 jaar "
met de rug in de rijrichting".
–
vanaf 3 jaar "
met het gezicht in de
rijrichting".
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel correct is bevestigd en aangetrokken.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat de
steun goed contact maakt met de vloer.
Wanneer een kinderzitje niet goed in een auto is bevestigd, kan de veiligheid van het
kind bij een ongeval in gevaar komen.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gordelsluiting van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in
gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje
van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden
vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet
worden beperkt.
Wanneer het kinderzitje met de veiligheidsgordel
wordt bevestigd, moet u ervoor zorgen dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is
gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig
op zijn plaats houdt. Wanneer de passagiersstoel
verstelbaar is, moet u deze waar nodig naar
voren schuiven.
Verwijder de hoofdsteun voordat u
een kinderzitje met rugleuning op een
passagierszitplaats bevestigt.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt
bij krachtig afremmen. Plaats de hoofdsteun
terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
Plaatsen van een zittingverhoger Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder van het
kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Gebruik een zittingverhoger met rugleuning
voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van
de schouder.
Page 94 of 244

92
Veiligheid
Extra beveiligingGebruik de kinderbeveiliging om te
voorkomen dat de portieren en de portierruiten
achter per ongeluk geopend worden.
Zorg ervoor dat de achterportierruiten niet verder
dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de achterportierruiten
om jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen nooit:
–
een kind alleen en zonder toezicht in de auto
achter;
–
een kind of een dier in een auto achter
wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de
zon staat;
–
de sleutels binnen bereik van de kinderen
achter in de auto.
Kinderzitje achterin
Met het gezicht of de rug in de rijrichting
► Zet de voorstoel van de auto naar voren en zet
de rugleuning rechtop, zodat de benen van het kind in een kinderzitje met het gezicht of de rug in de
rijrichting de voorstoel van de auto niet raken.
►
Controleer of de rugleuning van een kinderzitje
met het gezicht in de rijrichting zich zo dicht mogelijk
tegen de rugleuning van de zitplaats achter in de
auto is geplaatst en het optimaal raakt.
Middelste zitplaats achter
De gordelsluiting van de buitenste zitplaats rechts
moet in de behuizing worden opgeborgen als
een kinderzitje op de middelste zitplaats wordt
geïnstalleerd.
Een kinderzitje met steun mag nooit op de
middelste zitplaats achter worden bevestigd.
Kinderzitje op de
passagiersstoel voor
► Zet de voorpassagiersstoel in de hoogste stand
en helemaal naar achteren, met de rugleuning
rechtop.
"Gezicht in de rijrichting"
De voorpassagiersairbag moet ingeschakeld zijn.
Page 95 of 244

93
Veiligheid
5"Met de rug in de rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet worden uitgeschakeld als u een kinderzitje
“met de rug in de rijrichting” op de voorstoel
plaatst. Wanneer u dat niet doet, dan kan het
kind ernstig of dodelijk letsel oplopen als de
airbag wordt opgeblazen.
Waarschuwingssticker - Airbag vóór aan
passagierszijde
U moet zich aan het volgende voorschrift houden,
dat ook op de waarschuwingssticker aan beide
zijden van de zonneklep aan passagierszijde wordt
vermeld:
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag
kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN.
De airbag vóór aan
passagierszijde uitschakelen
Airbag passagierszijde UIT
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag vóór aan passagierszijde ALTIJD uit
als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting"
op de voorstoel plaatst. Anders kan het kind
ernstig of dodelijk gewond raken wanneer de
airbag wordt geactiveerd.
Auto's zonder schakelaar voor het uit-/ inschakelen
Het is ten strengste verboden om een
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoel te plaatsen - kans op
dodelijk of ernstig letsel bij het afgaan van de
airbag!
De airbag vóór aan passagierszijde uit-
of inschakelen
Bij auto's met dit systeem bevindt de schakelaar zich
aan de zijkant van het dashboard.
Bij afgezet contact:
Page 96 of 244

