key PEUGEOT EXPERT 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2022Pages: 324, PDF Size: 10.45 MB
Page 42 of 324

40
Toegang
Sluiten
Met de buitenhandgreep
► Trek aan de handgreep en laat hem weer los
om de schuifdeur te laten sluiten. Trek nogmaals
aan de handgreep om de bewegingsrichting van de
schuifdeur om te keren.
Met de afstandsbediening
► Houd deze knop ingedrukt totdat de
betreffende schuifdeur is gesloten. Trek
nogmaals aan de handgreep om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
De knoppen van de afstandsbediening werken niet meer als het contact aan staat.
Met de toets(en) op de deurstijl
Met de knop(pen) voorin
► Druk op de knop van een schuifdeur om de
betreffende schuifdeur te laten sluiten. Druk
nogmaals op deze knop om de bewegingsrichting
van de schuifdeur om te keren.
De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de
wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.
De knop(pen) aan de voorzijde of op de portierstijl werken niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als:
–
de auto rijdt,
–
de kinderbeveiliging is ingeschakeld (voor de
knoppen op de portierstijlen).
–
van buitenaf de auto is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld (afhankelijk
van de uitvoering met de sleutel, met de
afstandsbediening of via het Keyless entry en
start-systeem).
De knop van de linker schuifdeur werkt niet en er
klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de
brandstofvulklep is geopend.
Algemene aanbevelingen voor de schuifdeuren
Bedien de deuren uitsluitend bij stilstaande
auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf en uw
passagiers en voor een goede werking van de
deuren raden wij u aan om niet met geopende
deuren te rijden.
Controleer voordat u een schuifdeur bedient
altijd of de omstandigheden veilig zijn en
zorg ervoor dat kinderen en huisdieren zich
niet zonder toezicht in de omgeving van de
bedieningsschakelaars van de schuifdeuren
bevinden.
U wordt hierop geattendeerd door een
geluidssignaal, het branden van het
waarschuwingslampje "portier geopend" en
een melding op het scherm. Neem contact op
met een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats als u deze waarschuwing wilt
uitschakelen.
Vergrendel de auto tijdens het wassen in een
wasstraat.
Page 46 of 324

44
Toegang
Storing
Als u een geluidssignaal bestaande uit drie piepjes
hoort tijdens het gebruik van de functie, is er een
storing in het systeem.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als in het menu Auto de optie "Toegang
handen vol automatische vergrendeling"
is geselecteerd, controleer dan na het sluiten van
de deur of de auto goed is vergrendeld.
De auto wordt niet vergrendeld:
–
als het contact aan staat,
–
als een van de portieren/deuren of de
achterklep geopend of niet goed gesloten is,
–
als een "Keyless Entry and Start"-
afstandsbediening zich in de auto bevindt.
Als meerdere, opeenvolgende voetbewegingen
geen effect hebben gehad, wacht dan enkele
seconden alvorens weer een voetbeweging te
maken.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld bij
zware neerslag of opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of de
werking van de afstandsbediening niet wordt
gehinderd door elektromagnetische straling
(smartphone enz.).
De functie werkt bij een beenprothese mogelijk
minder goed.
Ook als er een trekhaakkogel is gemonteerd,
werkt de functie mogelijk niet correct.
De schuifdeur kan mogelijk onverwacht worden geopend of gesloten als:
–
er een trekhaakkogel is gemonteerd.
–
er een aanhanger wordt aan- of losgekoppeld.
–
er een fietsendrager wordt gemonteerd of
verwijderd.
–
er
fietsen op de fietsendrager worden geplaatst
of van de fietsendrager worden gehaald.
–
iets achter de auto wordt neergezet of
opgepakt.
–
een dier de bumper nadert,
–
de auto wordt gewassen.
–
er onderhoud aan de auto wordt uitgevoerd.
–
een wiel wordt verwisseld.
We raden aan om de sleutel buiten het
detectiebereik te houden (en buiten de
bagageruimte) of de functie uit te schakelen
via het configuratiemenu van de auto om te
voorkomen dat deze functie plotseling in werking
treedt.
Zorg ervoor dat het sluiten of openen van de deuren niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de schuifdeuren niet kunnen
bezeren.
Achterdeuren
► Trek nadat u de achterdeur links hebt geopend
de hendel A naar u toe om de rechterachterdeur te
openen.
Sluiten
► Sluit eerst de achterdeur rechts en vervolgens de
achterdeur links.
Als eerst de achterdeur links wordt gesloten, voorkomt een aanslag op de zijkant van de
achterdeur rechts dat deze kan worden gesloten.
Page 48 of 324

