stop start PEUGEOT EXPERT 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2023, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2023Pages: 324, PDF Size: 10.33 MB
Page 36 of 324

34
Toegang
Met achterklep
â–º Met de Sleutelloos instap- en startsysteem-
afstandsbediening op zak drukt u op de
vergrendelknop voor de achterklep om de auto te
vergrendelen.
Afhankelijk van de uitvoering kunt u de ruiten sluiten door de
vergrendelknoppen ingedrukt te houden. Als u de
knop loslaat, stopt de ruit direct.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet door voorwerpen of personen wordt
gehinderd.
Let vooral goed op als kinderen de ruiten
bedienen.
Als de auto niet is voorzien van een alarmsysteem, dan gaan de
richtingaanwijzers ongeveer twee seconden
branden om aan te geven dat de auto is
vergrendeld.
Afhankelijk van de uitvoering worden tegelijkertijd
de buitenspiegels ingeklapt.
Wanneer de portieren onder het rijden zijn vergrendeld, kunnen hulpdiensten in
noodgevallen lastig in de auto komen.
Verlaat om veiligheidsredenen nooit de
auto, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de
afstandsbediening mee te nemen.
Supervergrendeling
De supervergrendeling schakelt de buiten- en binnenportiergrepen uit en de
knop voor de centrale vergrendeling op het
dashboard.
De claxon blijft werken.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling in
als er zich iemand in de auto bevindt.
Met de sleutel
â–º Steek om de supervergrendeling van de auto
in te schakelen de sleutel in het slot van het portier
linksvoor en draai hem richting de achterzijde van
de auto.
â–º
Draai de sleutel
binnen vijf seconden nogmaals
richting de achterzijde.
Met de afstandsbediening
â–º Druk op deze toets om de
supervergrendeling in te schakelen.
â–º
Druk
binnen 5 seconden na het vergrendelen
nogmaals op deze toets.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering, de buitenspiegels elektrisch
ingeklapt.
Als de auto niet is voorzien van het alarmsysteem, wordt het inschakelen van
de supervergrendeling bevestigd door het
gedurende ongeveer 2 seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Met de Sleutelloos instap- en
startsysteem-afstandsbediening op zak
Voor het vergrendelen van de auto moet de
afstandsbediening zich in detectiegebied A
bevinden.
â–º Als u de auto volledig wilt vergrendelen, drukt
u op de merktekens van een van de portiergrepen
(voorportier(en), handbediende schuifdeur(en) of
achterdeur links).
â–º
Druk
binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in te
schakelen.
Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
â–º Met de Sleutelloos instap- en startsysteem
-afstandsbediening op zak kunt u de auto volledig
Page 37 of 324

35
Toegang
2vergrendelen door op de merktekens op een van de
handgrepen van de portieren voor te drukken.
â–º
Druk
binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in te
schakelen.
Met achterklep
â–º Met de Sleutelloos instap- en startsysteem-
afstandsbediening op zak drukt u op de
vergrendelknop voor de achterklep om de
auto
volledig
te vergrendelen.
â–º
Druk
binnen 5 seconden nogmaals op de knop
om de supervergrendeling in te schakelen.
Als de auto niet is voorzien van een alarmsysteem, dan gaan de
richtingaanwijzers ongeveer twee seconden
branden om aan te geven dat de
supervergrendeling is ingeschakeld.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening of
elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sleutelcode
naar een PEUGEOT-dealer.
De PEUGEOT-dealer kan de sleutelcode en de
transpondercode uitlezen, waardoor er een nieuwe
sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de
sleutel ontgrendelen/
vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
–
Een storing in de afstandsbediening.
–
De accu van de auto is leeg.
–
De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
â–º
Steek de sleutel in het portierslot.
â–º
Draai de sleutel in de richting van de voorzijde
/ achterzijde om de auto te ontgrendelen /
vergrendelen.
â–º Draai de sleutel binnen 5 seconden
nogmaals naar de achterzijde van de auto om de
supervergrendeling van de auto in te schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld, klinkt de
sirene bij het openen van de deur. De sirene
stopt als het contact wordt ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld met de sleutel in het slot nadat de auto met de
afstandsbediening of het Sleutelloos
instap- en startsysteem-systeem is
vergrendeld, dan worden alle portieren en de
achterklep ontgrendeld.
Als de auto wordt ontgrendeld met de sleutel
in het slot nadat de auto met de sleutel is
vergrendeld, dan worden alleen de portieren
(voorportieren en schuifdeur(en)) ontgrendeld.
De achterdeuren en achterklep worden niet
ontgrendeld. Wanneer het contact wordt
aangezet, worden ze ontgrendeld.
Centrale vergrendeling werkt
niet
Gebruik deze procedures in de volgende situaties:
– Storing in de centrale vergrendeling.
–
Accu losgekoppeld of leeg.
Page 39 of 324