94
Veiligheid
► Steek de sleutel in de schakelaar voor de airbag
en draai deze in de stand "OFF" om de airbag uit te
schakelen.
►
Draai de sleutel in de stand "
ON" om de airbag
weer in te schakelen.
Als het contact wordt aangezet:
Dit waarschuwingslampje gaat branden en blijft branden om aan te geven dat de airbag
is uitgeschakeld.
Of
Dit waarschuwingslampje gaat ongeveer 1 minuut branden om aan te geven dat de
airbag is ingeschakeld.
ISOFIX-bevestigingen
De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust
met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen:
* Afhankelijk van de uitvoering.
Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen
die worden aangegeven door een markering: –
T
wee ringen (A
) tussen de rugleuning en de zitting
van de stoel.
De 2 vergrendelingen van ISOFIX-kinderzitjes
worden hieraan verankerd.
–
Eén ring
(B) aan de achterzijde van de stoel wordt
de TOP TETHER genoemd en is bedoeld om zitjes
met een bovenste riem te bevestigen.
Voorstoel
Achterbank
Dit systeem voorkomt dat het kinderzitje naar voren
kantelt bij een frontale aanrijding.
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een kinderzitje
veilig, degelijk en snel in de auto worden
gemonteerd.
Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER:
►
V
erwijder de hoofdsteun van de zitplaats waarop
u het kinderzitje wilt plaatsen en berg de hoofdsteun
op (plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje
weer is verwijderd).
►
V
oer de riem van het kinderzitje achter de
rugleuning van de zitplaats langs, tussen de
openingen voor de pennen van de hoofdsteun door.
►
Maak de haak van de bovenste riem aan ring
B
vast.
►
T
rek de bovenste riem strak.
Voordat u een ISOFIX-kinderzitje op de linkerzitplaats van de achterbank plaatst,
moet u eerst de middelste veiligheidsgordel
achter naar het midden van de auto verplaatsen
Page 97 of 244

95
Veiligheid
5zodat deze gordel normaal gebruikt kan blijven
worden.
Wanneer een kinderzitje niet goed in een auto is bevestigd, kan de veiligheid van het
kind bij een ongeval in gevaar komen.
Houd u nauwgezet aan de montagevoorschriften
die in de gebruiksaanwijzing van het kinderzitje
worden aangegeven.
Raadpleeg het overzicht voor meer informatie over de bevestiging van
ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.
i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes A) worden verankerd.
Deze i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:
–
een bovenste bevestigingsriem die kan worden
vastgemaakt aan bevestigingsring B .
–
of een steun die op de vloer rust, vóór de voor
i-Size kinderzitjes geschikte zitplaats van de auto.
Ze voorkomen dat het kinderzitje bij een ongeval
naar voren kantelt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over ISOFIX-bevestigingen.
Aanbevolen kinderzitjes
"RÖMER Baby-Safe 3 i-Size"
Lengte: 40 - 83 cm
Van geboorte tot 15 maanden (tot 13 kg)
Met of zonder ISOFIX-basis.
Alleen geschikt voor plaatsing "met de rug in de rijrichting".
"RÖMER TriFix 2 i-Size"Lengte: 76 - 105 cm
Van 15 maanden tot 4 jaar (Van 9 tot 22 kg)
Bevestigd met ISOFIX- en Top Tether-bevestigingen.
Alleen geschikt voor plaatsing "met het gezicht in de rijrichting".
"RÖMER KidFix i-Size"Lengte: 100 - 150 cm
Van 3,5 tot 12 jaar(Van 15 tot 36 kg)
Kan met en zonder ISOFIX-bevestigingen worden gemonteerd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
"GRACO Booster"
Lengte: langer dan 135 cm
(Van 22 tot 36 kg)
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Neem de instructies van de fabrikant van het kinderzitje in acht bij het plaatsen van
het juiste kinderzitje in de auto.
Page 98 of 244

96
Veiligheid
Zie voor semi-universele kinderzitjes of kinderzitjes die specifiek voor de auto zijn
(ISOFIX-kinderzitje of kinderzitje met veiligheidsgordel) de lijst met auto's in de
gebruikershandleiding van het kinderzitje.Zorg ervoor dat het kinderzitje op de juiste positie in de auto wordt geplaatst.
Zie de overzichtstabel voor het plaatsen van
kinderzitjes.
Samenvattingstabel voor het installeren van universele ISOFIX- of i-Size\
-kinderzitjes
In overeenstemming met de Europese regelgeving toont dit overzicht de mo\
gelijkheden voor het bevestigen van universeel goedgekeurde kinderzitjes (a) met de
veiligheidsgordel en van de grootste ISOFIX- en i-Size-kinderzitjes op plaatsen in de auto die zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingspunten.
Stoelnummers
Voorstoelen (b) Zitplaatsen van de achterbank (b)
13456
3 1456
Airbag vóór aan passagierszijde Uitgeschakeld "OFF"
(c) Ingeschakeld "ON"
(d)
Plaats geschikt voor een universeel (a)
kinderzitje
Met de rug in de rijrichting nee
ja (e) nee ja ja (g) (l) ja
Plaats geschikt voor een universeel (a)
kinderzitje
Gezicht in de rijrichting nee
ja (f) ja (f) ja ja (g) (l) ja
Plaats geschikt voor een i-Size-kinderzitje Met de rug in de rijrichting nee
ja (j) (m)
nee (n) nee
ja nee ja
Page 99 of 244

