dashboard Peugeot Expert VU 2009 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009, Model line: Expert VU, Model: Peugeot Expert VU 2009Pages: 225, PDF Size: 10.46 MB
Page 5 of 225

Interieur
8
   COCKPIT  
   
1.    Schakelaar verlichting en 
richtingaanwijzers. 
  
2.    Instrumentenpaneel met display. 
  
3.    Schakelaar ruitenwissers, 
ruitensproeiers en boordcomputer. 
  
4.    Versnellingshendel. 
  
5.    Contact. 
  
6.    Bediening autoradio. 
  
7.    Airbag bestuurder, claxon. 
  
8.    Stuurwielverstelling in hoogte en 
diepte. 
  
9.    Koplampverstelling. 
  
10.    Schakelaar snelheidsregelaar/-
begrenzer. 
  
11.    12V-aansluiting (max. 120 W) 
type aansteker. 
  
12.    Asbak. 
  
13.    Dashboardkastje, AUX-aansluiting, 
schakelaar uitschakeling  
passagiersairbag.       
Page 11 of 225

3
33333
Interieur
14
  Dakconsole  65  
  INDELING  CABINE 
  Dashboardkastje   63    63   
  Opbergvak 
 62   
   Schrijftafeltje      
Page 24 of 225

24
 Cockpit 
 INSTRUMENTENPANEEL 
   
1.    Kilometer-/mijlenteller. 
  
2.    Display. 
  
3.    Brandstofniveaumeter, 
koelvloeistoftemperatuurmeter. 
  
4.    Toerenteller. 
  
5.    Dimmer dashboardverlichting. 
  
6.    Nulstelling dagteller/
onderhoudsindicator.     Display  instrumentenpaneel  
   -   Snelheidsbegrenzer/-regelaar.  
  -   Afgelegde afstand in km/mijl. 
  -   Onderhoudsindicator, 
motorolieniveaumeter, kilometer-/ 
mijlenteller. 
  -   Water in brandstoffilter.  
  -   Voorgloeien diesel.      Verklikkerlampje  en  schakelaars  op  
de  dakconsole  
   -   Verklikkerlampje uitschakeling 
passagiersairbag. 
  -   Schakelaars stoelverwarming  bestuurder/passagier (uitvoering met  
2 voorstoelen).   
 COCKPIT      
Page 29 of 225

ABS
ESP
 29
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
  
Verklikkerlampje      status      signaleert      Wat te doen  
  
Stuurbekrachtiging    brandt.   een storing in het systeem.   De conventionele werking van de stuurinrichting,  
zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat het sys
teem 
controleren door het PEUGEOT-netwerk. 
  
Geopend  
portier     brandt in 
combinatie met 
een melding op 
het display.   een niet goed gesloten portier, 
deur of motorkap.   Controleer of de portieren van de cabine, de 
achterdeuren, de schuifdeuren en de motorkap (als 
de auto is voorzien van een alarmsysteem) goed zijn
 
gesloten. 
  
Achtervering 
met luchtvering    knippert. 
 een abnormaal verschil tussen 
de gedetecteerde en de 
optimale wagenhoogte.   Automatische regeling: rijd stapvoets (tot ongevee
r 
10 km/h) tot het lampje uitgaat.   
Handmatige regeling: stel de wagenhoogte, die in de  
onderste of bovenste stand stond, optimaal in. Zie  in de 
rubriek 3 het gedeelte "Achtervering". 
 brandt bij het  
wegrijden of 
tijdens het rijden.   een storing in de luchtvering.   Stop onmiddellijk.
 Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. 
  
ABS     blijft branden.   een storing in het 
antiblokkeersysteem. 
 De conventionele werking van het remsysteem, zonde
r 
bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadz aam de auto stil 
te zetten en contact op te nemen met het PEUGEOT-ne twerk. 
  
