PEUGEOT EXPERT 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2023, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2023Pages: 324, PDF Size: 10.33 MB
Page 91 of 324

89
Ergonomie en comfort
3
Automatisch inschakelen/ uitschakelen
De plafonnier vóór gaat automatisch branden als de
sleutel uit het contact wordt gehaald.
Bij het ontgrendelen van de auto, zodra een portier
wordt geopend of als de auto wordt gelokaliseerd
met de afstandsbediening, gaan alle plafonniers
branden.
De plafonniers gaan geleidelijk uit nadat het contact
is aangezet en nadat de auto is vergrendeld.
Let op dat u nergens mee tegen de
plafonniers stoot.
Afzonderlijke leeslampjes
Waar aanwezig kunnen deze lampjes met behulp van een schakelaar worden in- en
uitgeschakeld.
Bedien de betreffende schakelaar terwijl het contact
is aangezet.
Let op dat u nergens mee tegen de plafonnier stoot.
Page 92 of 324

90
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Lichten uit (contact uit) / Dagrijverlichting (draaiende motor)
Automatische verlichting / dagrijverlichting
Alleen parkeerlichten
Dimlicht of grootlicht
Overschakelen van dim- naar grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of als alleen
de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u een
lichtsignaal met het grootlicht geven door de
lichtschakelaar naar u toe te trekken.
Het branden van het desbetreffende
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
Zonder automatische
verlichting
Met automatische verlichting
Mistachterlichten
Mistachterlicht
Deze functie werkt alleen als de parkeerlichten zijn ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren / naar achteren om
deze functie in of uit te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met automatische
verlichting), blijven de mistlampen en het dimlicht
branden.
Mistlampen voor en achter
Deze verlichting werkt als de parkeerlichten, of het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:
• één keer om de mistlampen vóór in te
schakelen,
•
twee keer om de mistachterlichten in te
schakelen.
Page 93 of 324

91
Verlichting en zicht
4► Draai in de tegengestelde richting voor
uitschakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld
(uitvoering met stand AUTO) of als het dimlicht
handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de
mistverlichting en de parkeerlichten branden.
►
Draai de ring naar achteren om de mistlampen
uit te schakelen; de parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld.
Het inschakelen van de mistverlichting is verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag
alleen worden ingeschakeld bij mist of sneeuwval
(de regels kunnen per land verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te schakelen
zodra deze niet meer nodig is.
De verlichting inschakelen na het afzetten van het contact
Als u de lichtschakelaar weer wilt activeren, draai
de ring in de stand 0 (lampen uit) en vervolgens
in de gewenste stand.
Als het bestuurdersportier is geopend, hoort u
een tijdelijk geluidssignaal dat de bestuurder
waarschuwt dat de lampen nog branden.
De verlichting gaat automatisch na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar de
eco-modus).
Uitschakelen van de verlichting bij het afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve de
dimlichten als de automatische "follow me
home"-verlichting is geactiveerd.
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er
een laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
Reizen naar het buitenland Wanneer u uw auto gaat gebruiken in
een land waar het verkeer aan de andere kant
van de weg rijdt, moeten de dimlichten worden
afgesteld om te voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind. Neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de lichtschakelaar
omlaag of omhoog, voorbij het zware punt.
Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld,
neemt het knippergeluid bij een snelheid van
meer dan 80 km/h automatisch toe.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag,
zonder deze door de weerstand te drukken. De
betreffende richtingaanwijzers knipperen drie keer.
Page 94 of 324

92
Verlichting en zicht
Dagrijverlichting /
Parkeerlichten
Bij het starten van de motor wordt deze verlichting
(waar aanwezig) automatisch ingeschakeld als de
lichtschakelaar in de stand "0" of "AUTO" staat.
Automatisch inschakelen
verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en het
dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is. Bij neerslag
kan de verlichting gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Storing
Bij een storing in de regen-/lichtsensor gaat
de verlichting van de auto branden en gaat dit
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
branden in combinatie met een geluidssignaal en /
of een melding.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Dek de regen- / lichtsensor midden aan de
bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel niet af. De aan de sensor
gekoppelde functies worden dan niet meer
geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de regen-/lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen.
De verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
De binnenkant van de voorruit kan beslaan en ervoor zorgen dat de regen-/lichtsensor
niet goed werkt.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Follow me home- en
instapverlichting
Follow me home-verlichting
Handmatig
► Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar
naar u toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te
schakelen.
De handbediende "follow me home"-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatisch
Als de functie "Automatische verlichting" is
ingeschakeld (lichtschakelaar in de stand "AUTO"),
wordt het dimlicht bij weinig omgevingslicht
automatisch ingeschakeld zodra u het contact
uitschakelt.
Met de ring in de stand "AUTO" en bij weinig licht
gaat het dimlicht automatisch branden als het
contact wordt afgezet.
Page 95 of 324