97
Veiligheid
5Stoelnummers
Voorstoelen (b) Zitplaatsen van de achterbank (b)
13456
3 1456
Airbag vóór aan passagierszijde Uitgeschakeld "OFF"
(c) Ingeschakeld "ON"
(d)
Plaats geschikt voor een i-Size-kinderzitje Gezicht in de rijrichting nee
ja (j) (m)
nee (n) ja
nee ja
Plaats voorzien van een Top Tether-haak nee ja (m)
nee (n) ja
nee ja
Kinderzitje van het type "reiswieg" (L1 / L2) nee
nee nee nee nee
ISOFIX-kinderzitje met de rug in de rijrichting (R1 / R2 / R3) nee
R3 (j) (m)
nee (n) nee
R2 (i) (k) nee R2 (i) (k)
ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
(F2 / F2X / F3) nee
F3 (j) (m)
nee (n) F3
(k) nee F3 (k)
" Zitverhoger"
(B2 / B3) nee
B3 (h) (j) B3nee B3
Regels:
–
Een plaats die geschikt is voor
i-Size is ook
geschikt voor R1, R2 en F2X, F2, B2. –
Een plaats die geschikt is voor
R3 is ook geschikt
voor R1 en R2.
–
Een plaats die geschikt is voor
R2 is ook geschikt
voor R1. –
Een plaats die geschikt is voor
F3 is ook geschikt
voor F2X en F2.
–
Een plaats die geschikt is voor
B3 is ook geschikt
voor B2.
Page 100 of 244

98
Veiligheid
(a)Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
auto's met de veiligheidsgordel kan worden
bevestigd.
(b) Raadpleeg afhankelijk van de uitvoering de
wetgeving in uw land voordat u een kinderzitje
op deze zitplaats bevestigt.
(c) Wanneer u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op deze plaats wilt installeren, dan
MOET de airbag vóór aan passagierszijde
worden uitgeschakeld "OFF".
(d) Op deze plaats mag alleen een kinderzitje met
het gezicht in de rijrichting worden geplaatst
wanneer de airbag vóór aan passagierszijde is
ingeschakeld "ON".
(e) Voor een universeel kinderzitje "met de rug
in de rijrichting" en/of "het gezicht in de
rijrichting" (U ) voor alle gewichtsgroepen of
speciaal voor kinderen met een lengte van 40
tot 150
cm.
(f) Voor een universeel kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" (UF) uit groep 1 , 2 of
3 , of speciaal bedoeld voor kinderen met een
lengte van 76 tot 150
cm.
(g) Een kinderzitje met steun mag nooit op de
middelste zitplaats achter worden bevestigd.
(h) Zet een stoel met hoogteafstelling in de
hoogste stand en helemaal naar achteren. (i)
Stel de rugleuning van de voorste stoel
helemaal rechtop (15°) en halverwege in de
lengte.
(j) Zet de rugleuning in een stand van 45° en
bevestig het kinderzitje.
Zet de rugleuning rechtop totdat deze contact
met de rugleuning van het kinderzitje maakt.
(k) Wanneer u een kinderzitje op een van de
buitenste zitplaatsen plaatst "met de rug in de
rijrichting" of "met het gezicht in de rijrichting",
schuif de voorstoel naar voren en zet de
rugleuning rechtop, zodat er voldoende ruimte
is voor het kinderzitje en de benen van het kind.
(l) Als u een kinderzitje op de middelste
zitplaats van de achterbank plaatst, berg de
gordelsluiting rechts in de stoelbehuizing.
(m) Zitplaatsen voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
(n) Zitplaatsen niet voorzien van
ISOFIX-bevestigingen.