PEUGEOT 508 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2023, Model line: 508, Model: PEUGEOT 508 2023Pages: 244, PDF Size: 7.37 MB
Page 121 of 244

11 9
Rijden
6– Eerst moet u alle functies selecteren die u wilt
uitschakelen.
–
Daarna moet u al deze functies tegelijkertijd
uitschakelen.
De functies selecteren
► Druk op deze toets op het dashboard om
de tabbladen ADAS weer te geven.
►
Selecteer het tabblad
Functies.
► Druk op deze toets om de lijst van
beschikbare functies weer te geven.
►
Selecteer de functies die worden uitgeschakeld
als u de toets ADAS bij elke start even ingedrukt
houdt (bijvoorbeeld
Stop - start, Rijstrookassistent,
Automatisch remsysteem (Active Safety Brake)).
► Druk op deze toets om terug te keren
naar de vorige pagina.
Het systeem slaat op welke functies u wilt
uitschakelen.
Deze functies uitschakelen
► Houd deze toets op het
dashboard ingedrukt.
Alle eerder geselecteerde functies worden
uitgeschakeld totdat de auto weer wordt gestart (dit
wordt met een geluidssignaal bevestigd).
Verkeersbordherkenning
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem geeft de ter plaatse geldende
maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel
met behulp van:
–
Door de camera gedetecteerde verkeersborden
met een snelheidslimiet.
–
Informatie over snelheidslimieten op basis van de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.
–
Informatie over snelheidslimieten van verbonden
diensten.
–
Door de camera gedetecteerde borden die een erf
aangeven.
Bord gedetecteerd Voorgestelde
snelheid (berekend)
Begin erfzone Voorbeeld:
Zonder PEUGEOT
i-Connect Advanced 20
km/h of 10
mph (afhankelijk van de voor het
instrumentenpaneel gebruikte eenheid) Met PEUGEOT
i-Connect Advanced Weergave van de
snelheid die geldt in
het land waar u zich bevindt.
–
Bepaalde verkeersborden met aanvullende
informatie die door de camera worden gedetecteerd.
Page 122 of 244

120
Rijden
Gedetecteerd verkeersbord
met aanvullende informatie Weergave van de
snelheid die bij
het verkeersbord met aanvullende informatie hoort
Snelheidslimiet bij regen
Voorbeelden:
Als de
ruitenwisserschakelaar in de stand "interval" of "automatisch
wissen" staat (zodat de regensensor is geactiveerd):110
km/h
(bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij
het trekken van een aanhanger
Als er een
goedgekeurde
trekhaak op de auto is gemonteerd:
90
km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet voor
een bepaalde afstand Voorbeeld:
70 km/h (bijvoorbeeld)
Gedetecteerd verkeersbord
met aanvullende informatie Weergave van de
snelheid die bij
het verkeersbord met aanvullende informatie hoort
Snelheidslimiet voor auto's waarvan het
maximaal toelaatbare voertuiggewicht
lager dan 3,5 ton is
90 km/h (bijvoorbeeld)
Snelheidslimiet bij
sneeuw
Voorbeeld:
Als de
buitentemperatuur lager dan 3 °C is:
30
km/h (bijvoorbeeld) met een
"sneeuwvlok"-symbool
Snelheidslimiet op
bepaalde tijden van de dag
Voorbeeld:
30 km/h (bijvoorbeeld) met een
"klok"-symbool
Voor de juiste informatie over snelheidslimieten wordt de huidige positie
van de auto via de telematica-eenheid verzonden
en meteen na verwerking gedetecteerd.
De positie van de auto kan nu niet worden
gevolgd.
De privacy-instellingen van de verbonden
diensten hebben hier geen impact op.
Kaarten van het geïntegreerde navigatiesysteem moeten regelmatig
worden bijgewerkt zodat het systeem de juiste
informatie over snelheidslimieten kan geven.
De eenheid voor de snelheidslimieten (km/h of mph) hangt af van het land waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen dat u
de snelheidslimiet overschrijdt.
Het systeem kan in een ander land alleen goed
werken als de eenheid van de snelheid die
voor het instrumentenpaneel wordt gebruikt
overeenkomt met die van het land waar u rijdt.
Het land kan alleen worden geselecteerd
bij audiosystemen zonder geïntegreerd
navigatiesysteem.