46
Toegang
voor meer informatie over het overzicht van
waarschuwings- en verklikkerlampjes, en in
het bijzonder de waarschuwing voor een geopend
portier.
De achterklep en de achterruit kunnen niet gelijktijdig worden geopend. Ze zouden
anders beschadigd kunnen raken.
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
bagageruimte of de motorkap probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert alleen op
bewegingen in de cabine.
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen of als iemand
de cabine van het voertuig
binnendringt, maar gaat niet
af als iemand de laadruimte
binnendringt.
Het systeem controleert op
bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een
ruit wordt ingeslagen, als iets of
iemand het interieur binnendringt
of als iets of iemand in het voertuig
beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten
niet goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
bedieningseenheid of de kabels van het hoorbare
alarm uit te schakelen of te beschadigen.
Werkzaamheden aan het alarmsysteem Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de extra verwarming/ventilatie.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Activering
► Zet het contact af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening of
met het Keyless Entry and Start-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert
het rode controlelampje van de toets één keer per
seconde en gaan de richtingaanwijzers gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45
seconden.
Wanneer een portier, de achterklep / de deuren of de motorkap niet goed is
gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar
worden de omtrekbeveiliging en de
interieurbeveiliging wel na 45 seconden
ingeschakeld.
Page 49 of 324

47
Toegang
2Uitschakelen
► Druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto met het Keyless Entry and
Start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt het hoorbare alarm
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden de
beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het controlelampje van de toets snel knippert bij
het ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen
dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als
bijvoorbeeld:
–
Het raam staat een klein stukje open.
–
De auto wordt gewassen.
–
Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden
op de toets van het alarm totdat het verklikkerlampje
blijft branden.
►
Stap uit de auto.
►
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless Entry and
Start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het
rode verklikkerlampje in de toets knippert elke
seconde.
De beveiliging kan alleen worden uitgeschakeld
als het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless Entry and
Start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit. ►
Schakel het volledige alarmsysteem weer in
door de auto met de afstandsbediening of met het
Keyless Entry and Start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert weer
één keer per seconde.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
► ontgrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier;
►
Open het portier; het alarm gaat af.
►
Zet het contact aan, het alarm stopt. Het lampje
van de knop gaat uit.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet, betekent het
permanent branden van het rode controlelampje in
de toets dat er een storing in het systeem aanwezig
is.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Page 50 of 324

48
Toegang
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 2
minuten nadat het laatste portier of de bagageruimte
is gesloten.
►
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken of moet u de
auto ontgrendelen met het Keyless Entry and
Start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1. Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
Werking
► Duw of trek de schakelaar tot het
weerstandspunt om de ruit te openen of sluiten. De
ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
►
Duw of trek de schakelaar voorbij het
weerstandspunt om de ruit automatisch te openen
of te sluiten. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Druk opnieuw op de
schakelaar om het openen of sluiten te stoppen.
De elektrische ruitbediening blijft ongeveer 45 seconden nadat het contact is afgezet
actief als de voorportieren niet open zijn.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. Zet
het contact aan om deze weer te activeren.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de
ruit en gaat deze direct gedeeltelijk weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de schakelaar
tot de ruit volledig wordt geopend. Trek vervolgens
binnen 4 seconden de schakelaar omhoog tot de ruit
wordt gesloten.
Tijdens deze handelingen is de antiklemvoorziening
uitgeschakeld.
Resetten van de ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of
wanneer de ruit een abnormale beweging maakt,
moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens de
volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit de
ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en
trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten.
►
Blijf nog minimaal één seconde aan de
schakelaar trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de elektrische ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk hiervoor op de
betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische
ruitbediening van het voorportier aan
passagierszijde bedient, moet hij/zij controleren
of de ruit zonder problemen kan worden
gesloten.
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed op
kinderen.
Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten
niet naar buiten wanneer de auto rijdt – kans op
ernstig letsel!
Page 96 of 324

