Peugeot Boxer 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2018Pages: 232, PDF Size: 9.15 MB
Page 141 of 232

139
De bevestigingsbout van het reservewiel bevindt
zich rechts onder de achterbumper.Bij
stalen velgen :
Bij lichtmetalen velgen :
F
M
onteer het verlengstuk A , de wielsleutel D en
de staaf B op de bevestigingsbout.
F
D
raai het geheel linksom om het wiel te laten
zakken.
F
D
raai totdat de beweging blokkeert, tot aan het
zogenaamde zware punt.
F
H
aal, nadat de kabel volledig is uitgerold, het
reservewiel onder de auto vandaan. F
D
raai de handgreep H los.
F
V
erwijder de houder I van het buitenste gedeelte
van de stalen velg. F
M
aak het reser vewiel los en plaats het bij het te
verwisselen wiel.
F
P
laats indien mogelijk een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
3 - Plaats de krik
Zorg er voor dat de krik stabiel staat.
Op een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken – Kans op letsel!
F
D
raai de drie bevestigingsbouten K
los.
F
D
raai de handgreep H
los.
F
V
erwijder de steun J
van de houder I.
8
In geval van pech
Page 142 of 232

140
Plaats de krik uitsluitend onder een steunpunt
1 of 2 onder de auto, en controleer of de kop
van de krik goed tegen het midden van het
contactvlak van het steunpunt drukt. Anders
kan de auto beschadigd raken en/of de krik
wegzakken.
Controleer of alle inzittenden de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats bij de
auto vandaan bevinden. Steek uw handen of uw hoofd nooit in de
wielkuip.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt (gebruik een assteun).
Gebruik niet:
-
D
e krik voor andere doeleinden dan het
opkrikken van de auto.
-
E
en andere krik dan de door de fabrikant
geleverde krik. De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met een
beschadigde band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn
2006/42/EG over machines.
Bepaalde delen van de krik, zoals de
schroefdraad of de verbindingen kunnen letsel
veroorzaken: vermijd aanraking.
Verwijder voorzichtig alle smeervetresten.
Vooraan
F Plaats de krik C
onder steunpunt 1 aan de
onderzijde (bij het voorwiel).
Achteraan
De krik moet zich ongeveer 60 cm bij de rand
v an het achterwiel vandaan bevinden.
F
P
laats de krik C bij steunpunt 2
in de voor dit
doeleinde geschikte opening.
In geval van pech
Page 143 of 232

141
Bijzonderheden bij een treeplank aan de zijkant
4 - Vervang het te repareren wiel
F Wip de wieldop (afhankelijk van de uitvoering) los
met de schroevendraaier E en verwijder hem. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het plaatsen van de
krik
.
F
Z
org dat de krik correct en stabiel onder één van
de daar voor bestemde krikpunten wordt gezet.
Indien de auto hiermee is uitgerust, moet de krik in
een hoek van 45° worden geplaatst, zodat deze niet
door de treeplank gehinderd wordt. F
D
raai de bouten iets los met de wielsleutel D
en
de staaf B .
F D raai de krik uit met behulp van de wielsleutel D
en de staaf B tot het wiel enkele centimeters van
de grond verwijderd is. Om het wiel makkelijk te kunnen ver wijderen
is een ruimte van ongeveer 2
tot 3 cm nodig
tussen de grond en de band.
Als de band flink lek /plat is, vergroot de ruimte
dan, maar zonder de krik in de maximale stand
te zetten.
Smeer de bouten niet voordat u
ze aanbrengt:
ze kunnen dan vanzelf loskomen.
F D
raai de bouten volledig los en ver wijder het te
repareren wiel.
F
Z
org dat de contactvlakken van het reser vewiel,
de bouten en de boutgaten schoon en vrij van
vreemde deeltjes zijn die ertoe kunnen leiden
dat de bevestigingsbouten losraken.
8
In geval van pech
Page 144 of 232