37
Toegang
2Batterijtype: CR2032 / 3 V.
Zonder Sleutelloos instap- en startsysteem
Met Sleutelloos instap- en startsysteem
â–º Wip het deksel met een kleine schroevendraaier
bij de uitsparing los en zet het deksel omhoog.
â–º
V
erwijder de lege batterij.
â–º
Plaats de nieuwe batterij en let goed op de plus-
en minkant. Steek de batterij eerst in de contacten in
de hoek en klik het deksel daarna erop.
â–º Synchroniseer de afstandsbediening.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het synchroniseren van de
afstandsbediening.
Gooi batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die
schadelijk zijn voor het milieu. Lever ze in bij een
speciaal inzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of bij een storing
moet de afstandsbediening gesynchroniseerd
worden.
Zonder Sleutelloos instap- en
startsysteem
â–º Zet het contact af.
â–º Zet de sleutel in de stand 2 (contact aan).â–º
Druk direct gedurende enkele seconden op de
toets met het gesloten hangslot.
â–º
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het
contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Met Sleutelloos instap- en startsysteem
â–º Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te openen.
â–º
Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het
contact hebt aangezet.
â–º
Zet bij een auto
met een handgeschakelde
versnellingsbak
de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig
in.
â–º
Bij een auto met een automatische
transmissie of een selectiehendel
(elektrisch):
trap met de selectiehendel in stand P
op het rempedaal.
â–º
Zet het contact aan door op de toets
START/
STOP
te drukken.
Page 43 of 324

41
Toegang
2op het scherm. Pas als de auto stilstaat, wordt
de deur ontgrendeld en kan hij weer worden
bediend.
Controleer of het gebied op de vloer bij de deuropening vrij is van voorwerpen die het
openen of sluiten van de schuifdeur in de weg
kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden met geopende
schuifdeuren.
Bij een aanrijding wordt de elektrische bediening uitgeschakeld. Handmatig
openen en sluiten blijft mogelijk.
Wanneer de motor wordt gestart, worden de deuren gestopt. Ze gaan weer verder
wanneer de motor draait.
Afhankelijk van de motoruitvoering: als u, terwijl de stopstand van het
Stop & Start-systeem is geactiveerd, de gesloten
deur wilt openen, gaat de deur een klein stukje
open waarna hij tot stilstand komt. In de modus
Start blijft de deur bewegen als de motor opnieuw
wordt gestart.
Als u de schuifdeur open wilt houden, moet hij volledig worden geopend, zodat hij wordt
geblokkeerd door het blokkeersysteem (aan de
onderzijde van de deur).
Deuren en ruimte voor de
deuren
Een geopende deur steekt uit. Zorg dat er voldoende
ruimte is wanneer u bijvoorbeeld naast muren,
straatlantaarns of hoge stoepen parkeert.
De achterzijde van een geopende schuifdeur zal nooit voorbij de achterbumper
van de auto komen.
Beveiliging / Detectie
van obstakels elektrisch
bedienbare schuifdeur(en)
Het obstakeldetectiesysteem wordt geactiveerd op
het moment dat de schuifdeur tijdens het bewegen
tegen een obstakel met een bepaalde weerstand
komt. Als er een obstakel wordt gedetecteerd:
–
bij het sluiten van de schuifdeur
, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze vervolgens
volledig geopend.
–
bij het openen van de schuifdeur
, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze vervolgens
gesloten.
–
twee keer achter elkaar tijdens de beweging van
de deur, wordt de deur niet meer elektrisch gesloten
(resetten).
Op een steile helling: een veiligheidssysteem
vertraagt het opengaan van de deur.
Wacht in elk geval enkele seconden voordat u de
deur bedient (sluiten of openen).
Sluit de deur handmatig om veiligheidsredenen.
Vervolgens moet u de deur resetten.
Page 48 of 324

46
Toegang
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert alleen op
bewegingen in de cabine.
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen of als iemand
de cabine van het voertuig
binnendringt, maar gaat niet
af als iemand de laadruimte
binnendringt.
Het systeem controleert op
bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een
ruit wordt ingeslagen, als iets of
iemand het interieur binnendringt
of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten
niet goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
bedieningseenheid of de kabels van het hoorbare
alarm uit te schakelen of te beschadigen.
Werkzaamheden aan het alarmsysteem Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de extra verwarming/ventilatie.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
â–º Zet het contact af en verlaat de auto.
â–º V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening of
met het Sleutelloos instap- en startsysteem-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert
het rode controlelampje van de toets één keer per
seconde en gaan de richtingaanwijzers gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45
seconden.
Deur, achterklep / deuren of motorkap Wanneer een portier, een deur, de
achterklep of de motorkap niet goed is gesloten,
wordt de auto niet vergrendeld, maar worden
de omtrek- en interieurbeveiliging wel na 45
seconden ingeschakeld.
Uitschakelen
â–º Druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening.
of
â–º
Ontgrendel de auto met het Sleutelloos instap-
en startsysteem-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt het hoorbare alarm
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden de
beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het controlelampje van de toets snel knippert bij
het ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Page 49 of 324

