Start stop Peugeot Boxer 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2018Pages: 232, PDF Size: 9.15 MB
Page 5 of 232

3
.
.
10
Rijadviezen 87
S tarten – afzetten van de motor 9 0
Opslagmodus van de accu
9
1
Parkeerrem
91
V
ersnellingsbak
9
2
Schakelindicator
9
2
Stop & Start
9
3
Hill Start Assist
9
5
Verkeersbordherkenning
9
6
Snelheidsbegrenzer
9
9
Snelheidsregelaar
101
Snelheidsregelaar (3,0
HDi-motor)
1
03
Lane Departure Warning System
1
05
Bandenspanningscontrolesysteem
1
10
P a r k e e r h u l p a c h t e r
111
A
chteruitrijcamera
1
12
Luchtvering
113Brandstof
116
Geschikte brandstoffen 1 18
Sneeuwkettingen
1
19
Trekken van een aanhanger
1
19
Trekhaak met afneembare kogel
1
20
Dakstangen en imperiaals
1
23
Ruitenwisserblad vervangen
1
24
M otor kap
12
4
Dieselmotoren
1
26
Niveaus controleren
1
26
Controles
1
29
AdBlue
® (BlueHDi-motoren) 1 32
Bandenreparatieset
135
Reservewiel
1
37
Een lamp vervangen
1
43
Een zekering vervangen
1
49
Ac cu
15 3
Slepen
1
55Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten
1
57
Dieselmotoren
1
58
Gewichten
15
9
Afmetingen
1
62
Identificatie
1
67
Teksten op de stickers
1
68
Rijden
Praktische informatie
In geval van pech Technische gegevens
Index
Bijzonderheden
Verdiepte cabine 1
71
Chassis cabine/Plateau cabine 1 72
Dubbele cabine
1
76
Kiepbak
180
Audio en telematica
.
Inhoudsopgave
Page 14 of 232

12
VerklikkerlampjeStatusOorzaak Acties/Opmerkingen
+ Elektronische
remdrukregelaar
Permanent.
Er is een storing in het systeem. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Oranje waarschuwingslampjes Antiblokkeersysteem
(ABS) Permanent.
Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel
mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Service Brandt tijdelijk. Een kleine storing. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Blijft branden in
combinatie met een
melding op het display. Een ernstige storing.
Noteer de waarschuwingsmelding en neem contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Remblokken Permanent. Versleten remblokken vóór. Laat de remblokken vervangen door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
DSC/ASR Knippert. Het systeem is in werking. Het systeem verbetert de tractie en zorgt er voor dat de
auto beter bestuurbaar blijft.
Permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het display. Er is een storing in het systeem of in
de Hill Start Assist.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de dynamische stabiliteitscontrole
of de
antispinregeling .
Permanent. Er is een storing in de intelligente
tractiecontrole.
Instrumentenpaneel
Page 19 of 232

17
OnderhoudssleutelEen sleutel die blijft
branden. Een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Raadpleeg het overzicht van controles in het
onderhoudsschema van de fabrikant en laat vervolgens de
onderhoudsbeurt uitvoeren.
Stop & Star t Permanent. Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-stand gezet
(verkeerslicht, stopbord, opstopping
e n z .) . Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u
wilt wegrijden.
Knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit. De STOP-stand is tijdelijk niet
beschikbaar.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over het Stop & Star t
-systeem.
Schakelindicator Een omhoogwijzende
pijl. Er kan worden opgeschakeld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over de schakelindicator.
Snelheidsbegrenzer Permanent. De snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld. Handmatig selecteren.
Zie de desbetreffende rubrieken voor meer informatie over
de
snelheidsbegrenzer .
Permanent bij "OFF". De snelheidsbegrenzer is
geselecteerd, maar inactief.
Verklikkerlampje op het display
WeergaveSignaleert Acties/Opmerkingen
Hoogte van de
koplampverstelling Koplampen verstellen.
Stand 0 t /m 3, afhankelijk van de
belading van de auto. Verstel de koplampen met de toetsen van het
bedieningspaneel MODE.
1
Instrumentenpaneel
Page 53 of 232