De verkeersbordherkenning is een rijhulpsysteem; het kan zijn dat het systeem
niet altijd de juiste snelheidslimiet weergeeft.
De snelheidslimietborden langs of boven de weg
hebben altijd prioriteit boven de door het systeem
weergegeven snelheidslimieten.
Page 123 of 244

121
Rijden
6Het systeem is bedoeld voor het detecteren van
borden die aan de regels van het Verdrag van
Wenen voor verkeersborden voldoen.
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De op het instrumentenpaneel weergegeven
snelheidslimiet wordt bijgewerkt wanneer u een
snelheidslimietbord voor auto's (lichte voertuigen)
passeert.
Informatie op het
instrumentenpaneel
1. Weergave van de gedetecteerde snelheidslimiet
of
2. Weergave van het einde van de snelheidslimiet
Het systeem is actief, maar detecteert geen
snelheidslimiet.
Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt
ontvangen, geeft het systeem de waarde weer in
combinatie met een geluidssignaal.
Bij een voorgestelde maximumsnelheid wordt de
snelheid bij het overschrijden van die snelheid
weergegeven en knippert dan 3 seconden.
Als de auto nog steeds harder dan die snelheid blijft
rijden, wordt de snelheid weergegeven en knippert
dan 8 seconden, samen met een geluidssignaal.
Werkingslimieten
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen van
kracht kunnen zijn:
–
Luchtvervuiling.
–
T
rekken van een aanhanger.
–
Rijden met een noodreservewiel of
sneeuwkettingen.
–
Rijden met een band die met de
bandenreparatieset is gerepareerd.
–
Beginnende bestuurders.
Het systeem geeft de snelheidslimiet mogelijk niet
weer wanneer binnen een vooraf ingestelde tijd
geen bord met snelheidslimiet wordt gedetecteerd,
en in de volgende gevallen:
–
V
erkeersborden die afgeschermd, beschadigd of
vervormd zijn, of die niet aan de norm voldoen.
Instellingen
Uitschakelen / inschakelen
Standaard wordt het geluid voor een waarschuwing
bij overtoeren automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
U kunt de waarschuwing voor overtoeren en het geluid voor een gewijzigde
snelheidslimiet inschakelen / uitschakelen.
of
Directe toegang tot de Snelkoppelingen voor
rijhulpsystemen.
Het systeem kan niet worden uitgeschakeld. Het geluid voor een gewijzigde
snelheidslimiet wordt opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
Wanneer het geluid voor overtoeren wordt uitgeschakeld, gaat dit waarschuwingslampje
enkele seconden op het instrumentenpaneel
branden.
Land selecteren
De lijst met gedetecteerde verkeersborden kan
worden bijgewerkt door een specifiek land te
selecteren.
► In ADAS op het touchscreen selecteert u
Functies> Verkeersborden> Land instellen.
Page 124 of 244

122
Rijden
► Selecteer het gewenste land in de lijst Land
selecteren.
Het huidige land wordt onder de functienaam op het scherm met instellingen
weergegeven.
Het geselecteerde land wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Dit waarschuwingslampje gaat op het instrumentenpaneel branden met de melding
" Drive Assist-sensor vervuild: maak de sensor
schoon, zie handleiding" als de sensor wordt
afgedekt.
Dit is normaal; u hoeft hiervoor geen contact op te
nemen met een werkplaats.
Stop de auto in dat geval en controleer of de camera
aan de voorzijde met vuil, modder, zand, sneeuw, ijs
of iets anders is afgedekt waardoor de sensor niet
goed werkt.
Het systeem werkt weer normaal als het
detectiegebied is gereinigd.
Aanbeveling
Naast de Verkeersbordherkenning kan de
bestuurder de weergegeven snelheid als
snelheidsinstelling voor de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar gebruiken met behulp van de
toets voor het opslaan van instellingen voor de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
Als er regen wordt gedetecteerd, stelt het systeem
een snelheidsinstelling voor aan de bestuurder die
lager is dan de afgelezen / via het kaartsysteem
verkregen snelheid om de snelheid aan de
weersomstandigheden aan te passen (voorbeeld:
op een autosnelweg is de voorgestelde snelheid 110
km/h in plaats van 130
km/h).
