PEUGEOT EXPERT 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2023, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2023Pages: 324, PDF Size: 10.33 MB
Page 41 of 324

39
Toegang
2Openen
Met de buitenportiergreep of
binnenportiergreep
â–º Trek als de schuifdeur is ontgrendeld aan de
handgreep en laat deze weer los om de schuifdeur
te laten openen. Trek nogmaals aan de handgreep
om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
Met de afstandsbediening
â–º Houd als de schuifdeur is ontgrendeld
deze toets ingedrukt totdat de betreffende
schuifdeur opengaat.
â–º
Druk nogmaals op deze toets om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
De knoppen van de afstandsbediening werken niet meer als het contact aan staat.
Met de toets(en) op de deurstijl
Met de toets(en) voorin
â–º Druk met de volledige ontgrendeling geactiveerd
en het kinderslot uitgeschakeld op de toets van
een schuifdeur om de auto te ontgrendelen en de
betreffende schuifdeur te laten openen.
â–º
Druk met de selectieve ontgrendeling
geactiveerd op de toets van de schuifdeur die u wilt
openen om de
laadruimte te ontgrendelen en de
betreffende schuifdeur te laten openen.
â–º
Als u in beide gevallen weer op de toets drukt,
keert de bewegingsrichting van de deur om.
Sluiten
Met de buitenhandgreep
â–º Trek aan de handgreep en laat hem weer los
om de schuifdeur te laten sluiten. Trek nogmaals
aan de handgreep om de bewegingsrichting van de
schuifdeur om te keren.
Met de afstandsbediening
â–º Houd deze knop ingedrukt totdat de
betreffende schuifdeur is gesloten. Trek
nogmaals aan de handgreep om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
De knoppen van de afstandsbediening werken niet meer als het contact aan staat.
Page 42 of 324

40
Toegang
Met de toets(en) op de deurstijl
Met de knop(pen) voorin
â–º Druk op de knop van een schuifdeur om de
betreffende schuifdeur te laten sluiten. Druk
nogmaals op deze knop om de bewegingsrichting
van de schuifdeur om te keren.
De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de
wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.
De knop(pen) aan de voorzijde of op de portierstijl werken niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als:
–
de auto rijdt,
–
de kinderbeveiliging is ingeschakeld (voor de
knoppen op de portierstijlen).
–
van buitenaf de auto is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld (afhankelijk
van de uitvoering met de sleutel, met de
afstandsbediening of via het Keyless entry en
start-systeem).
De knop van de linker schuifdeur werkt niet en er
klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de
brandstofvulklep is geopend.
Algemene aanbevelingen voor de schuifdeuren
Bedien de deuren uitsluitend bij stilstaande
auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf en uw
passagiers en voor een goede werking van de
deuren raden wij u aan om niet met geopende
deuren te rijden.
Controleer voordat u een schuifdeur bedient
altijd of de omstandigheden veilig zijn en
zorg ervoor dat kinderen en huisdieren zich
niet zonder toezicht in de omgeving van de
bedieningsschakelaars van de schuifdeuren
bevinden.
U wordt hierop geattendeerd door een
geluidssignaal, het branden van het
waarschuwingslampje "portier geopend" en
een melding op het scherm. Neem contact op
met een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats als u deze waarschuwing wilt
uitschakelen.
Vergrendel de auto tijdens het wassen in een
wasstraat.
Controleer voordat u een schuifdeur opent of sluit en gedurende de beweging van de
schuifdeur of er, zowel in als buiten de auto, geen
personen, huisdieren of voorwerpen zijn die zich
in de deuropening of een andere positie bevinden
waardoor de beweging van de schuifdeur
gehinderd zou kunnen worden.
Wanneer dit veiligheidsvoorschrift niet in acht
wordt genomen, kan er schade aan voorwerpen
en letsel bij personen ontstaan wanneer deze
tijdens het bewegen van de deur bekneld raken.
De deuren kunnen niet elektrisch worden
geopend als de auto sneller dan 3 km/h rijdt:
–
Maar als de auto begon te rijden terwijl de
deuren open waren, dan moet de snelheid
worden verlaagd tot lager dan 30 km/h voordat
de deuren kunnen worden gesloten.
–
De deuren kunnen tijdens het rijden niet
elektrisch met de binnenhandgreep worden
geopend, dat kan alleen handmatig.
–
Hierbij klinkt een geluidssignaal, gaat het
waarschuwingslampje "portier geopend" branden
en wordt de bijbehorende melding weergegeven
Page 43 of 324