51
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan
en de temperatuur in het interieur hoog is
opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht
in het interieur goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water
onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel. Bevat gefluoreerde broeikasgassen
R13 4A .
Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland kan het aircocircuit het
broeikasgas R13 4A bevatten.
Stop & Star t
De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Als u
het thermische comfort in de auto op
het door u
gewenste niveau wilt houden, kunt
u
tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.Ontwasemen – ontdooien
voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Met handbediende
airconditioning
F Zet de knoppen van de aanjagersnelheid en de
luchtverdeling in de met
de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
Snel ontdooien en ontwasemen van de voorruit:
F
z
et de aanjager in de hoogste stand, F
z
et de schakelaar van de
luchttoevoer tijdelijk in de
luchtrecirculatiestand.
Met automatische
airconditioning
F Druk op deze toets; het lampje gaat branden. Het systeem regelt de koeling, de luchtopbrengst
en luchttoevoer, de achterruitverwarming en de
luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten.
Schakel wanneer uw auto is voorzien van een extra
ver warming dit systeem uit om de ruiten snel te
kunnen ontwasemen/ontdooien.
Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
F Druk op deze toets om de achterruit
en buitenspiegels te ontwasemen/
ontdooien. Het lampje van de toets
gaat branden.
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld om
onnodig stroomverbruik te voorkomen.
U kunt de achterruit- en buitenspiegelverwarming
ook eerder uitschakelen door nogmaals op deze
toets te drukken. Het lampje van de toets gaat dan
uit.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
3
Ergonomie en comfort
Page 54 of 232

52
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de achterruitverwarming in werking
is, de STOP-stand niet beschikbaar is.
Voorzieningen van de cabine
Zonneklep
F Klap de zonneklep omlaag om verblinding door de zon te voorkomen.
De zonnekleppen zijn voorzien van etuis voor het
opbergen van tolkaarten, tickets, …
Centraal opbergvak Opbergbak voorstoelen
Stoelen met variabele demping zijn echter niet
voorzien van een opbergruimte.
De opbergruimte onder de passagiersstoel is
bestemd voor de gereedschapskist, met het
gereedschap voor het ver wisselen van een wiel of
een lamp, of voor het trekken van de auto enz.
U beschikt over een open opbergvak onder het
paneel van de middenconsole.
Dit opbergvak biedt toegang tot de AUX-
aansluitingen (Jack en USB) voor de overdracht van
gegevens naar het audiosysteem.
Afhankelijk van de uitvoering bevat dit opbergvak
ook een dubbele bekerhouder en/of een
smartphonehouder.
Onder de bestuurdersstoel bevindt zich een vaste
opbergbak.
Ergonomie en comfort
Page 64 of 232

62
Mistlampen vóór
Mistachterlichten
F
D
ruk op één van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen.
De mistlampen mogen uitsluitend worden
gebruikt bij dichte mist of zware sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag
als 's nachts, is het mistachterlicht verblindend
voor medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
LED-dagrijverlichting
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht
handmatig of automatisch wordt ingeschakeld, gaat
de dagrijverlichting uit.
Instellen
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt u de functie
in- of uitschakelen via het configuratiemenu.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
De automatische verlichting (afhankelijk van de
uitvoering) zorgt er bij een geringe lichtsterkte van
de omgeving voor dat automatisch het dimlicht
wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is.
Dek de lichtsensor in het midden van de
voorruit niet af.
Activering
F Draai de ring in de afgebeelde stand.
Als het contact wordt afgezet, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Follow me home-
verlichting
De functie "follow me home" (afhankelijk van de
uitvoering) zorgt er voor dat, als u de auto verlaat, de
dimlichten nog gedurende de ingestelde tijd blijven
branden (bijvoorbeeld op een parkeerterrein).
Contact afgezet of contact
in de stand STOP
F Zet binnen 2 minuten na het afzetten van de
motor het contact in de stand STOP of ver wijder
de sleutel uit het contact.
F
T
rek de lichtschakelaar naar het stuur wiel toe.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
Telkens als u
de lichtschakelaar naar het stuur wiel
toe trekt, wordt de duur van de follow-me-home
verlichting met 30
seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3
minuten. Zodra de
U kunt zelf de gevoeligheid van de lichtsensor
instellen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van de
auto
.
Verlichting en zicht
Page 68 of 232

66
U kunt de ruitenwisserbladen zelf vervangen.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van een
ruitenwisserblad.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld in de stand hoge snelheid, de
STOP-stand niet beschikbaar is.
Ruiten- en
koplampsproeiers
F Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe,
de ruitensproeiers treden in werking in
combinatie met het tijdelijk inschakelen van de
ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de
ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn
ingeschakeld (afhankelijk van de uitvoering).
Het niveau van de koplampsproeiervloeistof
moet regelmatig worden gecontroleerd, vooral
in de winter.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het controleren van niveaus ,
in het bijzonder het niveau van de ruiten-/
koplampsproeiers.
Verlichting en zicht
Page 71 of 232