47
Toegang
2Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen
dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als
bijvoorbeeld:
–
Het raam staat een klein stukje open.
–
De auto wordt gewassen.
–
Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
â–º Zet het contact af en druk binnen 10 seconden
op de toets van het alarm totdat het verklikkerlampje
blijft branden.
â–º
Stap uit de auto.
â–º
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Sleutelloos instap- en
startsysteem-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het
rode verklikkerlampje in de toets knippert elke
seconde.
De beveiliging kan alleen worden uitgeschakeld
als het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
â–º Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Sleutelloos instap-
en startsysteem-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit. â–º
Schakel het volledige alarmsysteem weer in
door de auto met de afstandsbediening of met het
Sleutelloos instap- en startsysteem-systeem te
vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert weer
één keer per seconde.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
â–º Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
► ontgrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier;
â–º
Open het portier; het alarm gaat af.
â–º
Zet het contact aan, het alarm stopt. Het lampje
van de knop gaat uit.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet, betekent het
permanent branden van het rode controlelampje in
de toets dat er een storing in het systeem aanwezig
is.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 2
minuten nadat het laatste portier of de bagageruimte
is gesloten.
â–º
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken of moet u de auto
ontgrendelen met het Sleutelloos instap- en
startsysteem-systeem.
Elektrische ruitbediening
1. Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
Werking
â–º Duw of trek de schakelaar tot het
weerstandspunt om de ruit te openen of sluiten. De
ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
â–º
Duw of trek de schakelaar voorbij het
weerstandspunt om de ruit automatisch te openen
of te sluiten. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Druk opnieuw op de
schakelaar om het openen of sluiten te stoppen.
Page 54 of 324

52
Ergonomie en comfort
Stoelverwarming voor de
bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
â–º T erwijl de motor draait en de buitentemperatuur
lager dan 20
°C is, kunt u de stelknop gebruiken om
deze functie in te schakelen en de verwarming in te
stellen van
0 (uit) tot en met
3 (hoog).
Langdurig gebruik van de stoelverwarming
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen voelen
door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen, kunnen
brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
–
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of op
de stoel staan.
–
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
– Gebruik de stoelverwarming nooit als de stoel
vochtig is.
Gebruik de functie niet als de stoel niet wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het
energieverbruik.
Elektrisch verstelbare
lendensteun
â–º Druk de schakelaar in om de lendensteun naar
wens in te stellen.
Massagefunctie
Deze functie zorgt voor een massage van de
lendenen en werkt alleen bij draaiende motor en
als de STOP-stand van het Stop & Start-systeem is
geactiveerd.
Inschakelen / uitschakelen
â–º Druk op deze toets om de functie in of uit
te schakelen.
Na activering gaat het controlelampje branden. De
massagefunctie wordt één uur ingeschakeld.
Gedurende deze tijd wordt de massage in 6 cycli
van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten massage
worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na één uur wordt de functie uitgeschakeld; het
controlelampje gaat dan uit.
Page 74 of 324

72
Ergonomie en comfort
Deze apps kunnen met de schakelaars op en
rondom het stuurwiel of de bedieningselementen
van het audiosysteem worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting wordt het draagbare apparaat automatisch
opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de
auto geleverde stroomsterkte.
Zie de delen over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie over
het gebruik van deze apparatuur.
220V-aansluiting
Afhankelijk van de uitvoering bevindt er zich een
aansluiting van 220 V/50 Hz (maximaal vermogen:
120
W) onder de voorstoel rechts, die toegankelijk is
vanaf de 2e zitrij.
Deze aansluiting werkt als de motor draait, maar ook
in de STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
â–º Beweeg het klepje omhoog.
â–º Controleer of het groene controlelampje brandt.
â–º
Sluit uw elektrische apparaat (zoals
telefoonlader, laptop, cd-/dvd-speler of
flessenwarmer) aan.
Bij een storing gaat het groene controlelampje
knipperen.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Sluit slechts één apparaat per keer aan op de aansluiting (gebruik geen verlengsnoer of
verdeelstekker) en sluit alleen apparaten met
isolatieklasse II aan (dit wordt op het apparaat
aangegeven).
Gebruik geen apparaten met een metalen
behuizing.
De stroomtoevoer naar deze aansluiting wordt bij overbelasting automatisch
onderbroken; dit gebeurt ook als er andere
omstandigheden zijn die daar aanleiding toe
geven (bijzondere weersomstandigheden, zware
belasting van de elektrische installatie van de
auto enz.). Het groene controlelampje gaat dan
uit
Bagageafdekking
â–º Til deze omhoog om hem te verwijderen.
â–º Steek de geleiders in de uitsparingen om de
bagageafdekking weer aan te brengen.
Bij een noodstop of een aanrijding kunnen voorwerpen op de bagageafdekking in
gevaarlijke projectielen veranderen.
Page 82 of 324