41
Toegang
2op het scherm. Pas als de auto stilstaat, wordt
de deur ontgrendeld en kan hij weer worden
bediend.
Controleer of het gebied op de vloer bij de deuropening vrij is van voorwerpen die het
openen of sluiten van de schuifdeur in de weg
kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden met geopende
schuifdeuren.
Bij een aanrijding wordt de elektrische bediening uitgeschakeld. Handmatig
openen en sluiten blijft mogelijk.
Wanneer de motor wordt gestart, worden de deuren gestopt. Ze gaan weer verder
wanneer de motor draait.
Afhankelijk van de motoruitvoering: als u, terwijl de stopstand van het
Stop & Start-systeem is geactiveerd, de gesloten
deur wilt openen, gaat de deur een klein stukje
open waarna hij tot stilstand komt. In de modus
Start blijft de deur bewegen als de motor opnieuw
wordt gestart.
Als u de schuifdeur open wilt houden, moet hij volledig worden geopend, zodat hij wordt
geblokkeerd door het blokkeersysteem (aan de
onderzijde van de deur).
Deuren en ruimte voor de
deuren
Een geopende deur steekt uit. Zorg dat er voldoende
ruimte is wanneer u bijvoorbeeld naast muren,
straatlantaarns of hoge stoepen parkeert.
De achterzijde van een geopende schuifdeur zal nooit voorbij de achterbumper
van de auto komen.
Beveiliging / Detectie
van obstakels elektrisch
bedienbare schuifdeur(en)
Het obstakeldetectiesysteem wordt geactiveerd op
het moment dat de schuifdeur tijdens het bewegen
tegen een obstakel met een bepaalde weerstand
komt. Als er een obstakel wordt gedetecteerd:
–
bij het sluiten van de schuifdeur
, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze vervolgens
volledig geopend.
–
bij het openen van de schuifdeur
, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze vervolgens
gesloten.
–
twee keer achter elkaar tijdens de beweging van
de deur, wordt de deur niet meer elektrisch gesloten
(resetten).
Op een steile helling: een veiligheidssysteem
vertraagt het opengaan van de deur.
Wacht in elk geval enkele seconden voordat u de
deur bedient (sluiten of openen).
Sluit de deur handmatig om veiligheidsredenen.
Vervolgens moet u de deur resetten.
Page 44 of 324

42
Toegang
Resetten elektrisch
bedienbare schuifdeur(en)
Als de elektrische bediening niet meer werkt:
â–º Sluit handmatig de schuifdeur(en) tot deze
volledig is/zijn gesloten.
â–º
Open
elektrisch de schuifdeur(en) tot deze
volledig is/zijn geopend.
â–º
Sluit de schuifdeur(en)
elektrisch.
Na het uitvoeren van deze procedure kunnen de
schuifdeuren weer elektrisch worden bediend.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem niet is
verholpen.
Op een steile helling
De schuifdeuren kunnen alleen elektrisch worden
bediend op hellingen van maximaal 20%.
Als de auto met de voorzijde naar boven op een
helling staat, is voorzichtigheid geboden bij het
bedienen van de schuifdeuren. De helling kan
een versnelde beweging van de schuifdeuren
veroorzaken.
Als de auto op een steile helling staat, begeleid de
schuifdeur dan bij het sluiten met de hand.
Als de auto met de achterzijde naar boven op een
helling staat, kan het zijn dat de schuifdeur niet in
de geopende stand blijft staan, schoksgewijs weer
sluit en daardoor letsel veroorzaakt.
Op een steile helling kan de schuifdeur zich door zijn eigen gewicht plotseling in
beweging zetten.
De beweging van de schuifdeur kan niet worden
gestopt door de schakelaar te bedienen vanwege
de tijd die nodig is om het bedieningssignaal te
verwerken.
Het obstakeldetectiesysteem heeft
onvoldoende tijd om te kunnen reageren.
Zorg ervoor dat de schuifdeur op een steile
helling niet onbewaakt geopend blijft. Wanneer
dit veiligheidsvoorschrift niet in acht wordt
genomen, kan er schade aan voorwerpen en
letsel bij personen ontstaan wanneer deze tijdens
het bewegen van de deur bekneld raken.
Handsfree-functie
schuifdeur(en)
Openen / sluiten
Met een voetbeweging en de afstandsbediening
op zak in detectiegebied A wordt het systeem
ontgrendeld en de schuifdeur geopend of gesloten
en vergrendeld.
De afstandsbediening moet zich aan de achterkant
van de auto bevinden, op een afstand van meer dan
ca. 30
cm en minder dan ca. 2 m.
Het automatisch vergrendelen na het sluiten van de schuifdeur kan worden
geprogrammeerd in het configuratiemenu van de
auto.
Zorg dat u stabiel en op de juiste positie ten opzichte van de auto staat alvorens de
voetbeweging te maken, om te voorkomen dat u
Page 45 of 324