ESP     knippert. 
 een ingreep van het ESP-
systeem.   Dit systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal ov
er de 
wielen en verbetert zo de richtingsstabiliteit van  de auto. 
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Veilig rijden". 
 blijft branden.   een storing in het  
systeem. Bijv.: een te lage  
bandenspanning.   Bijv.: controleer de bandenspanning. Laat het syst
eem 
controleren door het PEUGEOT-netwerk. 
 blijft branden in 
combinatie met het 
verklikkerlampje 
van de knop (op 
het dashboard). 
 dat het systeem op verzoek van  
de bestuurder is uitgeschakeld.   Het systeem is uitgeschakeld.  
 Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld al
s 
de auto sneller dan 50 km/h rijdt of als de knop op  het 
dashboard wordt ingedrukt.  
Page 35 of 225

34
 Cockpit 
 Als u na deze handeling de accu wilt  
loskoppelen, vergrendel dan de auto 
en wacht minimaal vijf minuten. Het resetten 
van de onderhoudsindicator zal anders niet 
worden opgeslagen.  
  Op  0  zetten  
 Het  PEUGEOT-netwerk  zet de  
onderhoudsindicator na elke 
onderhoudscontrole weer op 0.  
 Als u zelf de onderhoudscontrole  
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de 
onderhoudsindicator op de volgende wijze 
op 0 gezet worden:  
   -   zet het contact af, 
  -   druk op de resetknop van de dagteller 
en houd deze ingedrukt, 
  -   zet het contact aan.  
 De kilometerteller begint terug te tellen. 
 Laat de knop los als de onderhoudsindicator  
 
"=0"   aangeeft; de sleutel verdwijnt. 
  Motorolieniveaumeter  
 Bij het aanzetten van het contact wordt eerst  
de onderhoudsindicator weergegeven en 
vervolgens gedurende enkele seconden het 
motorolieniveau.    Olieniveau correct   
  Te weinig olie  
 Als de aanduiding  
"OIL"  
knippert in combinatie  
met het verklikkerlampje 
service, een 
geluidssignaal en een melding op het display, 
is het motorolieniveau te laag, waardoor 
ernstige motorschade kan ontstaan.  
 Controleer het olieniveau met de peilstok.  
Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet 
olie worden bijgevuld.  
  Storing  
motorolieniveaumeter  
 Als de aanduiding  
 
"OIL --"   knippert, duidt 
dit op een storing in 
de motorolieniveaumeter.  Raadpleeg het 
PEUGEOT-netwerk.  
 Een controle van het olieniveau is 
alleen betrouwbaar als de auto op 
een vlakke, horizontale ondergrond staat 
en de motor minstens 15 minuten niet heeft 
gedraaid.     Oliepeilstok 
  A
  = maxi, het oliepeil mag nooit 
boven dit niveau uitkomen. Een te  
hoog oliepeil kan schade aan de 
motor veroorzaken.  
 Raadpleeg in dat geval zo snel  
mogelijk het  PEUGEOT-netwerk .  
   
B   = mini, als het oliepeil niet 
boven dit niveau uitkomt, moet  
het voor de motor van uw auto 
voorgeschreven type motorolie 
worden bijgevuld via de vuldop.   
  Nulstelling  dagteller  
 Druk, terwijl het contact aan  
is, de knop in tot de nullen 
verschijnen.  
  Dimmer dashboardverlichting 
 Druk, tijdens het branden 
van de verlichting, op de 
knop om de sterkte van 
de dashboardverlichting te 
veranderen. Als de verlichting de zwakste 
(of felste) stand heeft bereikt, laat dan de knop 
los en druk deze vervolgens opnieuw in om de 
verlichting weer feller (of zwakker) te maken.  
 Laat de knop los zodra de gewenste  
lichtsterkte is bereikt.         
Page 36 of 225

34
 Cockpit 
 Als u na deze handeling de accu wilt  
loskoppelen, vergrendel dan de auto 
en wacht minimaal vijf minuten. Het resetten 
van de onderhoudsindicator zal anders niet 
worden opgeslagen.  
  Op  0  zetten  
 Het  PEUGEOT-netwerk  zet de  
onderhoudsindicator na elke 
onderhoudscontrole weer op 0.  
 Als u zelf de onderhoudscontrole  
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de 
onderhoudsindicator op de volgende wijze 
op 0 gezet worden:  
   -   zet het contact af, 
  -   druk op de resetknop van de dagteller 
en houd deze ingedrukt, 
  -   zet het contact aan.  
 De kilometerteller begint terug te tellen. 
 Laat de knop los als de onderhoudsindicator  
 