80
Ergonomie en comfort
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
â–º
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld
interieurfilter te gebruiken. Het speciale actieve
additief biedt bescherming tegen vervuilende
gassen en onaangename geuren.
â–º
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bevat gefluoreerde R134A-broeikasgassen
Afhankelijk van de uitvoering en het
land waarin de auto is verkocht kan het
airconditioningssysteem gefluoreerde R134A-
broeikasgassen bevatten. Gascapaciteit 0,5 kg
(+/- 0,025 kg), GWP-index 1430 (CO
2 equivalent:
0,715
t).
Stop & Start De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als de
motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
ECO-rijstand Wanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt
de werking van de verwarmings- en
airconditioningssystemen beperkt, hoewel deze
systemen niet worden uitgeschakeld.
Verwarming
Handbediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor draait.
1. Temperatuur.
2. Luchtstroom.
3.Luchtverdeling.
4. Luchtrecirculatie in de auto.
5. Airconditioning aan/uit.
Luchtstroom
â–º Draai aan de rolknop ( 2) voor de gewenste
luchtstroom.
Wanneer de knop van de luchtstroom in de stand minimaal staat (systeem
uitgeschakeld), wordt het thermische comfort niet
meer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
â–º Draai de rolknop ( 1) van "LO" (koel) naar "HI"
(warm) om de temperatuur naar behoefte in te
stellen.
Luchtverdeling
â–º Wanneer er meerdere keren op de toets (3 )
wordt gedrukt, wordt de luchtstroom geleid naar:
–
de voorruit, de zijruiten en de voetenruimten,
–
de voetenruimten,
–
middelste ventilatieopeningen,
zijventilatieopeningen en voetenruimten,
–
voorruit, zijruiten, middelste ventilatieopeningen,
zijventilatieopeningen en voetenruimten,
–
middelste ventilatieroosters,
–
de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien).
Page 88 of 324

86
Ergonomie en comfort
te verwarmen of "Ventilatie" om het interieur te
ventileren.
â–º
Programmeer/bewaar vervolgens de
activeringstijd voor elke selectie.
â–º
Druk op
OK om te bevestigen.
Wanneer u meerdere functies gaat programmeren, moet u telkens 60 minuten
tussen elke functie wachten.
Afhankelijk van de buitentemperatuur is er een bepaalde voorverwarmingstijd nodig om
de geprogrammeerde temperatuur te bereiken op
de opgeslagen activeringstijd.
Deze voorverwarming duurt tot 45 minuten
Afstandsbediening met ver bereik
Op deze manier kunt u de verwarming in het
interieur op afstand in- of uitschakelen.
De afstandsbediening heeft een bereik van
ongeveer 1 kilometer op open terrein.
Aan
â–º Als deze toets ingedrukt wordt gehouden,
begint de verwarming meteen te werken (ter
bevestiging gaat het groene controlelampje kort
branden).
Uitschakelen
â–º Door deze toets ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestopt
(bevestigd door het tijdelijk branden van het rode
controlelampje).
Het controlelampje van de afstandsbediening
knippert gedurende ongeveer 2 seconden als de
auto het signaal niet heeft ontvangen.
Herhaal het commando nadat u de locatie hebt
gewijzigd.
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje gaat
branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij leeg.
â–º Draai de knop met een muntstuk los en vervang
de batterij.
Gooi batterijen van de afstandsbediening
niet weg: ze bevatten metalen die
schadelijk zijn voor het milieu. Lever ze in bij een
speciaal inzamelpunt.
Als het systeem wordt ingeschakeld met de afstandsbediening met groot bereik, dan is
de maximale verwarmingsduur ongeveer 45
minuten
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
–
de accu voldoende is opgeladen en het
brandstofpeil voldoende is,
–
de motor na het vorige gebruik van de
programmeerbare verwarming een keer is
gestart,
–
er 60 minuten zijn verstreken tussen twee
verwarmingsverzoeken.
De programmeerbare verwarming werkt op brandstof uit de brandstoftank van de auto.
Controleer of er voldoende brandstof is voordat u
deze functie gebruikt. Het wordt sterk afgeraden
om de verwarming te programmeren wanneer