93
Verlichting en zicht
4Met audiosysteem of touchscreen
U kunt de functie in- en uitschakelen en de tijdsduur van de "follow me
home"-verlichting instellen via het configuratiemenu
van de auto.
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op donkere
plaatsen het lokaliseren van de auto en het
instappen te vergemakkelijken. De instapverlichting
is actief als de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
staat en de lichtsensor weinig omgevingslicht
detecteert.
Inschakelen
Druk op deze toets op de afstandsbediening of op een van de portierhandgrepen bij een
auto met het "Sleutelloos instap- en
startsysteem"-systeem.
Het dimlicht en de parkeerlichten gaan branden en
uw auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat na
een bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het
aanzetten van het contact of het vergrendelen van
de auto.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- of uitschakelen van de functie en de tijdsduur van de
instapverlichting zijn in te stellen via het
configuratiemenu op het scherm van de auto.
Automatische verlichtingssystemen -
Algemene aanbevelingen
Automatische verlichtingssystemen gebruiken een
detectiecamera, die zich bovenaan de voorruit
bevindt.
WerkingslimietenIn de volgende gevallen kan het systeem
tijdelijk worden uitgeschakeld of niet goed
werken:
–
Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij sneeuw of
zware regen).
–
Als de voorruit vóór de camera vuil, beslagen
of afgedekt (bijvoorbeeld door een sticker) is.
–
Als er reflecterende borden of reflectoren van
veiligheidsbarrières vóór de auto staan.
Het systeem detecteert geen:
–
W
eggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.
–
Auto's met verborgen verlichting (als u
bijvoorbeeld achter een veiligheidsbarrière op de
snelweg rijdt).
–
Auto's die zich aan de top of de voet van een
steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Onderhoud Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook beslaan
ter hoogte van de camera. Bij vochtige en
koude weersomstandigheden moet u de voorruit
regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
van de auto liggen omdat de camera daardoor
kan worden afgedekt.
Grootlichtassistent
Raadpleeg de algemene adviezen voor automatische verlichtingssystemen voor
meer informatie.
Als de ring van de lichtschakelaar in de
stand "AUTO" staat en de functie op het
touchscreen is ingeschakeld, dan schakelt
dit systeem automatisch tussen dimlicht
en grootlicht, afhankelijk van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera boven aan de voorruit.
Page 96 of 324

94
Verlichting en zicht
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het
naleven van de verkeersregels.
Het systeem werkt bij snelheden hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt, werkt
deze functie niet meer.
Inschakelen/uitschakelen
Met audiosysteem
► U kunt het systeem in- of uitschakelen door op
deze toets te drukken.
Het controlelampje van de toets brandt als de
functie is ingeschakeld.
Met touchscreen
De instellingen kunnen via het configuratiemenu van de auto worden
aangepast.
►
Zet vervolgens de ring van de lichtschakelaar in
de stand "AUTO" of "dimlicht/grootlicht".
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
► Geef een lichtsignaal om de werking van
de functie te onderbreken; het
verlichtingssysteem schakelt over op de stand
"automatische verlichting":
– Als de controlelampjes "AUT O" en "Dimlicht"
branden, schakelt het systeem over op het
grootlicht.
–
Als de controlelampjes "AUT
O" en "Grootlicht"
branden, schakelt het systeem over op het dimlicht.
►
U kunt de functie weer inschakelen door weer
handmatig tussen het dimlicht en grootlicht te
schakelen.
Bij het geven van een lichtsignaal wordt het systeem niet uitgeschakeld.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
In de volgende gevallen kan het systeem tijdelijk worden uitgeschakeld of niet goed
werken:
–
Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij sneeuw of
zware regen).
–
Als de voorruit voor de camera vuil of beslagen
is, of wordt afgedekt (bijvoorbeeld door een
sticker).
–
Als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als het
dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
–
W
eggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.
–
V
oertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail op
de snelweg).
Page 97 of 324

95
Verlichting en zicht
4– Voertuigen die zich aan de top of de voet van
een steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Reinig de voorruit, met name het gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook beslaan
ter hoogte van de camera. Bij vochtige en
koude weersomstandigheden moet u de voorruit
regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor kan
worden afgedekt.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen op basis van
de belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0 Leeg (eerste instelling)
1 Gedeeltelijke belading
2 Gemiddelde belading
3 Maximaal toegestane belading
4 5 6 Niet gebruikt
01 of 2 personen voorin (eerste instelling)
1 5 personen
2 6 - 9 personen
3 Bestuurder + maximaal toegestane belading
4 5 6 Niet gebruikt
Sfeerverlichting
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht
in de auto als de auto zich in een donkere omgeving
bevindt.
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaat de verlichting
van de plafonnier vóór en het panoramadak
(indien aanwezig) automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
U kunt de sfeerverlichting in- en
uitschakelen en de helderheid ervan
instellen via het configuratiemenu van de auto.
Ruitenwisserschakelaar
Voordat u de ruitenwissers onder winterse omstandigheden gaat gebruiken, moet u
sneeuw en ijs van de voorruit en rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen verwijderen.
Schakel de ruitenwissers niet in op een droge voorruit. Bij zeer hoge of lage
temperaturen moet u controleren of de
ruitenwissers niet aan de voorruit vastzitten
voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Wanneer u de auto in een wasstraat was, kunt u tijdelijk vreemde geluiden of
verminderde werking van de ruitenwissers
opmerken.
U hoeft de ruitenwissers niet te
vervangen.
Page 98 of 324