142
Draai de wielbouten in deze volgorde vast.
F
P
laats het reser vewiel en zorg
dat de 2 openingen M
in lijn liggen met de
bijbehorende pennen N .
F
D
raai de wielbouten met de hand vast.
F
D
raai de wielbouten iets aan met de
wielsleutel D en de staaf B .
F
L
aat de auto zakken met de wielsleutel D
en de
staaf B en verwijder vervolgens de krik.
F
D
raai de bouten weer vast met de wielsleutel D
en de staaf B . Controleer als uw auto is uitgerust met
een bandenspanningscontrolesysteem de
bandenspanning en reset het systeem.
5 - Berg het te repareren
wiel op
U moet altijd het wiel met de lekke band of het
reservewiel onder de auto terug plaatsen om het
liersysteem te vergrendelen.
Controleer of het wiel goed in de houder onder
de vloer is vastgezet.
Als het wiel zich niet in de correcte positie
bevindt, kan dit gevaarlijk zijn.
F
P
laats het wiel aan de achterzijde van de auto.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van
de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door het dealernetwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
In geval van pech
Page 145 of 232

143
Bij stalen velgen :
Bij lichtmetalen velgen :
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie , met
name de bandenspanningssticker.
F
H
aak de houder I aan het buitenste gedeelte.
F
D
raai de handgreep H vast om de houder vast te
zetten op de stalen velg.
F
P
laats de steun J op de houder I.
F
D
raai de handgreep H vast.
F
D
raai de drie bevestigingsbouten K van de
houder I op de lichtmetalen velg. F
M
onteer het verlengstuk A, de wielsleutel D en
de staaf B op de bevestigingsbout.
F
D
raai het geheel rechtsom om de kabel volledig
op te rollen en het wiel tegen de bodem van de
auto vast te zetten.
F
C
ontroleer of het wiel horizontaal tegen de
bodem van de auto aanligt en of de uitsparing
van het liersysteem zichtbaar is.
F
B
erg het gereedschap en de wieldop (afhankelijk
van de uitvoering) op.Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas van
polycarbonaat met een speciale vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen ,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet het
contact en de verlichting minstens enkele
minuten zijn uitgeschakeld – om brandwonden
te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u
uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
8
In geval van pech
Page 146 of 232

144
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van
de koplampen.
Typen lampen
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen. Verwijder ze als volgt:
Ty p e A
Ty p e B
Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de lamp daarom voorzichtig los.
Ty p e C
Ty p e D
Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in en
draai deze linksom. Cilindrische gloeilamp: druk de contacten uit elkaar.
Halogeenlamp: duw de borgveer open en ver wijder
de lamp uit de lamphouder.
Verlichting vóór
1.
Grootlicht.
2. Dimlicht.
3. Richtingaanwijzers.
4. Parkeerlichten/dagrijverlichting
In geval van pech
Page 147 of 232

145
Indien nodig kunt u de koplampunit verwijderen:
F V erwijder, afhankelijk van het verkoopland, het
schuimmateriaal dat als bescherming dient
tegen extreme kou door het zijwaarts naar de
buitenzijde te schuiven.
F
N
eem de stekker los door de borgring te
verwijderen.
F
V
erwijder de twee bevestigingsbouten van de
koplampunit.
F
B
eweeg de koplampunit naar het midden van de
auto en haal de unit uit de geleiders. Let bij de
linker koplampunit op de motorkapsteun.
Grootlicht
Ty p e D , H7-55 W
F V er wijder het deksel door aan de rubber lip te
trekken.
F
N
eem de stekker los.
F
D
ruk op de centrale haak en duw de borgveer
open.
F
V
er vang de lamp en let erop dat het metalen
gedeelte goed aansluit op de groef van de
lampunit.
Dimlicht
Ty p e D , H7-55 W
F V er wijder het deksel door aan de rubber lip te
trekken.
F
N
eem de stekker los.
F
D
ruk op de centrale haak en duw de borgveer
open.
F
V
er vang de lamp en let erop dat het metalen
gedeelte goed aansluit op de groeven van de
lampunit.
Richtingaanwijzers
Ty p e A , W Y21W – 21W
F V er wijder het deksel door aan de rubber lip te
trekken.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag linksom.
F
V
ervang de gloeilamp.
F
O
pen de motorkap en plaats de motorkapsteun.
F
S
teek uw hand achter de koplampunit om bij de
lampen te komen. Ty p e A
, W21/5W – 21 W en 5 W
F
V
er wijder het deksel door aan de rubber lip te
trekken.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag linksom.
F
V
ervang de gloeilamp.
Parkeerlichten/dagrijverlichting
LED-dagrijverlichting
Deze LED's (Light-Emitting Diodes) verzorgen
zowel de functie dagrijverlichting als de functie
parkeerlicht.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als uw auto is
voorzien van dagrijverlichting met LED's.
8
In geval van pech
Page 148 of 232