43
Toegang
2uw evenwicht verliest of uitglijdt (vooral bij regen,
sneeuw, ijzel, modder enz.).
Voorkom dat u bij de voetbeweging de uitlaat
raakt, u kunt hierdoor brandwonden oplopen.
â–º Zet uw voet onder de hoek van de achterbumper
en maak dan een rustige horizontale beweging met
uw voet.
De sensor signaleert de beweging van uw voet en
activeert het openen of sluiten van de schuifdeur.
Maak de beweging één keer, zonder deze te onderbreken.
Als de schuifdeur niet opengaat, wacht dan
ongeveer 2 seconden en probeer het daarna
nogmaals.
Houd uw voet niet omhoog.
Het sluiten of openen wordt bevestigd door het gedurende enkele seconden knipperen
van de richtingaanwijzers in combinatie met een
geluidssignaal.
De beweging van de deur wordt omgekeerd als
de voet wordt bewogen tijdens de manoeuvre.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto
worden de buitenspiegels bij het vergrendelen /
ontgrendelen elektrisch ingeklapt / uitgeklapt.
Automatische vergrendeling
De auto wordt automatisch vergrendeld nadat de
schuifdeur via de handsfree-functie is gesloten.
Als uw auto niet is uitgerust met het alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende ongeveer 2
seconden blijven branden van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden
gelijktijdig de buitenspiegels ingeklapt.
Activeren/Deactiveren
Met audiosysteem of touchscreen
De handsfree-functie is standaard ingeschakeld.De functie "Handsfree toegang" of automatisch vergrendelen van de
auto wanneer de schuifdeur wordt gesloten, wordt
geactiveerd en gedeactiveerd via het
configuratiemenu van de auto.
Storing
Als u een geluidssignaal bestaande uit drie piepjes
hoort tijdens het gebruik van de functie, is er een
storing in het systeem.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als in het menu Auto de optie " Toegang
""handen vol"" automatische
vergrendeling" is geselecteerd, controleer dan
na het sluiten van de deur of de auto goed is
vergrendeld.
De auto wordt niet vergrendeld:
–
als het contact aan staat,
–
als een van de portieren/deuren of de
achterklep geopend of niet goed gesloten is,
–
als een "Sleutelloos instap- en startsysteem"-
afstandsbediening zich in de auto bevindt.
Als meerdere, opeenvolgende voetbewegingen
geen effect hebben gehad, wacht dan enkele
seconden alvorens weer een voetbeweging te
maken.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld bij
zware neerslag of opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of de
werking van de afstandsbediening niet wordt
gehinderd door elektromagnetische straling
(smartphone enz.).
De functie werkt bij een beenprothese mogelijk
minder goed.
Ook als er een trekhaakkogel is gemonteerd,
werkt de functie mogelijk niet correct.
Page 46 of 324