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer, de
snelheidsregelaar of de adaptieve
snelheidsregelaar.
Stuurkolomschakelaars
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar
2. De ingestelde snelheid opslaan
Informatie op het instrumentenpaneel
3.Weergave van de snelheidslimiet
4. Vraag voor opslaan snelheid
5. Actuele ingestelde snelheid
De ingestelde snelheid opslaan
► Schakel de snelheidsbegrenzer /
snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer /
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Page 125 of 244

123
Rijden
6Bij de detectie van een verkeersbord met een
andere snelheidslimiet geeft het systeem de waarde
aan en knippert "MEM" enkele seconden; u kunt
deze snelheid vervolgens als nieuwe snelheid
opslaan.
Bij een verschil van minder dan 9 km/h
tussen de ingestelde snelheid en de door de
Verkeersbordherkenning weergegeven snelheid
wordt het symbool "MEM" niet weergegeven.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
verschillende snelheden worden weergegeven.
►
Druk
één keer op toets 2 om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
Er wordt een bericht weergegeven om het verzoek
te bevestigen.
►
Druk toets
2 nogmaals in om te bevestigen en
deze snelheid als nieuwe snelheid op te slaan.
Het display keert terug naar de vorige weergave.
Uitgebreide
verkeersbordherkenning
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit aanvullende systeem herkent deze
verkeersborden en toont ze op het
instrumentenpaneel.
Wanneer u een dergelijk bord nadert, wordt het
betreffende symbool op het instrumentenpaneel
weergegeven.
De geselecteerde weergavemodus moet "Rijden"
zijn.
De borden langs of boven de weg hebben altijd prioriteit boven de door het systeem
weergegeven borden.
De borden moeten voldoen aan de regels van
het Verdrag van Wenen voor verkeersborden.
Inschakelen / uitschakelen
Dit kan worden ingesteld in de app ADAS van het touchscreen.
Snelheidsbegrenzer
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden
ingeschakeld.
De minimale snelheid die ingesteld kan worden is
30
km/h.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Schakelaars op of rondom het
stuurwiel
1. ON (stand LIMIT) / OFF
2. Ingestelde snelheid verlagen
3. Ingestelde snelheid verhogen
4. Snelheidsbegrenzer onderbreken / hervatten met
de eerder opgeslagen ingestelde snelheid
5. Gebruik van de snelheid die wordt voorgesteld
door de functie Verkeersbordherkenning (MEM)
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het Verkeersbordherkenning.
Page 126 of 244

124
Rijden
Informatie op het
instrumentenpaneel
6.Indicatie van snelheidsbegrenzer ingeschakeld /
onderbroken
7. Indicatie voor snelheidsbegrenzer geselecteerd
8. Ingestelde snelheid
9. Snelheid voorgesteld door de functie
Verkeersbordherkenning
Inschakelen / onderbreken
► Draai rolwiel 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (pauze).
►
Als de ingestelde snelheidslimiet (de recentste in
het systeem opgeslagen snelheid) geschikt is, druk
dan op toets 4-II om de snelheidsbegrenzer in te
schakelen.
►
Druk nogmaals op
4-II om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken (pauze).
Als de ingestelde snelheid langere tijd lager dan de rijsnelheid blijft, klinkt er een
waarschuwingssignaal.
Instellen van de
snelheidslimiet
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de
snelheidsbegrenzer in te schakelen.
Als u de snelheidslimiet wilt aanpassen uitgaande
van de huidige snelheid van de auto:
►
V
oor stappen van +/- 1 km/h drukt u kort
herhaaldelijk op
2-SET- of 3-SET+.
►
V
oor stappen van +/- 5 km/h houdt u 2-SET- of
3-SET+ ingedrukt.
U kunt de ingestelde snelheidslimiet aanpassen aan
de snelheid die wordt voorgesteld door de functie
Verkeersbordherkenning op het instrumentenpaneel:
►
Druk een keer op
5-MEM; er wordt een melding
weergegeven die het verzoek tot opslaan bevestigt.
►
Druk opnieuw op
5-MEM om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
De nieuw ingestelde waarde voor de snelheid wordt
op het instrumentenpaneel weergegeven.
De ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden
► Druk het gaspedaal volledig in.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld
en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
►
Laat het gaspedaal los om weer terug te keren
naar een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
Wanneer de snelheid niet door handelingen van de
bestuurder wordt overschreden (zoals bij rijden op
een steile helling), klinkt direct een geluidssignaal.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig indrukken van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Gebruik indien nodig de remmen om de
rijsnelheid van de auto te verlagen.
Wanneer de rijsnelheid van de auto is gedaald tot
de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer
weer; de ingestelde snelheid wordt dan weer zonder
te knipperen weergegeven.
Uitschakelen
► Draai de knop 1 in de stand "OFF": de informatie
over de snelheidsbegrenzer wordt niet meer
weergegeven.
Storing
Bij een storing worden streepjes knipperend en
vervolgens permanent weergegeven in plaats van
de ingestelde snelheid.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Snelheidsregelaar -
Specifieke adviezen
De snelheidsregelaar garandeert niet dat de wettelijke maximumsnelheid wordt
nageleefd en dat een veilige afstand tussen
Page 127 of 244

125
Rijden
6voertuigen wordt aangehouden. De bestuurder
blijft verantwoordelijk voor zijn/haar rijgedrag.
Gebruik voor ieders veiligheid de
snelheidsregelaar alleen als de verkeerssituatie
het toelaat dat met een constante snelheid
gereden kan worden en dat een veilige afstand
kan worden bewaard.
Blijf alert wanneer de snelheidsregelaar is
ingeschakeld.Wanneer u een van de toetsen
voor het wijzigen van de ingestelde snelheid
ingedrukt houdt, kan de rijsnelheid plotseling
veranderen.
Op een steile afdaling kan de snelheidsregelaar
niet voorkomen dat de auto de ingestelde
snelheid overschrijdt. Rem indien nodig om de
rijsnelheid te verlagen.
Op een steile helling of bij het trekken van
een zware aanhanger kan het voorkomen dat
de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of
vastgehouden.
Hoger dan de ingestelde snelheidU kunt tijdelijk harder rijden dan de
ingestelde snelheid door op het gaspedaal
te drukken (de geprogrammeerde snelheid
knippert).
Laat het gaspedaal los om terug te keren naar de
ingestelde snelheid (wanneer deze snelheid weer
wordt bereikt, stopt de weergave van de snelheid
met knipperen).
Werkingslimieten Gebruik het systeem nooit in de volgende
situaties:
–
In een stedelijk gebied met overstekende
voetgangers.
–
In druk verkeer (behalve uitvoeringen met de
functie Stop & Go).
–
Op bochtige of steile wegen.
–
Op gladde of overstroomde wegen.
–
Bij slechte weersomstandigheden.
–
W
anneer het zicht voor de bestuurder slecht is.
–
Bij rijden op een racecircuit.
–
Op een testbank.
–
Bij het gebruik van een noodreservewiel.
–
Bij het gebruik van sneeuwkettingen of
sneeuwsokken.
Programmeerbare
snelheidsregelaar
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen en het
hoofdstuk Specifieke adviezen voor de
snelheidsregelaar.
Met behulp van dit systeem kan de bestuurder met een ingestelde constante
snelheid rijden zonder het gaspedaal te gebruiken.
De snelheidsregelaar moet handmatig worden
ingeschakeld.
De auto moet met een snelheid van ten minste
40 km/h rijden.
De stand
D of minimaal de tweede versnelling in
stand
M van de automatische transmissie moet zijn
ingeschakeld.
Bij een auto met de functie Stop & Start blijft de snelheidsregelaar na het schakelen
actief.
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.
Schakelaars op of rondom het
stuurwiel
1. ON (stand CRUISE) / OFF
2. Snelheidsregelaar inschakelen met huidige
rijsnelheid / ingestelde snelheid verlagen
3. Snelheidsregelaar inschakelen met huidige
rijsnelheid / ingestelde snelheid verhogen
4. Snelheidsregelaar onderbreken / hervatten met
eerder opgeslagen snelheid
Page 128 of 244

126
Rijden
5.Gebruik van de snelheid die wordt voorgesteld
door de functie Verkeersbordherkenning (MEM)
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het Verkeersbordherkenning.
Informatie op het
instrumentenpaneel
6. Snelheidsregelaar onderbroken / hervat
7. Snelheidsregelaar geselecteerd
8. Ingestelde snelheid
9. Snelheid voorgesteld door de functie
Verkeersbordherkenning
Inschakelen / onderbreken
► Draai rolwiel 1 in de stand "CRUISE": de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (pauze).