"=0"   aangeeft; de sleutel verdwijnt. 
  Motorolieniveaumeter  
 Bij het aanzetten van het contact wordt eerst  
de onderhoudsindicator weergegeven en 
vervolgens gedurende enkele seconden het 
motorolieniveau.    Olieniveau correct   
  Te weinig olie  
 Als de aanduiding  
"OIL"  
knippert in combinatie  
met het verklikkerlampje 
service, een 
geluidssignaal en een melding op het display, 
is het motorolieniveau te laag, waardoor 
ernstige motorschade kan ontstaan.  
 Controleer het olieniveau met de peilstok.  
Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet 
olie worden bijgevuld.  
  Storing  
motorolieniveaumeter  
 Als de aanduiding  
 
"OIL --"   knippert, duidt 
dit op een storing in 
de motorolieniveaumeter.  Raadpleeg het 
PEUGEOT-netwerk.  
 Een controle van het olieniveau is 
alleen betrouwbaar als de auto op 
een vlakke, horizontale ondergrond staat 
en de motor minstens 15 minuten niet heeft 
gedraaid.     Oliepeilstok 
  A
  = maxi, het oliepeil mag nooit 
boven dit niveau uitkomen. Een te  
hoog oliepeil kan schade aan de 
motor veroorzaken.  
 Raadpleeg in dat geval zo snel  
mogelijk het  PEUGEOT-netwerk .  
   
B   = mini, als het oliepeil niet 
boven dit niveau uitkomt, moet  
het voor de motor van uw auto 
voorgeschreven type motorolie 
worden bijgevuld via de vuldop.   
  Nulstelling  dagteller  
 Druk, terwijl het contact aan  
is, de knop in tot de nullen 
verschijnen.  
  Dimmer dashboardverlichting 
 Druk, tijdens het branden 
van de verlichting, op de 
knop om de sterkte van 
de dashboardverlichting te 
veranderen. Als de verlichting de zwakste 
(of felste) stand heeft bereikt, laat dan de knop 
los en druk deze vervolgens opnieuw in om de 
verlichting weer feller (of zwakker) te maken.  
 Laat de knop los zodra de gewenste  
lichtsterkte is bereikt.         
Page 65 of 225

 63
   Praktische  voorzieningen   
ERGONOMIE en COMFORT
3
 INDELING CABINE 
 Afhankelijk van de uitvoering is de cabine  
voorzien van de volgende inrichting.   Dashboardkastje  
 Het dashboardkastje is voorzien van een  
slot en is afsluitbaar met de sleutel.  
 Als de auto is voorzien van airconditioning,  
kan het dashboardkastje worden 
gekoeld. Het dashboardkastje bevat drie 
aansluitingen voor externe elektronische 
apparatuur (videocamera, ...) als de auto is 
voorzien van een kleurenscherm.  
 Bovendien bevat het dashboardkastje  
bekerhouders en speciale ruimtes voor 
wegenkaarten, een pakje sigaretten, een 
document met A4-formaat, een pen, enz.     Opbergvak  
 AAN BOORD 
  Zonneklep  
 Klap de zonneklep omlaag om verblinding  
door de zon te voorkomen.  
 De zonneklep aan de bestuurderszijde is  
voorzien van een etui voor het opbergen van 
tolkaarten, tickets, ...      
Page 66 of 225

64
   Praktische  voorzieningen   
  Asbak     Opbergvak  en  flessenhouder  (1,5  L)     Bekerhouder 
 Gemorste vloeistof kan bij contact met  
schakelaars op het dashboard en de 
middenconsole storingen veroorzaken. 
Wees daarom voorzichtig met het gebruik 
van de bekerhouder.  
  12  V-aansluiting  
 De 12 V-aansluiting, type aansteker, is  
geschikt voor apparaten met een vermogen 
tot maximaal 120 W.      
Page 86 of 225