96
Verlichting en zicht
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
neerslag)
Intervalstand (in verhouding tot de rijsnelheid)
Uitschakelen
Eén keer wissen (duw de hendel even
omlaag).
of
Automatische ruitenwissers
Zie het betreffende hoofdstuk.
Als het contact is afgezet, kunnen de ruitenwissers iets bewegen aan de
onderkant van de voorruit.
Als het contact is afgezet terwijl de ruitenwissers ingeschakeld zijn, dan moet u
de ruitenwisserschakelaar opnieuw bedienen om
de ruitenwissers in te schakelen nadat het
contact is aangezet (tenzij het contact minder
dan een minuut was afgezet).
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
De ruitensproeiers treden in werking en na enige
tijd worden ook de ruitenwissers voor een bepaalde
duur ingeschakeld.
Bij een automatische airconditioning zorgt elke beweging van de
ruitensproeierbediening dat de luchtinlaat tijdelijk
wordt gesloten om te voorkomen dat er geurtjes
in het interieur komen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg
is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op de
voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk kunnen
afnemen. Gebruik tijdens de winter producten die
geschikt zijn voor zeer lage temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Laag ruitensproeiervloeistofniveau
Als het niveau in het reservoir laag is, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Zolang het reservoir niet gevuld wordt, gaat het
lampje branden telkens wanneer u het contact
aanzet of de ruitenwisserschakelaar bedient.
Vul het reservoir van de ruitensproeiervloeistof (of
laat het vullen) bij de volgende stop.
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werken de ruitenwissers van
de voorruit automatisch en passen ze zich aan de
intensiteit van de regenval aan.
Er wordt een regen- / lichtsensor gebruikt, die
middenboven tegen de voorruit is geplaatst, achter
de binnenspiegel.
Dek de regen-/lichtsensor niet af. Schakel de automatische ruitenwissers uit
en zet het contact af als de auto wordt gewassen
in een wasstraat.
Page 99 of 324

97
Verlichting en zicht
4Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Inschakelen
► Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.
Uitschakelen
► Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet
de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2 ).
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel
gaat uit en er verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet u de automatische
ruitenwissers opnieuw activeren door de hendel
één keer omlaag te duwen.
Storing
Bij een storing in de automatische werking van de
ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende enige tijd).
Achteruitversnelling
Wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld en
de ruitenwissers van de voorruit in werking zijn, dan
gaat de ruitenwisser achter automatisch ook werken
(standaard geactiveerd).
Inschakelen / uitschakelen
Met audiosysteem of touchscreen
De instellingen van het systeem
kunnen via het configuratiemenu van
de auto worden aangepast.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Wanneer er sneeuw of ijs op de achterruit
ligt of er een fietsendrager op de achterklep
is gemonteerd, schakel de automatische
achterruitenwisser dan uit via het
configuratiemenu van de auto.
Ruitensproeier achter
► Draai de ring zo ver mogelijk en houd de ring in
deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang aan
de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt er nog een laatste
wisbeweging gemaakt.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
stand kan ook bij winters weer (ijs en sneeuw)
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los van
de voorruit te zetten.
Voor een goede werking van de ruitenwissers raden wij u het volgende aan:
–
er voorzichtig mee om te gaan.
–
ze regelmatig te reinigen met zeepsop.
–
Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk
karton tegen de voorruit te houden.
–
ze te vervangen zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Page 100 of 324

98
Verlichting en zicht
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert
Wanneer u de wisserhendel direct na het
uitschakelen van het contact bedient, gaan de
wisserbladen in een verticale positie staan.
►
U kunt vervolgens de gewenste procedure
uitvoeren of de ruitenwisserbladen vervangen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad
voor de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in
de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Aan de voorzijde verwijderen / monteren
► Voer de vervangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
►
Begin met het ruitenwisserblad het verst van u
af en houd elke arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans op onherstelbare vervorming.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen. Kans op beschadiging van de
voorruit!
►
Reinig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten van het type "Rain X". ►
Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u
los en verwijder het.
►
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
de ruitenwisserarm.
►
Herhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
►
Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u;
houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
►
Reinig de achterruit met reinigingsmiddel voor
autoruiten.
►
Maak het versleten wisserblad los en verwijder
het.
►
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
de ruitenwisserarm.
►
Houd nogmaals de arm vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.