►
Druk op toets
2-SET- of 3-SET+ om de
snelheidsregelaar in te schakelen en een snelheid
op te slaan als de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt; de huidige snelheid van de auto wordt
opgeslagen als de ingestelde snelheid.
►
Laat het gaspedaal los.
► Druk nogmaals op toets 4-II om de werking van
de functie tijdelijk te onderbreken (Pause).
►
Druk nogmaals op toets
4-II om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen (ON).
De snelheidsregelaar kan ook tijdelijk worden onderbroken:
–
door het rempedaal in te trappen.
–
automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) in werking treedt.
De ingestelde snelheid van de
snelheidsregelaar wijzigen
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
Als u de ingestelde snelheid van de
snelheidsregelaar wilt aanpassen op basis van de
huidige snelheid van de auto:
►
V
oor stappen van +/- 1 km/h drukt u kort
herhaaldelijk op
2-SET- of 3-SET+.
►
V
oor stappen van +/- 5 km/h houdt u 2-SET- of
3-SET+ ingedrukt.
Wanneer u 2-SET- of 3-SET+ ingedrukt
houdt, verandert de rijsnelheid snel.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid in die niet al te veel afwijkt van de actuele
rijsnelheid. Zo voorkomt u dat de auto
onverwacht gaat accelereren of vaart minderen.
U kunt de ingestelde snelheid aanpassen aan de
snelheid die door de functie Verkeersbordherkenning
op het instrumentenpaneel wordt weergegeven:
► Druk een keer op 5-MEM; er wordt een melding
weergegeven die het verzoek tot opslaan bevestigt.
►
Druk opnieuw op
5-MEM om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
De nieuw ingestelde waarde voor de snelheid wordt
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Uitschakelen
► Draai de knop 1 in de stand "OFF": de
informatie van de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Storing
Bij een storing worden streepjes knipperend en
vervolgens permanent weergegeven in plaats van
de ingestelde snelheid.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Drive Assist Plus
Dit systeem past automatisch de snelheid aan en
corrigeert de koers van de auto, met behulp van de
Adaptieve cruise control met Stop&Go-functie in
combinatie met Lane Positioning Assist.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de Adaptieve snelheidsregelaar en
de Lane Positioning Assist.
Het systeem assisteert de bestuurder door
in te grijpen op de besturing, te accelereren
Page 129 of 244

127
Rijden
6en te remmen binnen de natuurkundige limieten
en de mogelijkheden van de auto. Bepaalde
elementen van de infrastructuur of voertuigen in
de buurt van de auto kunnen niet goed worden
gedetecteerd of slecht worden geïnterpreteerd
door de camera en de radar. Dit kan leiden tot
onverwachtse koerswijzigingen, het uitblijven van
een stuurcorrectie en/of het onjuist regelen van
het accelereren of remmen.
Dit systeem is vooral bedoeld voor gebruik op hoofdwegen en snelwegen. Het werkt
alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde
richting als uw auto rijden.
Adaptieve snelheidsregelaar
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen en het
hoofdstuk Specifieke adviezen voor de
snelheidsregelaar.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (opgeslagen snelheid), terwijl er
voldoende afstand (ingesteld door de bestuurder)
tot de voorligger wordt gehouden. Dit systeem regelt
automatisch het accelereren en decelereren van de
auto.
Met de Stopfunctie regelt het systeem het remmen
totdat de auto volledig tot stilstand is gekomen.
Met de Stop&Go-functie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen en wordt de motor opnieuw gestart.
De remlichten gaan branden als de auto langzamer gaat rijden omdat het systeem
ingrijpt.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als de
remlichten niet goed werken.
Hiervoor gebruikt het systeem een camera boven
aan de voorruit en, afhankelijk van de uitvoering,
een radar in de voorbumper.
Dit systeem is vooral bedoeld voor gebruik op hoofdwegen en snelwegen. Het werkt
alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde
richting als uw auto rijden.
Als de bestuurder een richtingaanwijzer inschakelt bij het inhalen van een langzamer
voertuig, staat de snelheidsregelaar tijdelijk toe
dat u de voorligger dichter nadert om het inhalen
te vergemakkelijken; de ingestelde snelheid
wordt hierbij niet overschreden.