69
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole bewaakt de vier
wielen en grijpt, als de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of meerdere
wielen en het motorkoppel om de auto voor zover
mogelijk weer in de juiste koers te brengen.
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem (ABS). Door deze
storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een melding
op het display, duidt dit op een storing
in het antiblokkeersysteem (ABS). Door
deze storing zou u
tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen
verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500
km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen.
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn.
Zorg er bij vervanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet los,
ook niet op een glad wegdek. Het ABS
zorgt er dan voor dat u
om het obstakel
heen kunt sturen.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Inschakelen
Het DSC-systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel knipperen.
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet uitschakelen.
Storing
Als dit verklikkerlampje brandt, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding ter bevestiging op het
display van het instrumentenpaneel,
wijst dit op een storing in het DSC-
systeem.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
5
5
Veiligheid
Page 75 of 232

73
Vast maken
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting. De veiligheidsgordel rolt automatisch op maar het
wordt aanbevolen de veiligheidsgordel vast te
houden ter wijl deze zich oprolt.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen deze handelingen
niet tijdens het rijden worden uitgevoerd.
Hoogteverstelling
Verklikkerlampje niet-
vastgemaakte veiligheidsgordels
F Trek de gordel met een gelijkmatige beweging voor u langs en verzeker u er van dat deze niet
gedraaid is.
F
S
teek de gesp in de gordelsluiting.
F
T
rek kort en snel aan de gordel om de
automatische blokkering van de gesp te
controleren. F K
nijp de knop van de geleider in, schuif deze
omhoog of omlaag tot de gewenste stand is
bereikt en laat de knop los om de geleider in
deze stand te blokkeren (veiligheidsgordel aan
de zijde van de bestuurdersstoel en de zijde van
de zitplaats van de buitenste voorpassagier).
De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats is
niet in hoogte verstelbaar.
Als de bestuurder en/of de
voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt, gaat bij het starten
van de motor dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een alsmaar
sterker wordend geluidssignaal. Deze waarschuwing werkt zowel bij uitvoeringen
met individuele passagiersstoel als bij uitvoeringen
met tweezits passagiersbank vóór.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
is losgemaakt, kan bij auto's met het Stop &
Start-systeem de START-stand van de motor
niet worden geactiveerd. De motor kan dan
uitsluitend met de contactsleutel worden gestart.
Veiligheidsgordels achter
De stoelen/banken achterin zijn voorzien van
driepunts veiligheidsgordels met oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
Bij alle buitenste zitplaatsen kan de gesp van de
veiligheidsgordel als deze niet wordt gebruikt aan
een steun worden bevestigd.
5
5
Veiligheid
Page 89 of 232

87
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle
om standigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw
handen op het stuur wiel, zodat u
snel kunt reageren
op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de bestuurder
handelingen die veel aandacht vergen altijd bij
stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze
in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd
meer afstand tot uw voorligger.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Dit kan
leiden tot een vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude omstandigheden
(temperaturen lager dan -23
°C) de motor
gedurende 4
minuten stationair draaien
alvorens weg te rijden. Deze handelswijze
komt de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak ten goede.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel
mogelijk te vermijden, want het water kan de motor,
versnellingsbak en het elektrische systeem van uw
auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
w eggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water nergens
meer is dan 15
cm en houd daarbij rekening met
de golven die kunnen worden veroorzaakt door
andere gebruikers;
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit;
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te
laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h;
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u
het overstroomde weggedeelte achter u hebt
gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat
toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven
en remblokken te drogen. Als u
twijfels hebt over de staat van uw auto, neem
dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem –
kans op oververhitting en beschadiging van
het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto niet
met draaiende motor stil op een plaats waar
brandbaar materiaal (droog gras, afgevallen
blad, …) in contact kan komen met het warme
uitlaatsysteem – Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende
motor achter. Als u uw auto met draaiende
motor moet verlaten, trek dan de parkeerrem
aan en zet de versnellingsbak in de
neutraalstand of in de stand N of P, afhankelijk
van het type versnellingsbak.
Voor een lange levensduur van uw auto en voor uw
eigen veiligheid is het raadzaam om de volgende
voorzorgsmaatregelen te nemen bij het gebruik van
de auto:
6
Rijden