94
Verlichting en zicht
Met audiosysteem of touchscreen
U kunt de functie in- en uitschakelen en de tijdsduur van de "follow me
home"-verlichting instellen via het configuratiemenu
van de auto.
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op donkere
plaatsen het lokaliseren van de auto en het
instappen te vergemakkelijken. De instapverlichting
is actief als de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
staat en de lichtsensor weinig omgevingslicht
detecteert.
Inschakelen
Druk op deze toets op de afstandsbediening of op een van de portierhandgrepen bij een
auto met het "Keyless Entry and Start"-systeem.
Het dimlicht en de parkeerlichten gaan branden en
uw auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat na
een bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het
aanzetten van het contact of het vergrendelen van
de auto.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- of uitschakelen van de functie en de tijdsduur van de
instapverlichting zijn in te stellen via het
configuratiemenu op het scherm van de auto.
Grootlichtassistent
Raadpleeg de algemene adviezen voor automatische verlichtingssystemen voor
meer informatie.
Als de ring van de lichtschakelaar in de
stand "AUTO" staat en de functie op het
touchscreen is ingeschakeld, dan schakelt
dit systeem automatisch tussen dimlicht
en grootlicht, afhankelijk van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera boven aan de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het
naleven van de verkeersregels.
Het systeem werkt bij snelheden hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt, werkt
deze functie niet meer.
Inschakelen/uitschakelen
Met audiosysteem
► U kunt het systeem in- of uitschakelen door op
deze toets te drukken.
Het controlelampje van de toets brandt als de
functie is ingeschakeld.
Met touchscreen
De instellingen kunnen via het configuratiemenu van de auto worden
aangepast.
►
Zet vervolgens de ring van de lichtschakelaar in
de stand "AUTO" of "dimlicht/grootlicht".
Page 140 of 324

138
Veiligheid
Elektrisch kinderslot
Het elektrische kinderslot, dat
met een toets voorin kan worden
ingeschakeld, voorkomt dat de
deuren achter (schuifdeur(en),
achterdeuren of achterklep
(afhankelijk van de uitvoering)) van
binnenuit worden geopend.
Deze functie voorkomt dat de achterdeuren kunnen
worden geopend met de binnenhandgrepen en dat
de elektrische achterruiten kunnen worden bediend.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met het contact ingeschakeld op deze toets
om het kinderslot in of uit te schakelen.
Er wordt een melding weergegeven, om het in- en
uitschakelen van het kinderslot te bevestigen.
Als het controlelampje brandt, is het kinderslot
ingeschakeld.
Bij een ernstige aanrijding wordt het elektrische kinderslot automatisch
uitgeschakeld.
Als het controlelampje een andere status aangeeft, wijst dit op een storing in het
elektrische kinderslot.
Als het kinderslot is ingeschakeld, kunnen de deuren nog altijd van buitenaf worden
geopend.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale vergrendeling; gebruik het nooit in
plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van het contact altijd
de stand van het kinderslot.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een
korte periode, altijd de sleutel mee.
Bij een ernstige aanrijding wordt het elektrische
kinderslot automatisch uitgeschakeld, zodat de
achterpassagiers de auto kunnen verlaten.
Kinderslot op de
achterruiten
Met dit mechanische systeem kan
het openen van de zijruit links en/of
rechts achter worden voorkomen.
► Het systeem wordt vergrendeld / ontgrendeld
met de sleutel in de afstandsbediening of
de reservesleutel van het Keyless Entry and
Start-systeem.
Page 144 of 324