44
Toegang
De schuifdeur kan mogelijk onverwacht worden geopend of gesloten als:
–
er een trekhaakkogel is gemonteerd.
–
er een aanhanger wordt aan- of losgekoppeld.
–
er een fietsendrager wordt gemonteerd of
verwijderd.
–
er
fietsen op de fietsendrager worden geplaatst
of van de fietsendrager worden gehaald.
–
iets achter de auto wordt neergezet of
opgepakt.
–
een dier de bumper nadert,
–
de auto wordt gewassen.
–
er onderhoud aan de auto wordt uitgevoerd.
–
een wiel wordt verwisseld.
We raden aan om de sleutel buiten het
detectiebereik te houden (en buiten de
bagageruimte) of de functie uit te schakelen
via het configuratiemenu van de auto om te
voorkomen dat deze functie plotseling in werking
treedt.
Zorg ervoor dat het sluiten of openen van de deuren niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de schuifdeuren niet kunnen
bezeren.
Achterdeuren
â–º Trek nadat u de achterdeur links hebt geopend
de hendel A naar u toe om de rechterachterdeur te
openen.
Sluiten
â–º Sluit eerst de achterdeur rechts en vervolgens de
achterdeur links.
Als eerst de achterdeur links wordt gesloten, voorkomt een aanslag op de zijkant van de
achterdeur rechts dat deze kan worden gesloten.
Als de achterdeur links niet goed is gesloten, gaat
het waarschuwingslampje "portier geopend"
branden (bij de achterdeur rechts wordt dit niet
gesignaleerd). Zie het betreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het overzicht van
waarschuwings- en controlelampjes, en vooral de
waarschuwing voor een geopend portier.
Openen tot ongeveer 180°
De deurvangers (afhankelijk van de uitvoering)
maken het mogelijk de achterdeuren in een hoek
van ongeveer 90° tot ongeveer 180° te openen.
â–º
T
rek als de deur is geopend aan de gele hendel.
Bij het sluiten komt de deurvanger automatisch in
zijn oorspronkelijke stand terug.
Bij het parkeren van de auto met de achterdeuren 90° geopend, bedekken de
deuren de achterlichten. Gebruik een
gevarendriehoek of een andere voorziening die
wettelijk is vereist in uw land om andere
weggebruikers die in dezelfde rijrichting rijden (en
Page 47 of 324

45
Toegang
2die mogelijk uw auto niet stil zien staan) te
waarschuwen voor uw auto.
Achterklep
Openen
â–º Na het ontgrendelen van de auto trekt u aan de
handgreep en zet u de achterklep omhoog.
Sluiten
â–º Trek de achterklep omlaag aan de handgreep
aan de binnenzijde en vergrendel deze.
Als de achterklep niet goed is gesloten, gaat het
lampje "portier geopend" branden. Raadpleeg
het desbetreffende onderdeel voor meer informatie
over het overzicht van waarschuwings- en
verklikkerlampjes, en in het bijzonder de
waarschuwing voor geopend portier.
Bij een storing of wanneer de achterklep lastig opent en sluit, moet u de auto
onmiddellijk door een PEUGEOT-dealer of in een
gekwalificeerde werkplaats laten nakijken om te
voorkomen dat het probleem verergert en de
achterklep plotseling dicht valt, waarbij ernstig
letsel kan ontstaan.
Ruit van de achterklep
De ruit van de achterklep kunt u openen, zodat u
het achtercompartiment rechtstreeks kunt bereiken
zonder dat u de achterklep hoeft te openen.
Openen
Druk op deze knop nadat u de auto hebt ontgrendeld
en til de achterruit op om deze te openen.
Sluiten
Sluit de achterruit door op het midden van de ruit te
drukken totdat deze volledig gesloten is.
Als de achterruit van de achterklep niet goed is
gesloten, gaat het lampje "portier geopend"
branden. Raadpleeg het desbetreffende onderdeel
voor meer informatie over het overzicht van
waarschuwings- en verklikkerlampjes, en in
het bijzonder de waarschuwing voor een geopend
portier.
De achterklep en de achterruit kunnen niet gelijktijdig worden geopend. Ze zouden
anders beschadigd kunnen raken.
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
bagageruimte of de motorkap probeert te openen.
Page 48 of 324

