ABS Peugeot Expert Tepee 2010 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2010, Model line: Expert Tepee, Model: Peugeot Expert Tepee 2010Pages: 237, PDF Size: 11.21 MB
Page 28 of 237

Cockpit
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het starten van de motor gaat een aantal verklikkerlampjes branden en wordt een automatische cont role uitgevoerd. Deze lampjes
zullen direct weer uitgaan. Als bij draaiende motor één van deze verklikkerlampjes blijft branden of g aat knipperen, wordt dit een
waarschuwing, eventueel in combinatie met een gelui dssignaal of een melding op het display.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
STOP brandt in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het display. ernstige storingen met
betrekking tot de functies
"Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische
remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging".
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem conta ct
op met het PEUGEOT -netwerk.
Handrem /
remvloeistofniveau /
elektronische
remdrukregelaar
(REF)
brandt. handrem (nog iets)
aangetrokken. Zet de handrem los; het verklikkerlampje zal uitga
an.
brandt. remvloeistofniveau te laag. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven remvloeistof bij.
blijft branden, terwijl
het niveau correct is,
in combinatie met het
verklikkerlampje ABS.
een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem conta ct
op met het PEUGEOT -
netwerk
.
Motoroliedruk
en-temperatuur brandt tijdens het
rijden.
een te lage druk of een te hoge
temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de mo
torolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus ".
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is. een ernstige storing. Neem contact op met het PEU
GEOT-netwerk.
Page 31 of 237

ABS
ESP
29
Cockpit
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Stuurbekrachtiging brandt. een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting, zo
nder bekrachtiging, blijft
behouden. Laat het systeem controleren door het PEU GEOT-netwerk.
Geopend portier brandt in
combinatie met
een melding op
het display. een niet goed gesloten portier,
deur of motorkap.
Controleer of de portieren van de cabine, de achte
rdeuren, de
schuifdeuren en de motorkap (als de auto is voorzie n van een
alarmsysteem) goed zijn gesloten.
Achtervering
met luchtvering knippert.
een abnormaal verschil tussen
de gedetecteerde en de
optimale wagenhoogte. Automatische regeling: rijd stapvoets (tot ongevee
r
10 km/h) tot het lampje uitgaat.
Handmatige regeling: stel de wagenhoogte, die in de
onderste of bovenste stand stond, optimaal in. Zie in de
rubriek 3 het gedeelte "Achtervering".
brandt bij het
wegrijden of
tijdens het rijden. een storing in de luchtvering. Stop onmiddellijk.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
ABS blijft branden. een storing in het
antiblokkeersysteem.
De conventionele werking van het remsysteem, zonde
r
bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadz aam de auto stil
te zetten en contact op te nemen met het PEUGEOT-ne twerk.
ESP knippert.
een ingreep van het
ESP-systeem. Dit systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal ov
er de
wielen en verbetert zo de richtingsstabiliteit van de auto.
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Veilig rijden".
blijft branden. een storing in het systeem. Bijv.:
een te lage bandenspanning. Bijv.: controleer de bandenspanning. Laat het syst
eem
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
blijft branden in
combinatie met het
verklikkerlampje
van de knop (op
het dashboard). dat het systeem op verzoek van
de bestuurder is uitgeschakeld.
Het systeem is uitgeschakeld.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld al
s
de auto sneller dan 50 km/h rijdt of als de knop op het
dashboard wordt ingedrukt.
Page 93 of 237

ABS
ABS
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
4
CLAXON
Druk op het midden van het stuurwiel.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS - REF)
Het ABS zorgt samen met de elektronische
remdrukregelaar (REF) tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de
wielen, terwijl de remdrukregelaar de
remdruk over de vier wielen verdeelt.
Gebruiksvoorschrift
Het ABS treedt automatisch in werking als
één van de wielen dreigt te blokkeren. Het
systeem zorgt niet voor een kortere remweg.
Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie, enz.)
kan de remweg door de werking van het
ABS langer zijn. Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in en laat het
niet los, ook niet op een glad wegdek. Het
ABS zorgt er dan voor dat u om het obstakel
heen kunt sturen.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die zijn voorzien van
een artikelnummer van PEUGEOT. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met de
verklikkerlampjes remsysteem
en STOP, een geluidssignaal en
een melding op het display, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk op een veilige plaats.
NOODREMASSISTENTIE (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt:
trap het rempedaal volledig in zonder het los
te laten.
Het systeem wordt ingeschakeld als de
snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt groot is en zorgt ervoor dat de
benodigde bedieningskracht verandert.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het display, duidt dit op een
storing in het antiblokkeersysteem. Door
deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen. Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-
netwerk.
Houd het rempedaal ingetrapt om de
werking van de noodremassistentie voort te
zetten.
Page 94 of 237

