Peugeot iOn 2012 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2012, Model line: iOn, Model: Peugeot iOn 2012Pages: 168, PDF Size: 4.95 MB
Page 11 of 168

.In één oogopslag
9
Juiste zitpositie
Voorstoelen
38
1.
Hoogteverstelling van de hoofdsteun. 2.Rugleuningverstelling. 3.Hoogteverstelling van de zitting vande bestuurdersstoel. 4.
Ver stelling in lengterichting.
Page 12 of 168

In één oogopslag
10
Comfort
Buitenspiegels
A.
Selecteren van de buitenspiegel.B.Verstellen van de buitenspiegel.C.Inklappen / Uitklappen
42
Binnenspiegel
Uitvoering met handbediende
dag-/nachtstandinstelling
1. Selecteren van de dagstand van de spiegel.2.
Verstellen van de binnenspiegel.
43
1.
Gordel verstellen. 2.Gordel vastgespen. 3.Controle van de vergrendeling door aan de gordel te trekken.
Veiligheidsgordels
75
Page 13 of 168

.In één oogopslag
11
Zicht
Verlichting
Ring A
Rin
g B
Ruitenwissers
57
Ruitenwisser vóór
60
Ruitenwisser achter
60 Dimlicht
/grootlicht.
Parkeerlicht.
Automatische verlichting.
Uit.
Mistlampen vóór en mistachterlicht. Uit.
Int
erval.
Wissen en sproeien. É
én keer wissen.
Uit.
Interval
(snelheid handmatig
instelbaar).
Lage wissnelheid.
Hoge wissnelheid.
Page 14 of 168

In één oogopslag
12
Goede ventilatie
Airconditioning
Te mperatuur instellen.
L
uchthoeveelheidinstellen.
Luchtverdelin
g instellen.
Luchttoevoer van buitenaf
/
Luchtrecirculatie.
T
oets "MAX".
Airconditionin
g A AN / UIT.
49
Verwarming / Ventilatie
Page 15 of 168

.In één oogopslag
13
Veiligheid voor alle inzittenden
1.Open het dashboardkastje.
2. Steek de sleutel in de schakelaar.3.Selecteer de stand:"ON"(inschakelen) wanneer een passagier
op de voorstoel zit of een kinderzitje voor
ver voer met het gezicht in de rijrichting isbevestigd, "OFF"
(uitschakelen) wanneer een
kinderzitje voor ver voer met de rug in de rijrichting is bevestigd.
Airbag voorpassagier
Met behulp van de twee ringen Atussen de
rugleuning en de zitting van de zitplaats kunt u een ISOFIX-kinderzitje bevestigen.
De ring B
aan de bovenzijde van de rugleuning
is bestemd voor de bovenste riem, TOP TETHERgenaamd.
ISOFIX-bevestigingen
79
Kinderbeveiliging
A.
Geblokkeerd.
B. Vrijgegeven.
7
0
67
Page 16 of 168

In één oogopslag
14
Controle tijdens het rijden
1.
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oranje en rode waarschuwingslampjes branden. 2. Als de motor draait, gaan deze lampjes uit.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden.
Controlelampjes
19
A. Neutrale stand.
B.Energieverbruik. C.Zone "Eco".D. Zone "Charge".
Verbruiks-/
energieopwekkingsindicator
27
Naarmate de beschikbare hoeveelheid energie van de tractiebatterij geringer wordt, krijgt de bestuurder
vier waarschuwingen achter elkaar:-als nog slechts 2 streepjes op deenergievoorraadmeter branden gaat het symbooltje (brandstofpomp met stekker) knipperen: de reser vevoorraad wordt aangesproken.
- Het laatste streepje van de energievoorraadmeter knippert.- Het laatste streepje gaat uit: de actieradius wordt niet meer weergegeven, de
ver warming en de airconditioning worden uitgeschakeld.
Waarschuwing lage
energievoorraad
- Dit symbooltje gaat op het
instrumentenpaneel branden:
Geleideli
jk aan is er steeds minder
vermogen beschikbaar.
26
Page 17 of 168

.In één oogopslag
15
Onder het rijden
P.
Parking (Parkeerstand). U moet het rempedaal intrappen als u deselectiehendel vanuit de stand P in een andere stand wilt zetten.R.Reverse (Achteruit). N.
Neutral (Vrij).D.Drive (Voor uit r ijden).
Selectiehendel
55- Controleer of de selectiehendel in stand
Pstaat.
- Steek de sleutel in het contact.
- Draai de sleutel in stand 4 (START).- Houd de sleutel enkele seconden indeze stand tot het lampje " READY " gaatbranden en er een geluidssignaal klinkt.
- Laat de sleutel los.
De sleutel in het contact draait automatisch
terug in stand 3 (ON).
Motor starten
53
- Zet de auto helemaal stil.
- Houd het rempedaal ingetrapt.
- Zet de selectiehendel in stand P
. P
- Trek de parkeerrem aan.
- Draai de sleutel tegen de wijzers van deklok in, in de stand LOCK.
Motor afzetten
53
Page 18 of 168