Schakelaars op of rondom het
stuurwiel
1. ON (stand CRUISE) / OFF
2. Activeren van de snelheidsregelaar met de
actuele rijsnelheid / verlagen van de ingestelde
snelheid
3. Activeren van de snelheidsregelaar met de
actuele rijsnelheid / verhogen van de ingestelde
snelheid
4. Snelheidsregelaar onderbreken / hervatten met
eerder opgeslagen snelheid
Bevestiging van herstarten van de auto na
automatische stop (uitvoeringen met Stop &
Start-functie)
5. Gebruik van de snelheid die wordt voorgesteld
door de functie Verkeersbordherkenning (MEM)
6. Weergeven en instellen van de afstandsinstelling
tot de voorligger
Page 130 of 244

128
Rijden
Gebruik
Activeren van het systeem (pauze)
► Draai rolknop 1 omlaag in stand CRUISE
terwijl de motor draait. De snelheidsregelaar is
gebruiksklaar (grijze weergave).
Inschakelen van de snelheidsregelaar en
instellen van een snelheid
Bij de automatische EAT8-transmissie moet de
snelheid van de auto tussen 0 en 180 km/h liggen.
►
Druk op
2-SET- of 3-SET+: de huidige snelheid
wordt de ingestelde snelheid (minimaal 30
km/h)
en de snelheidsregelaar wordt direct geactiveerd
(weergegeven in het groen).
►
Druk op
3-SET+ voor het verhogen of op 2-SET-
voor het verlagen van de ingestelde snelheid (in
stappen van 5 km/h als de toets ingedrukt wordt
gehouden).
Wanneer u 2-SET- of 3-SET+ ingedrukt
houdt, verandert de rijsnelheid snel.
De snelheidsregelaar onderbreken / hervatten
► Druk op 4-II of trap het rempedaal in
(weergegeven in het grijs).
De snelheidsregelaar kan ook als volgt worden
onderbroken:
–
Automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) in werking treedt.
–
Door neutraal te selecteren.
–
W
anneer de elektrische parkeerrem wordt
gebruikt.
► Druk op 4-II om de snelheidsregelaar te
hervatten (weergegeven in het groen).
Wanneer een auto met een EAT8-transmissie door
het systeem tot stilstand is gebracht en de auto door
de verkeerssituatie niet binnen 3
seconden weer kan
wegrijden, druk dan op 4-II of trap het gaspedaal in
om weg te rijden.
Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat de
auto tot stilstand is gebracht, wordt de elektrische
parkeerrem automatisch na ongeveer 5 minuten
aangetrokken.
De snelheidsregelaar blijft actief na het schakelen, ongeacht het type
versnellingsbak.
Wanneer de bestuurder de snelheidsregelaar weer probeert in te
schakelen nadat deze is onderbroken, dan wordt
de melding "Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt" weergegeven
zolang het niet mogelijk is om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen (niet
voldaan aan de veiligheidsvoorwaarden).
De geprogrammeerde snelheid wijzigen met
de functie Verkeersbordherkenning
► Druk op 5-MEM om de door het systeem op
het instrumentenpaneel weergegeven snelheid te
accepteren en druk vervolgens nog een keer op de
toets om te bevestigen.
Om plotseling accelereren of decelereren van de auto te voorkomen, is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij de actuele
snelheid van uw auto ligt.
De afstand tot de voorligger wijzigen
► Druk op 6 om de drempelwaarden van de
afstandsinstelling ("Ver", "Normaal" of "Dichtb.") te
geven en druk nog een keer op de toets om een
drempelwaarde te selecteren.
Na enkele seconden wordt de instelling
geaccepteerd en in het geheugen opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
De ingestelde snelheid tijdelijk overschrijden
► Druk het rempedaal helemaal in. De
afstandsregeling en snelheidsregelaar zijn
uitgeschakeld zolang u gas geeft. "Regelaar
onderbroken" wordt weergegeven.
Het systeem uitschakelen
► Draai rolknop 1 omhoog in de stand OFF.
Informatie op het
instrumentenpaneel
De volgende informatie wordt op het
instrumentenpaneel in de weergavemodus "Rijden"
weergegeven.