ESP
88
Veiligheid tijdens het rijden
ANTISPINREGELING (ASR) EN ELEKTRONISCH STABILITEITSPROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding met het
ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op de
weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens
het accelereren de controle over de auto
verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. Het systeem zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accelereren. de koers van de auto afwijkt van de
door de bestuurder gewenste richting.
Uitschakelen ASR/ESP
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR/ESP
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
slippen en weer grip kunnen krijgen.
- Druk op de knop die zich op de
middenconsole bevindt.
- Het verklikkerlampje gaat branden: de systemen ASR en ESP zijn
uitgeschakeld. Controle van werking Gebruiksvoorschrift
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's en het te hard
rijden.
De goede werking van het systeem wordt
verzekerd onder voorwaarde dat de
voorschriften van de constructeur op het
gebied van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem en
elektronische onderdelen worden nageleefd
en dat de procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden door het
PEUGEOT-netwerk worden opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk .
Werking van het ASR-en ESP-systeem
Het lampje knippert tijdens een
ingreep van de ASR of het ESP.
De systemen worden opnieuw:
-
automatisch ingeschakeld als de
wagensnelheid hoger wordt dan 50 km/h,
- handmatig ingeschakeld door nogmaals op de knop te drukken. Bij een storing in de systemen
zal het verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het
systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan
branden in het geval van een te lage
bandenspanning. Controleer van alle
banden de bandenspanning.
Houd als het ESP is ingeschakeld in een
bocht het stuurwiel altijd in de gewenste
richting en stuur niet tegen.
Het ESP-systeem grijpt automatisch
in via het remsysteem en de motor als
Page 97 of 237

91
Veiligheid
VEILIGHEID
4
VEILIGHEIDSTROEVEN
In het geval van een extreme
dwarsversnelling van de auto beperkt dit
systeem het risico op over de kop slaan van
de auto door de remmen te bedienen.
Roll Over Mitigation *
Dit systeem is gekoppeld aan het ESP en
vult de aan het remsysteem gekoppelde
functies ABS-REF, ASR-ESP en
noodremassistentie (zie de desbetreffende
hoofdstukken in dit document) aan, zodat
een hoog niveau van actieve veiligheid
is gewaarborgd. Het ROM-systeem waar
uw auto mee is uitgerust, is oorspronkelijk
ontwikkeld voor auto's uit de topklasse met
vierwielaandrijving. * Systeem om risico van over de kop slaan te beperken.
Page 105 of 237

97
Kinderen aan boord
VEILIGHEID
4
ISOFIX-BEVESTIGINGEN
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen:
- twee bevestigingsringen vóór, die zich tussen
de rugleuning en de zitting van de zitplaats
bevinden, aangegeven door een sticker,
- één bevestigingsring achter, voor de bevestiging van de bovenste riem, de
TOP TETHER-bevestiging, aangegeven door
een ander label.
Uw auto voldoet aan de nieuwe
ISOFIX-normen.
De plaats van de voorgeschreven
ISOFIX-bevestigingen (volgens uitvoering)
wordt aangegeven met labels.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige,
degelijke en snelle montage van het kinderzitje in
uw auto.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten
die eenvoudig aan de twee bevestigingsringen voor
kunnen worden verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van
een bovenste bevestigingsriem die kan worden
vastgemaakt aan de bevestigingsring achter.
Zet om de bovenste bevestigingsriem vast te
maken de hoofdsteun van de zitplaats omhoog
en steek de haak tussen de hoofdsteun en
de rugleuning door. Bevestig de haak aan de
bevestigingsring achter en trek de riem aan.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij
een aanrijding ernstig letsel oplopen.
Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging
van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin staat
vermeld welke ISOFIX-kinderzitjes voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De procedure voor kinderzitjes en de
functie uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde zijn gelijk voor het hele
PEUGEOT-gamma.
Als de airbag aan passagierszijde niet
kan worden uitgeschakeld, is het absoluut
verboden een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" op de zitplaatsen voor te bevestigen.
Zie rubriek 4, gedeelte "Airbags".
Page 106 of 237