142
Rijden
Als de afstandsbediening zich buiten het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
weergegeven.
Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen het
gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een melding
op het instrumentenpaneel weergegeven. In
sommige gevallen moet het stuurwiel heen en
weer worden bewogen terwijl de toets "START/
STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te
ontgrendelen. Er wordt een melding
weergegeven.
Uitschakelen
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Zet de auto stil.
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop) en
verwijder deze vervolgens uit het contact.
► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het
stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Draai de sleutel in stand 2 (contact aan) om de
motor te laten voorgloeien.
► Wacht totdat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel uit gaat en draai dan
de sleutel in stand 3 zonder het gaspedaal in te
drukken om de startmotor in te schakelen totdat de
motor start. Zodra de motor start, laat u de sleutel
los, zodat deze teruggaat naar stand 2 .
Het waarschuwingslampje gaat niet branden
als de motor al op bedrijfstemperatuur is.
Onder sommige weersomstandigheden moeten
de volgende aanbevelingen worden gevolgd:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
–
Bij winterse omstandigheden blijft het
waarschuwingslampje voor voorgloeien langer
branden na het inschakelen van het contact.
Wacht met starten totdat het lampje uit is.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan
-23
°C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit zorgt ervoor dat
de mechanische onderdelen van de auto (motor
en versnellingsbak) goed werken en langer
meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien in
een slecht geventileerde, afgesloten ruimte:
verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen
uit, zoals koolmonoxide. Kans op vergiftiging met
dodelijke afloop!
Als de motor niet onmiddellijk start, zet dan het contact uit.
Wacht een paar seconden voordat u opnieuw
probeert te starten. Als de motor ook na een
aantal pogingen niet start, probeer dan niet
langer de motor te starten: de startmotor en de
motor kunnen dan beschadigd raken.
Met Keyless Entry and Start
► Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in de
auto bevindt, in het detectiegebied.
► Druk op de toets " START/STOP".
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor start
vrijwel direct.
Het waarschuwingslampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Bij
sommige weersomstandigheden wordt
aanbevolen om de volgende voorschriften te
volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen niet
stationair warmdraaien, maar rijd meteen weg
zonder de motor veel toeren te laten maken.
–
Als het contact onder winterse
omstandigheden wordt ingeschakeld, blijft het
controlelampje voor voorgloeien langer branden.
Wacht totdat het lampje uit is voordat u de motor
start.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan -23
°C) gedurende 4 minuten stationair draaien
voordat u wegrijdt. Dit zorgt ervoor dat de
mechanische onderdelen van de auto (motor
en versnellingsbak) goed werken en langer
meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien in
een slecht geventileerde, afgesloten ruimte:
verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen
uit, zoals koolmonoxide. Kans op vergiftiging met
dodelijke afloop!
Als, bij een auto met dieselmotor, de temperatuur onder nul is, start de
motor alleen wanneer het waarschuwingslampje
voor het voorgloeien uit is.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden nadat
u op de toets "START/STOP" hebt gedrukt, moet
u het rem- of het koppelingspedaal ingetrapt
houden totdat het waarschuwingslampje dooft.
Druk niet nogmaals op de toets "START/STOP"
voordat de motor draait.
De afstandsbediening van het "Keyless Entry and Start"-systeem moet zich binnen
het detectiegebied bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor terwijl u
de afstandsbediening op zak hebt.
Page 145 of 324

143
Rijden
6Als de afstandsbediening zich buiten het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
weergegeven.
Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen het
gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een melding
op het instrumentenpaneel weergegeven. In
sommige gevallen moet het stuurwiel heen en
weer worden bewogen terwijl de toets "START/
STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te
ontgrendelen. Er wordt een melding
weergegeven.
Uitschakelen
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Zet de auto stil.
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop) en
verwijder deze vervolgens uit het contact.
►
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het
stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem goed is
aangetrokken, met name als de auto op een helling
staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Verlaat om veiligheidsredenen nooit de auto, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de
afstandsbediening mee te nemen.
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2 (Contact)
van het contactslot blijft staan, zal het contact na
een uur automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact) om
het contact weer aan te zetten.
Met Keyless Entry and Start
► Zet de auto stil.
► Druk op de toets " START/STOP" terwijl de
afstandsbediening zich in het detectiegebied
bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
–
gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het gebruik
van deze bevestigingen is verplicht,
–
leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten zijn
voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Starten / afzetten van de
elektromotor
Starten
De keuzehendel moet in stand P staan.
► W anneer u een gewone sleutel of
afstandsbediening gebruikt, trap het rempedaal in
en draai de sleutel in stand 3 totdat de motor start,
Page 146 of 324