46
Toegang
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert alleen op
bewegingen in de cabine.
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen of als iemand
de cabine van het voertuig
binnendringt, maar gaat niet
af als iemand de laadruimte
binnendringt.
Het systeem controleert op
bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een
ruit wordt ingeslagen, als iets of
iemand het interieur binnendringt
of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten
niet goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
bedieningseenheid of de kabels van het hoorbare
alarm uit te schakelen of te beschadigen.
Werkzaamheden aan het alarmsysteem Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de extra verwarming/ventilatie.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
â–º Zet het contact af en verlaat de auto.
â–º V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening of
met het Sleutelloos instap- en startsysteem-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert
het rode controlelampje van de toets één keer per
seconde en gaan de richtingaanwijzers gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45
seconden.
Deur, achterklep / deuren of motorkap Wanneer een portier, een deur, de
achterklep of de motorkap niet goed is gesloten,
wordt de auto niet vergrendeld, maar worden
de omtrek- en interieurbeveiliging wel na 45
seconden ingeschakeld.
Uitschakelen
â–º Druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening.
of
â–º
Ontgrendel de auto met het Sleutelloos instap-
en startsysteem-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt het hoorbare alarm
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden de
beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het controlelampje van de toets snel knippert bij
het ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Page 49 of 324

47
Toegang
2Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen
dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als
bijvoorbeeld:
–
Het raam staat een klein stukje open.
–
De auto wordt gewassen.
–
Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
â–º Zet het contact af en druk binnen 10 seconden
op de toets van het alarm totdat het verklikkerlampje
blijft branden.
â–º
Stap uit de auto.
â–º
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Sleutelloos instap- en
startsysteem-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het
rode verklikkerlampje in de toets knippert elke
seconde.
De beveiliging kan alleen worden uitgeschakeld
als het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
â–º Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Sleutelloos instap-
en startsysteem-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit. â–º
Schakel het volledige alarmsysteem weer in
door de auto met de afstandsbediening of met het
Sleutelloos instap- en startsysteem-systeem te
vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert weer
één keer per seconde.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
â–º Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
► ontgrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier;
â–º
Open het portier; het alarm gaat af.
â–º
Zet het contact aan, het alarm stopt. Het lampje
van de knop gaat uit.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet, betekent het
permanent branden van het rode controlelampje in
de toets dat er een storing in het systeem aanwezig
is.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 2
minuten nadat het laatste portier of de bagageruimte
is gesloten.
â–º
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken of moet u de auto
ontgrendelen met het Sleutelloos instap- en
startsysteem-systeem.
Elektrische ruitbediening
1. Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
Werking
â–º Duw of trek de schakelaar tot het
weerstandspunt om de ruit te openen of sluiten. De
ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
â–º
Duw of trek de schakelaar voorbij het
weerstandspunt om de ruit automatisch te openen
of te sluiten. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Druk opnieuw op de
schakelaar om het openen of sluiten te stoppen.
Page 50 of 324

48
Toegang
De elektrische ruitbediening blijft ongeveer 45 seconden nadat het contact is afgezet
actief als de voorportieren niet open zijn.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. Zet
het contact aan om deze weer te activeren.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de
ruit en gaat deze direct gedeeltelijk weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de schakelaar
tot de ruit volledig wordt geopend. Trek vervolgens
binnen 4 seconden de schakelaar omhoog tot de ruit
wordt gesloten.
Tijdens deze handelingen is de antiklemvoorziening
uitgeschakeld.
Resetten van de ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of
wanneer de ruit een abnormale beweging maakt,
moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens de
volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
â–º
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit de
ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en
trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten.
â–º
Blijf nog minimaal één seconde aan de
schakelaar trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de elektrische ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk hiervoor op de
betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische
ruitbediening van het voorportier aan
passagierszijde bedient, moet hij/zij controleren
of de ruit zonder problemen kan worden
gesloten.
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed op
kinderen.
Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten
niet naar buiten wanneer de auto rijdt – kans op
ernstig letsel!