97
Kinderen aan boord
VEILIGHEID
4
ISOFIX-BEVESTIGINGEN
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen:
- twee bevestigingsringen vóór, die zich tussen
de rugleuning en de zitting van de zitplaats
bevinden, aangegeven door een sticker,
- één bevestigingsring achter, voor de bevestiging van de bovenste riem, de
TOP TETHER-bevestiging, aangegeven door
een ander label.
Uw auto voldoet aan de nieuwe
ISOFIX-normen.
De plaats van de voorgeschreven
ISOFIX-bevestigingen (volgens uitvoering)
wordt aangegeven met labels.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige,
degelijke en snelle montage van het kinderzitje in
uw auto.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten
die eenvoudig aan de twee bevestigingsringen voor
kunnen worden verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van
een bovenste bevestigingsriem die kan worden
vastgemaakt aan de bevestigingsring achter.
Zet om de bovenste bevestigingsriem vast te
maken de hoofdsteun van de zitplaats omhoog
en steek de haak tussen de hoofdsteun en
de rugleuning door. Bevestig de haak aan de
bevestigingsring achter en trek de riem aan.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij
een aanrijding ernstig letsel oplopen.
Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging
van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin staat
vermeld welke ISOFIX-kinderzitjes voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De procedure voor kinderzitjes en de
functie uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde zijn gelijk voor het hele
PEUGEOT-gamma.
Als de airbag aan passagierszijde niet
kan worden uitgeschakeld, is het absoluut
verboden een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" op de zitplaatsen voor te bevestigen.
Zie rubriek 4, gedeelte "Airbags".
Page 113 of 237

104
Trekken van een aanhanger
Gebruik daarom een zo hoog mogelijke
versnelling om het toerental te beperken en
pas uw snelheid aan.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van
de koelvloeistoftemperatuurmeter.
Banden
Controleer de bandenspanning van
de auto (zie rubriek 8 in het gedeelte
"Identificatie") en de aanhanger en breng
deze indien nodig op de juiste waarde. Trekhaak
Wij raden u aan gebruik te maken van
originele PEUGEOT-trekhaken en hun
kabelset, die tijdens de ontwikkeling
van uw auto uitgebreid zijn getest en
gehomologeerd en de montage hiervan toe
te vertrouwen aan het PEUGEOT-netwerk.
In geval van montage buiten het
PEUGEOT-netwerk, moet deze montage
worden uitgevoerd met gebruikmaking van
de voorbereide geïntegreerde elektrische
voorzieningen aan de achterzijde van
de auto en de voorschriften van de
constructeur.
Conform de algemene voorschriften die
hierboven zijn vermeld, attenderen wij u
op het risico dat het monteren van een
trekhaak of elektrisch accessoire zonder
artikelnummer van PEUGEOT met zich
meebrengt. Hierdoor kunnen storingen in het
elektrisch systeem van uw auto ontstaan.
Raadpleeg eerst het PEUGEOT-netwerk.
Als het verklikkerlampje van
de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Gebruiksvoorschrift
Onder zeer zware gebruiksomstandigheden
(het trekken van het maximale
aanhangergewicht op een steile helling bij
hoge temperatuur) wordt de airconditioning
automatisch uitgeschakeld, zodat de
prestaties van de motor weer kunnen
worden verhoogd.
Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Niveaus".
Remmen
Het trekken van een aanhanger vergroot de
remweg. Rijd met matige snelheid, schakel
tijdig terug, rem geleidelijk.
Zijwind
De zijwindgevoeligheid van de auto is groter.
Rijd daarom soepel en met matige snelheid.
ABS/ESP
Het ABS of ESP werkt uitsluitend op de auto
en niet op de aanhanger.
Parkeerhulp achter
Bij het trekken van een aanhanger is de
parkeerhulp uitgeschakeld.
Page 142 of 237

132
Zekering vervangen
ZEKERINGEN ONDER DE MOTORKAP
- Open de motorkap en schuif de steun van het reservoir van de
ruitensproeiervloeistof weg om
gemakkelijker bij de zekeringen te
kunnen komen.
- Maak de zekeringkast los en kantel deze omlaag om bij de zekeringen te komen.
Zekering A (Ampère) Functie
1 20 Elektronische eenheid motor, brandstof-en luchti nlaatsysteem,
motorventilateurgroep
2 15 Claxon
3 10 Pomp ruitensproeiers voor en achter
4 20 Pomp koplampsproeiers
5 15 Brandstofsysteem
6 10 Stuurbekrachtiging, extra schakelaar rempedaal
7 10 Remsysteem (ABS/ESP)
8 20 Bediening startmotor
9 10 Hoofdschakelaar rempedaal
10 30 Brandstof- en luchtinlaatsysteem, emissieregelin g
11 40 Ventilatie vóór
12 30 Ruitenwissers vóór
13 40 Intelligente servicecentrale (BSI)
14 30 Vrij