In één oogopslag
16
Laden
Bij het snelladen wordt de auto via een speciale
aansluiting op een voedingsbron aangesloten.A.Hendel in het interieur. B.Klepje snellaadaansluiting (linkerzijde vanauto).
C.Afdekkap.
De daarvoor benodi
gde kabel zit vast aan het speciale snellaadapparaat.
Snelladen **
86
Controleer of het snellaadapparaat met laadkabel geschikt is voor uw auto.
**
Vol
gens uitvoering.
Deze procedure biedt de mogelijkheid om de auto met behulp van een stekker aangesloten op hetgewone elektriciteitsnet op te ladenA.Hendel in het interieur. B.Klepje aansluiting buitenzijde (rechterzijde van auto). C.Afdekkap.
Normaal laden
82
Laad de tractiebatterij eens in de2 weken helemaal op; hiermee zorgt u voor een lange levensduur van detractiebatterij.Volg de procedure voor normaalladenom de batterij (via het normalelichtnet) helemaalop te laden tothet systeem zichzelf automatischuitschakelt (laadstroomlampje op hetinstrumentenpaneel uit).
Controleer voordat u de stekker aansluit, of het elektriciteitsnet datu voor het laden wilt gebruiken,voldoet aan de specificaties die op hetcontrolepaneel van de laadkabel zijn aangegeven *
. Laat uw elektriciteitsnet vooraf en ver volgens periodiek door een
erkend installateur controleren.
Gebruik uitsluitend een laadkabel vanPEUGEOT.
Gebruik geen verlengkabels, stekkerblokken, adaptersof programmeerbare apparatuur.
*
(Bijvoorbeeld in Frankrijk: norm NF C 15 -100).
Page 19 of 168

.In één oogopslag
17
Zuinig en milieuvriendelijk rijden
Met enkele praktische tips voor in het dagelijkse gebruik kunt u het energieverbruik van de auto beperken en de actieradius vergroten.
Hanteer een soepele rijstijl
Het energieverbruik van uw auto is sterkafhankelijk van de omstandigheden op de weg,
van uw rijstijl en van de rijsnelheid.
Probeer altijd een soepele rijstijl te hanteren.
Ri
jd zo veel mogelijk in het "Eco" -zone
van de energiemeter: accelereer rustig en gelijkmatig, rijd waar mogelijk met eenconstante en gematigde snelheid.
Energie herwinnen
Anticipeer tijdens het rijden zodat u energie kunt terugwinnen en de actieradius van deauto kunt vergroten.
Gebruik de "Charge"-zonevan de verbruiks/energieopwekkingsindicator zo veel mogelijk: anticipeer op de omstandigheden door de auto
tijdig te laten uitrijden in plaats van te remmen.
Gebruik van elektrische
uitrusting
De verwarming en de airconditioning krijgen
hun energie van de tractiebatterij. Als deze voorzieningen te veel worden gebruikt,zal de actieradius van de auto beduidend afnemen. Schakel ze daarom uit zodra de auto op de gewenste
temperatuur is en controleer elke keer bij het star ten
of de airconditioning of de verwarming aan staat. Probeer ook het gebruik van de
voorruitontwaseming, de achterruitverwarming en de stoelver warming zo veel mogelijk te
beperken.
Voorkom onnodig
energieverbruik
Neem, net als bij andere auto's, geen onnodige
lading (gewicht) mee en voorkom dat de stroomlijn van de auto wordt doorbroken (rijden
met open ruiten bij snelheden boven de 50 km/h, allesdragers op het dak, dakkoffer…).
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatigen houd u aan het door PEUGEOT
voorgeschreven onderhoudsschema.
Page 20 of 168

Controle tijdens het rijden
18
Instrumentenpaneel De klokken en controlelampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto.
1.Indicatorlaadtoestand tractiebatterij.rWeergave stand selectiehendel.2.Verbruiks-/energieopwekkingsindicator.3.Snelheidsmeter.4.
Display.
A.Kilometerteller.B.Dagteller (Tr aject A of B).C.Dimmer dashboardverlichting.D.Onderhoudsindicator (in kilometers totde volgende onderhoudsbeurt).E.Onderhoudsindicator (in tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt).F.Actieradiusindicator.
5.Bedieningsknop display. Achtereenvolgens weergeven van de
verschillende functies.
Nulstelling van de geselecteerde functie(dagteller of onderhoudsindicator).
Instellen van de lichtsterkte van deverlichting.
Raadpleeg de desbetreffende paragraaf voor
meer informatie.
Klokken
Display