146
Zijknipperlichten
Ty p e A , W16WF – 16W
F
B
eweeg het spiegelglas van de buitenspiegel
opzij om bij de bouten te komen.
F
V
erwijder de twee bevestigingsbouten.
F
T
rek de lamphouder los uit de borgnokjes.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Mistlampen
Ty p e D , H11 - 5 5 W
F D raai het wiel volledig naar binnen.
Wacht na het uitschakelen van de verlichting
enkele minuten alvorens een halogeenlamp te
vervangen (om brandwonden te voorkomen).
Raak de lamp niet met de hand aan, maar
gebruik een droge, pluisvrije doek.
Controleer na het vervangen of de verlichting
goed werkt.
F
V
er wijder de bout in de wielkuip.
F
V
erwijder de afdekplaat. F
V
erwijder de bevestigingsklem en neem de
stekker los.
F
D
raai de lamphouder en verwijder hem.
F
V
er vang de lamp en let erop dat het metalen
gedeelte goed aansluit op de groeven van de
lampunit.
In geval van pech
Page 149 of 232

147
Ty p e C, 12 V 10 W – 10 W
Parkeerlichten zijkant
Ty p e A, W5W – 5W
Plafonniers
F Afhankelijk vna de uitvoering (lengte L4):
verwijder de twee bevestigingsbouten.
F
T
rek de lamphouder los uit de borgnokjes.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem. Voor/Achter
F D ruk de plafonnier op de door de pijl
aangegeven punten los en verwijder hem.
F
O
pen het beschermplaatje.
F
D
ruk de twee contacten uit elkaar en ver vang de
lamp.
F
C
ontroleer of de nieuwe lamp goed tussen de
contacten vastzit.
F
S
luit het beschermplaatje.
F
B
reng de plafonnier aan en controleer of hij
goed vastzit.
Achterlichten
1. Remlichten
Ty p e B , P21W – 21W
2. Remlichten/parkeerlichten
Ty p e B , P21/5W – 21W en 5W
3. Richtingaanwijzers
Ty p e B , PY21W – 21W
4. Achteruitrijlichten
Ty p e A , W16W – 16W
5. Mistlamp
Ty p e A , W16W – 16W
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de typen lampen .
8
In geval van pech
Page 150 of 232

148
Kentekenplaatverlichting
Ty p e C , C5W – 5W
F
D
ruk het lampglas op het door de pijl
aangegeven punt los en verwijder het.
F
D
ruk de twee contacten uit elkaar en ver wijder
de defecte lamp.
F
C
ontroleer na het ver vangen van de lamp of de
nieuwe lamp goed tussen de contacten vastzit.
F
B
reng het lampglas aan en druk het vast.
F
K
ijk welke lamp defect is en open ver volgens de
achterdeuren.
F
V
oer voor het monteren van een gloeilamp
deze handelingen in omgekeerde volgorde
uit.
F
V
erwijder de desbetreffende afdekklep door
de zeven bevestigingsbouten los te draaien
(bestelwagen)
of
verwijder de desbetreffende afdekklep door de klep met de handgreep los te trekken (combi).
F
N
eem de stekker los door op de centrale lip te
drukken.
F
V
erwijder de twee bevestigingsmoeren van de
lampunit.
F
T
rek aan de buitenzijde de lampunit los. F
V
erwijder de zes bevestigingsbouten van de
lamphouder.
F
M
aak de drie klemmen los en haal de
lamphouder uit de behuizing.
F
V
ervang de gloeilamp.
In geval van pech