144
Rijden
Modus "Key off"
Met de modus "Key off" kunt u de auto vergrendelen
terwijl u de motor laat draaien als de sleutel of
de Keyless Entry and Start -afstandsbediening niet
in de auto aanwezig is.
In deze modus blijven elektrische voorzieningen
werken, zodat ze thermisch comfort en veiligheid
kunnen blijven bieden en bepaalde systemen van de
auto kunnen blijven werken.
KEY OFF
► U kunt deze modus in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken (het controlelampje
van de toets gaat branden wanneer de modus is
ingeschakeld).
Bij een auto met elektromotor blijft deze modus ongeveer 10 minuten actief nadat de
auto is vergrendeld.
zonder het gaspedaal in te trappen. Zodra de motor
start, laat u de sleutel los, zodat deze teruggaat naar
stand 2.
►
W
anneer u Keyless Entry and Start gebruikt,
trap dan het rempedaal in en druk kort op de knop
" START/STOP".
►
Houd het rempedaal ingetrapt totdat het
controlelampje READY gaat branden en u een
geluidssignaal hoort, om aan te geven dat u met de
auto kunt gaan rijden.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en selecteer stand
D of R .
►
Laat het rempedaal los en geef gas.
Bij het starten gaan de lampjes van het
instrumentenpaneel branden en slaat de naald van
de vermogensmeter één keer volledig uit. Deze gaat
vervolgens naar de neutraalstand. De stuurkolom
wordt automatisch ontgrendeld (u kunt een geluid
horen en voelen dat het stuurwiel beweegt).
Uitschakelen
► Wanneer u een gewone sleutel of sleutel met
afstandsbediening gebruikt, draai dan de sleutel
helemaal in stand 1 (Stop).
►
Als u
Keyless Entry and Start gebruikt, druk dan
op de toets "START/STOP".
Controleer voordat u uit de auto stapt of:
–
De transmissie in stand
P
staat.
–
Het controlelampje
READY niet brandt.
De transmissie wordt automatisch in stand P gezet wanneer de motor wordt afgezet of
wanneer het bestuurdersportier wordt geopend.
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl er niet aan de vereiste voorwaarden
voor het afzetten is voldaan, hoort u een
geluidssignaal en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven.
Bijzonderheid Keyless Entry
and Start
Contact inschakelen zonder de motor te
starten
Wanneer de elektronische sleutel van het "Keyless Entry and Start"-systeem zich in de
auto bevindt, kunt u op de toets "START/STOP"
drukken zonder een van de pedalen in te trappen
om het contact aan te zetten.
►
Druk nogmaals op deze toets om het contact af
te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een noodsleutellezer
waarmee de motor kan worden gestart als
het systeem de sleutel niet waarneemt in de
detectiezone of als de batterij van de elektronische
sleutel leeg is.
► Houd de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer.
►
Zet bij een auto
met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel
in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig
in.
►
Selecteer bij een auto
met een automatische
transmissie of selectiehendel
(elektrisch) stand P
en trap vervolgens het rempedaal in.
►
Druk op de toets "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Afstandsbediening niet herkend
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt, verschijnt er een melding
op het instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te zetten.
►
Druk ongeveer 3 seconden op de toets "
START/
STOP" om het afzetten van de motor te bevestigen
en neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Geforceerd afzetten (ook wel
noodprocedure voor afzetten genoemd)
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor geforceerd
worden uitgeschakeld (zelfs tijdens het rijden).
►
Houd daarvoor de toets "
START/STOP"
ongeveer 5 seconden ingedrukt.
In dit geval wordt de stuurkolom vergrendeld zodra
de auto stilstaat.