84
   Airbags   
  Gebruiksvoorschrift  
 Maak er een gewoonte van om normaal  
rechtop in de voorstoelen te zitten.  
 Draag altijd een correct afgestelde  
veiligheidsgordel.  
 Zorg dat er zich niets bevindt tussen  
de airbag en de inzittenden (kinderen, 
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede 
werking van de airbag belemmeren en/of 
de inzittende bij het opblazen van de airbag 
verwonden.  
 Laat na een aanrijding of diefstal van uw  
auto de airbagsystemen controleren.  
 Het is beslist niet toegestaan om  
werkzaamheden uit te voeren aan 
airbagsystemen, raadpleeg hiervoor het 
 PEUGEOT -netwerk.  
 Zelfs als alle bovenstaande voorschriften  
worden nageleefd, blijft de kans bestaan 
op letsel of lichte brandwonden aan het 
hoofd, de borst of de armen als de airbag 
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk 
zeer snel opgeblazen (binnen enkele 
milliseconden) en loopt vervolgens even 
snel leeg, waarbij de warme gassen via de 
daarvoor bestemde openingen naar buiten 
stromen.    Zij-airbags  
 Bedek de stoelen uitsluitend met de  
goedgekeurde stoelhoezen. Deze 
belemmeren het activeren van de zij-airbags 
niet.  Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.   
 Bevestig nooit iets aan de rugleuning van  
de stoelen, dit zou bij het afgaan van de 
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan 
armen of middel.  
 Ga niet onnodig dicht tegen het  
portierpaneel zitten.   
  Airbags vóór  
 Houd het stuurwiel niet aan de spaken  
vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten.  
 Zorg ervoor dat de passagier zijn voeten niet  
op het dashboard laat rusten, hij kan anders 
ernstig letsel oplopen als de airbag wordt 
opgeblazen.  
 Het is raadzaam niet te roken in de  
auto. Als de airbag wordt opgeblazen, 
kunnen brandende sigaretten of een pijp 
brandwonden of ander letsel veroorzaken. 
 Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten 
in de stuurwielbekleding en sla er niet op.    
Page 87 of 225

86
   Airbags    Uitschakelen  
 Alleen de airbag aan passagierszijde kan  
worden uitgeschakeld:  
   -    Zet het contact af  
,  steek de sleutel in 
de schakelaar voor uitschakelen van de  
airbag aan passagierszijde, 
  -   draai deze in de stand   "OFF" , 
  -   verwijder de sleutel zonder de stand van  de sleutel te veranderen.  
  Airbags  vóór  
 Deze zijn voor de bestuurder in het midden  
van het stuurwiel en voor de passagier in 
het dashboard aangebracht. 
  Inschakelen  
 In de stand  
"OFF"  werkt de airbag 
aan passagierszijde bij een eventuele  
aanrijding niet.  
 Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan  
de schakelaar weer op   "ON"  om de airbag 
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid 
van uw passagier te garanderen.    Schakel voor de veiligheid van uw kind 
de airbag aan passagierszijde altijd 
uit als u een kinderzitje met de rug in de 
rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders 
kan een kind bij het afgaan van de airbag 
levensgevaarlijk gewond raken.  
 Het verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel brandt zolang 
de airbag is uitgeschakeld. 
  Activering  
 Ze worden tegelijkertijd geactiveerd,  
behalve als de airbag aan passagierszijde 
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale 
aanrijding binnen de impactzone  
A , in de 
lengterichting van de auto en vanaf de 
voorzijde richting de achterzijde van de auto, 
die zich op een horizontale ondergrond moet 
bevinden.  
 De airbag vóór wordt opgeblazen tussen  
de inzittende vóór en het dashboard om 
te voorkomen dat de inzittende naar voren 
wordt geworpen.     Als dit verklikkerlampje op 
het instrumentenpaneel gaat 
branden in combinatie met een 
geluidssignaal en een melding op 
het display, laat het systeem dan controleren 
door het  PEUGEOT -netwerk. 
  Storing airbag vóór 
 Als de twee verklikkerlampjes airbag 
permanent branden, plaats dan geen 
kinderzitje met de rug in de rijrichting. 
 Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.